Eli Iserbyt: “Mijn geluk? Dat mijn ouders me nooit gepusht hebben”

Tom Vandenbussche

Voor de derde winter op rij is Eli Iserbyt als een komeet aan het veldritseizoen begonnen. En dus verschijnt de nog altijd maar 24-jarige West-Vlaming zondag als topfavoriet aan de start van het EK in Nederland. Wij zochten Iserbyt op bij hem thuis in Kuurne voor een openhartig gesprek. “Ik ben een heel moeilijke persoon.”

Wat gaat de tijd snel. Elf jaar is het geleden dat Eli Iserbyt in Leopoldsburg Belgisch kampioen veldrijden bij de 14-jarige aspiranten werd voor Cédric Beullens, nu prof bij Sport Vlaanderen-Baloise, en Thibaut Panis. We vragen hem of hij nog weet wat Rudi Van de Sompel, toen al zijn coach, na afloop in deze krant liet optekenen. “Niet te veel trainen?”, kaatst Iserbyt de bal terug. “Rustig groeien? Dat ik explosief was en optrekken na de bochten mijn ding was?”

Bij zijn laatste antwoord knikken we bevestigend. Van de Sompel zei letterlijk: Eli kan enorm snel optrekken. De tegenstanders moeten na elke bocht vijf of zes meter dichtrijden en dat kunnen ze niet blijven doen. Iserbyt moet spontaan lachen. “Dat is nog niet veranderd, hé. Het is altijd mijn sterkste punt geweest. Zeker in crossen als Ruddervoorde zie je dat duidelijk. Het is iets dat ik heel graag doe. Eigenlijk verandert er nooit veel in vergelijking met vroeger. Je wordt wel ouder, rijdt tegen andere renners op internationaal niveau, maar uiteindelijk is en blijft de basis hetzelfde.”

Kan je dat in cijfers uitdrukken?

Iserbyt: (knikt) “1.200 tot 1.300 watt, wat veel is voor iemand van mijn gewicht. Langere inspanningen zijn moeilijker voor mij, maar gelukkig heb ik die in de cross niet vaak nodig. Ik werk er hard aan in de fitness en bij de kinesist, gericht op die inspanningen van vijf seconden. Het is niet omdat het mijn sterkste punt is dat ik er niet op moet trainen. Nu, tijdens het seizoen, valt dat wel mee en moet ik enkel onderhouden en fris blijven. Maar in de zomermaanden zit ik vaak in de fitness en bij de kinesist voor core stability en kracht. Een half jaar lang doe ik vooral dat. Voor sommigen is dat heel lang en slopend, maar ik heb daar geen problemen mee, want nu pluk ik er de vruchten van.”

Rudi Van de Sompel, een 51-jarige Maldegemnaar, is al die tijd jouw coach gebleven, al meer dan elf jaar intussen. Hoe belangrijk is Rudi voor jou?

Iserbyt: “Mijn ouders en ik wisten niets van de cross. Wat is een Grifo (een bandentype, red.)? Dat wisten wij niet. Rudi was in het begin vooral op dat vlak heel belangrijk. Hij vond meteen dat er iets in mij zat, maar ik deed wel alles verkeerd. Ik reed te groot en ik reed te hard. Zo is dat gegroeid en hebben we een persoonlijke band uitgebouwd. Ik luister naar hem en hij luistert naar mij. Dat is heel belangrijk.”

Het is nooit in je hoofd opgekomen om van trainer te veranderen?

Iserbyt: “Absoluut niet. Ik hoef geen trainer die zegt: doe dit, doe dat en volgende week hoor ik je wel. Ik heb heel veel aan Mario De Clercq en Richard Groenendaal, de ploegleiders bij mijn ploeg (Pauwels Sauzen-Bingoal, red.), maar alles gebeurt in samenspraak met Rudi. Voor het profiel van de crosser die ik ben, is Rudi de beste coach die ik me kan inbeelden. Ik zeg niet dat hij van iedereen een kampioen maakt, maar voor mij is hij de perfecte trainer. Rudi is hard en niet hard. Hij laat je hard trainen, maar hij laat het niet hard overkomen. Ik denk dat ik ook slim genoeg ben om soms zelf te bepalen wat goed of slecht voor me is. Het klikt perfect tussen Rudi en ik. Neen, iemand anders heb ik niet nodig.”

Tien jaar geleden als nieuweling vertelde je in een interview met deze krant: “Ik heb ambitie om het ver te schoppen, al lig ik daar nu nog niet wakker van.” Is dat een correcte samenvatting van hoe jij het als jeugdrenner hebt aangepakt? Het is met jouw carrière altijd gestaag omhoog gegaan.

Iserbyt: (knikt) “Dat komt omdat ik graag naar school ging. Ik hoefde niet per se te fietsen, maar dat fietsen ging wel supergoed. Ik heb het geluk gehad dat ik als jeugdrenner nooit tegenslag gehad heb, alleen misschien die ene keer als junior op het WK in Tabor (Tsjechië). Maar dat ik graag naar school ging en het daar ook goed deed, gaf me een andere visie. Koersen was oké, maar school heeft heel lang op de eerste plaats gestaan.”

Was dat dankzij je ouders?

Iserbyt: “Niet actief, maar zij hebben me daarin altijd vrij gelaten. Zij vonden dat ik een hobby moest kiezen en daarin zouden ze me steunen. Als ik zwemmer was geworden, zou het voor hen ook goed geweest zijn. Dat is een kunst. Zeker vandaag is dat niet evident. Ik zeg het niet graag, maar nu is het bij de jeugd echt schrijnend. Hoe mensen hun kinderen soms pushen… Ik heb daarin geluk gehad. De koers interesseerde mijn ouders, maar het interesseerde hen ook niet.”

Wat als je Rudi Van de Sompel op 12-jarige leeftijd niet was tegengekomen?

Iserbyt: “Dan zou het moeilijk geweest zijn, maar mijn ouders en ik zijn wel mensen die ons laten omringen door anderen als we het zelf niet weten. Alleen is het nu onmogelijk te zeggen of ik in dat geval nog met die persoon zou samenwerken. Dat is niet evident, want ik ben een heel moeilijke persoon.”

Vertel.

Iserbyt: “Het moet allemaal goed en in orde zijn. Ik werk niet graag samen met mensen die het laten hangen en niet professioneel zijn. En dan zal je ook snel weten wat ik ervan vind.”

Na je wereldtitel als eerstejaarsbelofte in Zolder in 2016 zei Kris Wouters, je toenmalige ploegleider bij Telenet-Fidea: “Eli heeft zijn eigen karakter, maar net dat maakt hem zo goed.”

Iserbyt: “Ik heb altijd een plan. Als ik iets doe, zit er altijd iets achter. Als iemand dan zijn mening geeft, kan ik het moeilijk aanvaarden als dat niet in mijn plan past. Dat is een moeilijk punt aan mij, maar dat komt puur omdat ik weet wat ik moet doen om dat doel te bereiken. Dat klinkt misschien grof, maar dat is het perfectionistische in mij.”

Van wie heb je dat?

Iserbyt: “Euhm…”

Vriendin Fien: “Van je mama.”

Eli Iserbyt in actie tijdens de Koppenbergcross van afgelopen maandag. (foto Belga)
Eli Iserbyt in actie tijdens de Koppenbergcross van afgelopen maandag. (foto Belga) © DAVID STOCKMAN BELGA

Iserbyt: “Ja? Ik zou het niet weten. Echt zelfzeker zijn, dat heb ik wel. Maar natuurlijk luister ik wel naar mensen en hun mening. Met Kris Wouters heeft het vroeger vaak gebotst. Hij was heel punctueel en had een duidelijke mening. Maar ik heb wel veel van hem opgestoken. Dat rust heel belangrijk is, hoe je op stage als een prof moet leven… Het heeft vaak gebotst tussen ons. Ik zocht de uitersten op. Als we een uur op bed moesten rusten, stond ik na vijftig minuten recht om te gaan trainen. Kris was heel hard voor een ploegleider bij de jeugd, maar achteraf gezien was dat voor mij een heel leerrijke periode.”

Nog een leuke anekdote haalde ik uit een interview met Sven Vanthourenhout, ook van begin 2016. Onze huidige bondscoach, toen aan zijn laatste maanden als crosser bezig, vertelde over de Kleicross in Lebbeke van eind oktober 2015, toen jullie samen met Sven Nys, die pech had gekend, in een groepje zaten en jij twee ronden hemel en aarde bewoog om in zijn spoor te blijven. Je was toen 17 jaar…

Iserbyt: (glimlacht) “Ik herinner me die cross nog goed. Toen Nys ons passeerde, riep Sven naar mij: neem zijn wiel en probeer hem zolang mogelijk te volgen. Ik heb dat gedaan, maar viel nadien compleet stil en werd ook door Sven Vanthourenhout nog ingehaald en achtergelaten. Toen heb ik even gevloekt, maar het is wel het mooiste voorbeeld van hoe je als jeugdrenner moet rijden. Op 17-jarige leeftijd wordt er niet verwacht dat je prijs rijdt en dan is het aan jezelf om te beslissen wat je doet. Ik zat in het wiel van de meest technische renner van dat moment en heb in twee ronden tijd veel van Nys bijgeleerd. Dat Sven Vanthourenhout nu, ondanks zijn hoge functie als bondscoach, nog altijd dezelfde persoon is, maakt het extra mooi. Dat siert hem.”

Ik heb eens in onze archieven gekeken. Weet je nog waar je twee dagen voor die fameuze Kleicross was?

Iserbyt: “Bij jullie zeker? Op de prijsuitreiking van WestSprint (het regelmatigheidsklassement van deze krant die jaarlijks de beste jeugdwielrenners uit de provincie bekroont, red.).”

Weet je nog wat je die avond vooral gedaan hebt?

Iserbyt: (grijnst) “Veel chocomousse gegeten… Ook dat herinner ik me nog. Het is een beetje mijn motto: ik laat niets en het is plezant. Het is niet omdat je even van je voedingsschema afwijkt dat het om zeep is. Ik panikeer dus niet als ik eens naar de frituur ga. Dat is tof en luchtig. Ik ben 110 procent prof, maar ik eet frieten. Dat verhaal van die chocomousses is daar een mooi voorbeeld van. Al at en dronk ik toen ook elke dag chocolade-ijs en liters Sprite. Dat is intussen wel veranderd. Maar de kleine dingetjes waar anderen mentaal volledig op afknappen, daar heb ik geen probleem mee. Als ik zin in chocolade heb, eet ik chocolade. Net dat maakt het makkelijker om eraf te blijven als het echt moet.”

Je mama vertelde me ooit dat je graag Nutella op je boterham eet. Maar dan wel Nutella met boterham, niet boterham met Nutella.

Iserbyt: (grijnst) “Klopt volledig. Maar ook dat is geminderd, moet ik zeggen.”

Niet onlogisch als je het moet opnemen tegen Wout van Aert en Mathieu van der Poel. Heb je de voorbije jaren eigenlijk ooit een interview moeten geven waarbij hun namen niet gevallen zijn?

Iserbyt: “Het hoort er nu eenmaal bij.”

Vorig jaar dacht ik in november echt dat je Van der Poel in Asper-Gavere zou verslaan. De winter ervoor stond er op dat parcours geen maat op jou.

Iserbyt: (knikt instemmend) “De dag ervoor in Antwerpen was ik te goed en heb ik te veel krachten verspeeld. Het Gavere van vorig jaar was ook niet het Gavere van twee jaar geleden, hé. Het is dubbel. In die periode van de winter zijn wij, de crossers die er al in september bij zijn, al iets minder fris en beginnen we ook stilaan meer te rekenen in functie van de klassementen. Maar dat neemt niet weg dat het doel om Mathieu ooit te verslaan er nog altijd is en ook blijft. En in Gavere vorig jaar heeft Pidcock bewezen dat het effectief kan.”

In afwachting daarvan wacht zondag al het Europees kampioenschap op de VAM-berg. Ken je het parcours daar?

Iserbyt: (knikt) “Deze zomer reed ik er een mountainbikewedstrijd. Het is er mooi, lastig en bergop. Iets dat me moet liggen dus. Lastig wordt het sowieso. De beste zal winnen. En als ik dat niet ben, kan ik daarmee leven. Het is tof om naar een kampioenschap op zo’n selectief parcours te gaan.”

Van wie verwacht jij vooral tegenstand?

Iserbyt: “Er zijn er veel, hé. Michael (Vanthourenhout, red.), Toon (Aerts, red.), Quinten (Hermans, red.), Laurens (Sweeck, red.)… Lars van der Haar mogen we zeker ook niet vergeten. Ik denk dat hij op dat parcours de gevaarlijkste is, ook omdat hij goed bergop rijdt. Soms is hij super, soms is hij slecht. Dat is altijd gevaarlijk.”

Over het WK: “Iets om naar uit te kijken”

Eind januari vindt in Fayetteville (Arkansas, VS) het WK plaats. Negen jaar nadat de crossers al eens een regenboogstrijd in Amerika afwerkten – Sven Nys en Klaas Vantornout vochten in Louisville een heroïsch duel uit – krijgt Eli Iserbyt de kans om een derde wereldtitel aan zijn palmares toe te voegen. In 2016 (Zolder) en 2018 (Valkenburg, NL) kroonde hij zich al tot wereldkampioen bij de beloften.

Drie weken geleden was de 24-jarige Kuurnenaar er al bij in Fayetteville voor de tweede Wereldbekermanche. Quinten Hermans won toen na een lange solo, terwijl Iserbyt op bijna een minuut Michael Vanthourenhout als tweede voorafging. Iserbyt won dit seizoen al acht van zijn twaalf crossen, maar dat is natuurlijk geen garantie om eind januari ook nog de beste te zijn. Integendeel, want dan zullen Mathieu van der Poel, Tom Pidcock en eventueel ook Wout van Aert weer van de partij zijn. “Daar wordt nu veel over gepraat, maar ik trek me er niets van aan. Zoiets weet je toch pas twee weken vooraf.”

Over de omloop in Fayetteville is Iserbyt lovend. “Het is een mooi en selectief parcours. De organisatoren hebben er veel moeite ingestoken. Het wordt iets om naar uit te kijken. Voor wie Fayetteville het meest geschikt is, hangt af van het weer. Als het niet regent, is het meer voor Mathieu en ik. Explosief en snel dus. Als het wel regent, moeten we rekening houden met Wout, maar ook met Toon en Quinten. Ik vind het mooi dat het parcours om de favoriet aan te duiden afhankelijk is van het weer.”