Laurenzo Theuma laat Oostends erfgoed en hedendaags wonen hand in hand gaan

De voormalige oesterkwekerij bevat nu een loft, kantoorruimte en een kunstgalerij in de kelderverdieping, waar vroeger de oesterkweek plaatsvond. © ML
Marc Loy
Marc Loy Medewerker KW

Vastgoedhandelaar Laurenzo Theuma (49) heeft letterlijk zijn hart verpand aan het historisch erfgoed van zijn geboortestad. “Er is al te veel afgebroken in Oostende dat het bewaren waard was”, vindt hij. Met de restauratie van een erg vervallen pand in de Langestraat en de renovatie van de vishandel Antoine in de Dwarsstraat bewijst hij dat erfgoed en hedendaags wonen elkaar best kunnen vinden. In Vishandel Antoine bracht hij de iconische schelpenvitrine terug, in de Langestraat bevond zich de laatste oesterkwekerij binnen de stadswallen.

Dat niet ieder oud gebouw beschermd moet worden, beseft Laurenzo Theuma terdege. Maar de afbraakwoede van sommige bouwpromotoren stoort hem en hij bewijst dat het ook anders kan. “Oude huizen zijn het stenen geheugen van een stad of dorp. Hun aanwezigheid conserveert soms eeuwen lokale geschiedenis. Dit verleden moeten wij als de huidige generatie respectvol doorgeven aan wie na ons komt”, vindt de vastgoedhandelaar. “Anders sloopt de stad zichzelf al bouwend, zoals ooit een dichter schreef.”

Florissante oesterteelt

Met de pas gerealiseerde renovatie van de voormalige vishandel Antoine in de Dwarsstraat behoedt hij het pand voor afbraak en nieuwbouw en krijgt de attractieve schelpencollectie van het echtpaar Vanhoeck-Pierre asiel in de etalage van de vroegere winkel. Ook met de ingrijpende restauratie van de voormalige en meteen laatste oesterkwekerij in de Langestraat 91-93 realiseerde Laurenzo zijn visie op hoe om te gaan met ons stadserfgoed.

Op deze tekening van rond 1900 zie je waar zich vroeger de oesterputten achter het pand bevonden.
Op deze tekening van rond 1900 zie je waar zich vroeger de oesterputten achter het pand bevonden. © ML

Vanaf de tweede helft van de 18de eeuw floreert de oesterteelt in Oostende. Omdat de Engelsen eerder al de wilde oesterbanken voor onze kust hadden leeggevist, worden jonge oesters vanuit Engeland aangevoerd om in de vele oesterputten te vetten. De Gentse broers Jan en Pieter De Loose starten in 1765 met het allereerste oesterpark in Oostende.

Tsaar smult mee

Een eeuw later telt Oostende op zijn minst een achttal kwekerijen en wordt oesterbroed aangevoerd van over het Kanaal. De meestal familiaal gerunde oesterputten liggen verspreid in het stadscentrum, op de Oosteroever, het Hazegras en in de westelijke uitbreiding. De Ostendaises of Royales d’Ostende worden tijdens de belle epoque internationaal gesmaakt door de beau monde: van het hof van de Russische tsaar tot in Parijs en de rest van Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk en de Balkanlanden.

De Langestraat is van oudsher al een belangrijke handelsstraat: “Altijd vonden er bakkers, slagers en sloepenbouwers hun stek. Net als een slachthuis, kloosters, gebedshuizen, consulaten en herbergen”, zegt Laurenzo. Trouwens ook vandaag conserveert die straat nog merkwaardige panden: het Stadsmuseum, ooit een koninklijke residentie, het woonhuis van Constant Permeke en de vrij recent gerenoveerde Engelse kerk. “Akkoord, je kunt niet ieder gebouw behoeden voor sloop, maar als ik een pand met een verhaal kan redden door er een meerwaarde aan te geven zal ik me daar ten volle voor inzetten. Je begrijpt dan ook dat mijn hart bloedde telkens ik voorbij het verkrotte pand Langestraat 91-93 passeerde. Ooit herbergde dit huis de laatste oesterkwekerij binnen de stadswallen. De oesterputten in de kelder en die in openlucht strekten zich uit tot de Ooststraat en besloegen ca. 2.250 vierkante meter. Er werden ook een tijd kreeften gekweekt. Er liep een leiding die vers zeewater uit het huidige Montgomerydok aanvoerde. Bij laag water is die opening in de kaaimuur trouwens nog altijd te zien. Na het verdwijnen van de oesterkweek was er tot enkele decennia opnieuw een viswinkel.”

Laten verkrotten

“Te lang heeft het pand leeggestaan”, vindt Laurenzo. “Met het oog op winstgevende nieuwbouw liet men het gebouw bewust verkrotten. Onder de mom van dreigend instortingsgevaar en om zogezegd de veiligheid van de passanten te garanderen liet een aannemer alle kostbare decoratieve elementen aan de gevel wegkappen. Het heeft me nadien veel geld gekost om de gevel in zijn oorspronkelijke glorie te restaureren. Maar ik juich wel toe dat de stad zijn erfgoeddienst meer functioneel en toegankelijk heeft gemaakt zodat korter op de bal kan worden gespeeld bij de afhandeling van erfgoedossiers.”

Vandaag verbergt de opgeknapte gevel onder het dak een 325 vierkante meter grote flat, zeg maar loft, en een kantoorruimte op de gelijkvloerse verdieping. In de oorspronkelijke kelderverdieping voor de oesterkweek huist momenteel kunstgalerie De Feniks van kunstschilder Luc Martinsen die er zijn gewaardeerde tentoonstellingen organiseert.

Lees meer over: