Mauri Vansevenant, niet zoals Melchor Mauri Prat

Mauri
Tom Vandenbussche

Valladolid, donderdag 16 mei 1991. De 46ste editie van de Vuelta nadert zijn apotheose. Aan de vooravond van de 53 km lange tijdrit in Valladolid wijst Eufemiano Fuentes naar zijn koelbox. “Hierin zit de sleutel voor de Vuelta”, orakelt de ploegdokter van Once. Een dag later raast Melchor Mauri Prat, kopman van de loterijploeg, als een bolide over Spaanse wegen. Het verdict is hard: Miguel Indurain krijgt ruim een minuut aan de broek. Melchor wint op zijn 25ste zijn eerste grote ronde. En spreekt. “Pas nu realiseer ik wat mijn mogelijkheden zijn.”

Acht jaar later en 1.297 kilometer noordelijker ziet in West-Vlaanderen de zoon van Wim Vansevenant en Vicky Acke het levenslicht. Vicky’s opa heette Mauritz, terwijl papa Wim, profwielrenner bij het kleine Collstrop, al jaren tegen Melchor Mauri koerst. Het dolgelukkige koppel sluit al vlug een compromis. De Spaanse familienaam wordt een West-Vlaamse voornaam. Mauri Vansevenant is geboren.

Ook Mauri wordt coureur. Eerst in het veld, met sporadisch ook een zijsprongetje naar de weg. Zoals die keer in juni 2014, wanneer Mauri en dorpsgenoot Vincent Cavey tijdens hun dagelijkse fietstrip naar school onder elkaar bedisselen om er in de kermiskoers van Snellegem meteen de beuk in te gooien. Het resultaat is navenant. De derde in de uitslag, Robbe Debuyck, volgt aan de meet op bijna drie minuten.

Een slechte crosser is Mauri niet. Als er modder aan te pas komt, zijn Yentl Bekaert en Arno Debeir, de twee West-Vlaamse hoogvliegers van zijn generatie, niet meer onaantastbaar. Maar, zo vertrouwt toenmalig bondscoach Rudy De Bie ons in november 2014 op de Pyfferoen-weide in Baliebrugge al fluisterend toe: “Mauri is van nature geen crosser. Op de weg zal hij zijn kracht beter kwijt kunnen.”

Mauri luistert. In 2017 volgt een eerste selectie voor de nationale ploeg. In de Tour des Pays de Vaud door het altijd prachtige Romandië vecht Mauri twee verbeten duels uit met Europees tijdritkampioen Andreas Leknessund. Bondscoach Carlo Bomans is in de zevende hemel. “Daar in Zwitserland, dat was meer dan zomaar een paar flitsen, hé.”

De rest is geschiedenis. Mauri’s levensbedreigende val in de Classique des Alpes. De maandenlange revalidatie die erop volgde. De witte trui van beste jongere in de Giro della Valle d’Aosta. De solo over de Soulor en de Aubisque in de Tour du Piémont Pyrénéen. Zijn eindzege in datzelfde Aosta, 36 jaar na wijlen Luc Wallays. En finaal ook de overstap naar het grote Deceuninck-Quick.Step van Patrick Lefevere.

Overal waar Mauri’s naam valt, komen dezelfde anekdotes terug. Die van de boerenzoon die jarenlang op de tien jaar oude koersfiets van papa Wim reed. Die van het jongetje dat, als je een interview met hem wilde, enkel via vaders gsm bereikbaar was en daarbij net zoals zijn voorbeeld Yves Lampaert altijd zichzelf bleef. Legendarisch blijft zijn antwoord op onze vraag met welke knappe dame hij wel eens een fietstochtje zou willen ondernemen. “Ik zou het niet weten.”, steigerde Mauri. “En als dat wel zo was, zou ik het niet aan je neus hangen.”

Op 20 juli 2020 maakt Mauri zijn profdebuut. Vergelijken met zijn Spaanse naamgenoot doen we liever niet. De timide Catalaan uit Vic kon zijn huzarenstukje van mei 1991 nooit meer herhalen en gelukkig is ook van Once al lang geen sprake meer. Wat nu telt, is de toekomst. Die is aan de jeugd. Aan Egan Bernal Gomez. Aan Tadej Pogacar. Aan Remco Evenepoel. En misschien ook aan Mauri Vansevenant.