Op de Mercator met Jan Vanroose: “Toch iets betekend voor de maatschappij”

Jan Vanroose: “Mijn ouders wilden mij niet laten dopen, maar ik verdenk de nonnetjes in de kraamkliniek ervan dat stiekem toch te hebben gedaan (lacht).” © PETER MAENHOUDT
Dany Van Loo

Hij stapte de Camino de Santiago af mét een aanzienlijke omweg -, was een van de grondleggers van het syndicalisme in het leger, kan terugblikken op een boeiende politieke loopbaan en dankt zijn strijd tegen onverdraagzaamheid en onrecht naar eigen zeggen aan het feit dat hij een onecht kind was, een ‘bastaard’ noemt hij het zelf. Jan Vanroose (70) mag dan dit jaar afscheid genomen hebben van de politiek, van zijn overtuigingen en passies hoegenaamd niet.

Het is Jan Vanroose niet aan te zien, maar er heeft altijd een beetje een rebel geschuild in de minzame man die hij is. Op jonge leeftijd koos hij voor een loopbaan bij het leger en dat rebelse zorgde meteen voor vuurwerk.

Geen goeie vrienden met de oversten, denk ik.

“Eenmaal bij mijn eenheid in Duitsland aangekomen – ik was toen 19 jaar oud werd ik geconfronteerd met veel willekeur, machtswellust en onrechtvaardigheid. Dat trof mij heel erg en het zorgde ervoor dat ik een van de grondleggers werd van het syndicalisme in het leger. In die tijd was dat niet bepaald een eenvoudige aangelegenheid om aan te kaarten en dat is nog voorzichtig uitgedrukt. Er bestaan op vandaag wel degelijk overlegorganen, er is wetgeving, er zijn beroepsprocedures…. Maar toen, in de jaren ‘70, liep dat niet van een leien dakje. Ik herinner me nog een toespraak van de kolonel die het had over ‘subversieve elementen’ (lacht). Ik beschikte over een alcoholstencilmachine, waar we pamfletjes op draaiden met een antwoord op de kolonel. Een linkse vakbondsorganisatie: dat hadden ze in het leger nog nooit meegemaakt. Uiteindelijk hebben we dat toch kunnen realiseren. Later ging ik op het kabinet van toenmalig minister van Defensie Guy Coëme (PS) werken aan de desbetreffende syndicale wetgeving.”

En zo gaan we naadloos over naar jouw politiek engagement.

“In 1988 keerde ik terug uit Duitsland en werd vrij snel secretaris van de Oostendse SP-afdeling. In 1991 kwam Johan Vande Lanotte naar hier, wat toch op nogal wat tegenstand stuitte, niet in het minst van mensen die dankzij hem een mooie loopbaan hebben kunnen uitbouwen. Ik heb vanaf de eerste dag geloofd in Johan en in 1994 vroeg hij me om te komen werken op zijn kabinet van Binnenlandse Zaken. Ik leidde toen verkiezingscampagnes d en heb zo toch mee aan de basis gelegen van de grote socialistische meerderheid in Oostende, en daar zien wij nu de gevolgen van.”

Oei, wat moet ik daaronder verstaan?

Dat zorgde bij andere partijen voor heel wat frustratie en heeft absoluut geleid tot de huidige meerderheid. De enige lijm die hen samenhoudt is hun afkeer van Vooruit en ook een beetje uit wraak voor wat de socialisten hebben gerealiseerd in 24 jaar beleid.”

Vlug naar iets anders. Je hebt je ideeën over ons koloniaal verleden en de sporen die je daarover in Oostende terugvindt nooit onder stoelen of banken gestoken.

“Inderdaad. Dat is altijd een van mijn stokpaardjes geweest. Ik heb onder meer in de gemeenteraad altijd mijn visie daarover heel duidelijk verkondigd, vooral de manier om daarmee om te gaan. Ik heb nooit gepleit voor het wegnemen van beelden, maar wel om het debat in een correcte context te plaatsen. De mensen mogen gerust over de verdiensten van Leopold II voor Oostende weten, maar ze moeten ook geïnformeerd worden in wiens nadeel dat was en wat voor vreselijke zaken in dat verband zijn gebeurd, zeker in de tijd van de Congo-Vrijstaat. Zo ben ik bijvoorbeeld voorstander om het plein dat er komt na de afbraak van het oud zwembad te noemen naar Patrice Lumumba en er een standbeeld van de man te plaatsen, eigenlijk aan de achterkant van het ruiterstandbeeld van Leopold II aan de Drie Gapers. Zou dat geen mooi geheel vormen?”

Je stapte in 2004 de Camino naar Santiago de Compostella afgestapt, en maakte zelfs een zijsprong naar het oosten van Frankrijk? Wat zet iemand aan om zoiets te doen?

“Laat me eerst duidelijk zijn: ik ben niet gelovig, maar de Camino was een uitdaging die ik wou aangaan. Ik heb van Oostende naar Santiago gewandeld met een omweg van 780 kilometer omdat ik per se door het oosten van Frankrijk wou trekken. Ik ben vier maanden weggeweest, heb honderd dagen gestapt en ruim 2.600 kilometer afgelegd. De tocht zorgde er meteen ook voor dat ik als vrijzinnige in contact kwam met gelovigen in alle gradaties. Ik ben in een vrij onverdraagzaam vrijzinnig milieu opgevoed. En eerlijk: het wandelen naar Compostella heeft mij in dat opzicht verdraagzamer gemaakt, mij meer doen relativeren. En wat dat geloven betreft: ik ben geboren in een kraamkliniek in de Kaaistraat. Mijn ouders wilden mij niet laten dopen, maar ze hebben er altijd de nonnetjes van verdacht dat zij dat zonder hun weten toch gedaan hebben (lacht).”

Je zei dat je ‘onverdraagzaam vrijzinnig’ bent opgevoed. Toch een zware uitdrukking. Hoe was dat dan?

“Laat het mij cru zeggen: ik ben eigenlijk een bastaardkind, een onecht kind. Mijn ouders waren niet getrouwd toen ik werd geboren. Mijn vader was aan het scheiden. Hij heeft daardoor zijn werk verloren in een, om het voorzichtig te benoemen, christelijk geïnspireerde bank. En juist daaruit is die zogenaamde harde vrijzinnigheid uit gegroeid. Mijn ouders hebben toen jarenlang, in een comité met het toenmalige socialistische boegbeeld Camille Huysmans, onvermoeid geijverd om de wet terzake te wijzigen. Toen ik 16 was, is dat gebeurd en kreeg ik de naam van mijn vader. Ik moet toegeven dat hun strijd mij geïnspireerd heeft om te blijven gaan voor zaken waarin je gelooft. Dat was zeker zo met mijn strijd voor het syndicalisme in het leger. Al met al ben ik blij dat ik iets betekend heb voor de maatschappij.”

Lees meer over: