“Wij moeten wegblijven van het woke discours”: Matti Vandemaele is vlijmscherp voor eigen partij Groen in explosief interview

Matti Vandemaele is trots op zijn rol als federaal parlementslid: “Ik vind het een onwaarschijnlijk grote eer dat ik het volk mag vertegenwoordigen. Dat is toch geweldig? Er zijn maar 150 mensen die dat mogen doen, hé.” © Christophe De Muynck
Paul Cobbaert
Paul Cobbaert journalist

Groen beleeft een diepe crisis. Dat beseft ook Matti Vandemaele, kersvers parlementslid. De 43-jarige Kortrijkzaan trekt daarom fors aan de alarmbel. In zijn geheel eigen stijl: no-nonsense, zonder debatfiches, vanuit het hart. Dat de volgende voorzitter meer macht moet hebben, zegt hij, én dat het ‘identitaire discours’, zeg maar woke, moet verdwijnen. “Er zijn veel leden die denken zoals ik, zeker in West-Vlaanderen.”

Onze politiek journalist Paul Cobbaert gaat zeven weken lang in gesprek met West-Vlaamse nieuwkomers in het Vlaams en federaal parlement. Hoe vergaat het hen op het pluche in Brussel?

Het was met de hakken over de sloot dat Matti Vandemaele op 9 juni voor het eerst verkozen werd in het federaal halfrond. Zijn partij overschreed maar net de kiesdrempel. En dus verruilde de goedlachse cabinettard het kabinet van vicepremier Petra De Sutter voor het pluche. Of zijn leven dooreen gegooid is? “Nu nog niet, neen. Door het uitblijven van een nieuwe regering komt het parlement maar traag op gang. De partijen die onderhandelen, hebben immers afgesproken om geen voorstellen te stemmen, dus alles blijft liggen. Het is wel spannend, mijn nieuwe leven. Als je in het parlement rondwandelt, voel je echt die grandeur. Ik vind het een onwaarschijnlijk grote eer dat ik het volk mag vertegenwoordigen. (enthousiast) Dat is toch geweldig? Er zijn maar 150 mensen die dat mogen doen, hé.”

Wie is Matti Vandemaele?

– Geboren op 22 april 1981 in Kortrijk.

– Woont in Heule. Getrouwd. Vader van twee kinderen (13 en 12 jaar).

– Was van 2013 tot 2020 directeur van Peace Village in Mesen.

– Werkte van 2020 tot 2024 op het kabinet van vicepremier Petra De Sutter.

– Werd op 9 juni 2024 verkozen in het federaal parlement.

Zou elke collega daar zo denken?

“Maar neen. Je bent daar omsingeld door mensen die in de eerste plaats burgemeester en schepen zijn en in Brussel iets willen binnenhalen voor hun stad. Voor de werking van het parlement is dat rampzalig. Het is ook daardoor dat het parlement zo koest blijft tijdens deze ellenlange formatie. Maar onze partij gaat niet blijven wachten. Wij geven de onderhandelaars nog een goede week. In december gaan we opnieuw zelf dingen ter stemming leggen – abortus bijvoorbeeld.”

Kwatongen zeggen dat cabinettards dikwijls harder werken dan de politici zelf. Is dat zo?

(schatert het uit) “Het kabinet is zeker keihard werken, maar ook de meeste politici doen dat, hoor. Het probleem is dat er geen regering is. Ik gebruik de vrijgekomen tijd om het veld te leren kennen. Ik zetel in de commissie Binnenlandse Zaken, dus ik ga met brandweer en politie spreken, detentiehuizen bezoeken, enzovoort. Zien hoe dat allemaal marcheert. Maar ik hoop natuurlijk dat er snel een regering komt. Jean-Luc Dehaene is de man die mij destijds goesting gaf in politiek. Hij had ook een loodzware berg te beklimmen, maar hij begon er tenminste aan – ook al zou het lastig worden. Dat is een verschil met de huidige generatie leiders.”

Dat u in de commissie Binnenlandse Zaken, Veiligheid en Migratie zetelt, verbaast mij wel. Zijn energie en klimaat niet uw dada’s?

“Ik heb zelf gekozen voor die commissie. Wij zijn als partij te lang weggebleven van het thema veiligheid nochtans een kerntaak van de overheid. Ik wil daar een ander geluid laten klinken, tussen al die partijen die vooral pleiten voor meer repressie. Een goed voorbeeld is een wetsvoorstel van Franky Demon (CD&V) die 14-jarige kinderen tot 5 jaar wil straffen als ze iets fout doen op een recreatiedomein. (windt zich op) Dat is gewoon krankzinnig! Het gaat hier over kinderen, hé. Ja, je moet hen straffen, maar die straf mag niet buiten proportie zijn. Helaas zijn wij stilaan de enige partij die niet op de repressieve lijn staat.”

Ook op vlak van migratie staat u vaak alleen. U bent bijna de enige partij die nog vluchtelingen zou opvangen.

(knikt) “Omdat wij altijd vertrekken vanuit de mensenrechten. Het is belangrijk dat deze tegenstem ook in het parlement blijft weerklinken.”

Laten we eens naar uw partij kijken. Hoe verklaart u dat een groene partij in tijden van klimaat- en biodiversiteitscrisis amper 8 procent van de mensen kan overtuigen?

“Is dat een moeilijke vraag? (even stil) Neen, eigenlijk niet. Er zijn drie grote antwoorden. Ten eerste leven we in een tijdperk waarin mensen die roepen en brullen, beloond worden. Het populisme marcheert. Dat maakt het moeilijk voor een groene partij die gelooft in wetenschappelijk onderbouwd beleid. Er zijn immers geen simpele oplossingen voor moeilijke problemen. Het tijdperk is echter iets wat buiten onze macht ligt, vrees ik, en dat zal meer dan vijf jaar nodig hebben om te keren. Wat we wél kunnen keren op korte termijn, is onze eigen organisatie. Dat is het tweede antwoord. Wij werken nog altijd zoals vijftig jaar geleden: traag, log.”

“Omdat ik een witte man ben, zou ik moeten zwijgen. Dat is toch zever!”

Anders vertaald: u wil minder ledendemocratie?

“Klopt. Elk standpunt dat wij als partij willen bepalen, moet eerst door een trage en logge machine. Iedereen moet daar zijn zeg in hebben. Maar tegen dat wij klaar zijn, is het probleem alweer verdwenen. Wij praten te veel, en handelen te traag. (benadrukt) De volgende voorzitter moet een mandaat krijgen om zélf meer beslissingen te nemen, net zoals in andere partijen.”

Moet hij of zij een beetje meer dictator zijn?

“Ik zou dat woord niet gebruiken, maar de volgende voorzitter moet wel meer macht krijgen. Dat is ook de muur waarop Jeremie en Nadia (Vaneeckhout en Naji, de huidige covoorzitters, red) botsten. Zij kregen een titel, maar geen mandaat. Als voorzitter van Groen moet je heel de tijd omkijken of de basis wel akkoord gaat. Dat zorgt voor permanent wantrouwen, wat geen gezonde situatie is. Andere voorzitters genieten wel het vertrouwen om zelf keuzes te maken. Die richting moeten ook wij uitgaan. En het derde antwoord gaat over de inhoud. Klimaat, natuur en biodiversiteit moeten weer de core business van onze partij worden.”

Dat de klimaattransitie onbetaalbaar wordt voor de mensen en dat uw partij daar geen antwoord op heeft, is dat deel van de verklaring?

“Absoluut. Als je in het stemhokje staat, dan denk je aan je portemonnee. Op lange termijn hebben wij gelijk, daar ben ik overtuigd van. Als je nu geen maatregelen neemt voor het klimaat, zal de factuur alleen maar groter worden. Maar je mag niet uit het oog verliezen dat de mensen ook vandaag hun factuur moeten kunnen betalen. Wie alleen aan de lange termijn denkt, wint geen verkiezingen.”

Ik ga het eens concreet proberen te maken. Is het normaal dat een treinticket duurder wordt met een groene minister aan het roer, zoals de voorbije jaren?

“Neen, en dat de NMBS bevoegd is voor de prijzen, is zelfs geen excuus. Als minister zou je moeten zeggen: ‘jamais, geen prijsverhoging’. Als het gaat over onze deelname aan de Vivaldi-regering, dan zijn wij meermaals in die val getrapt. Wij hebben de fond gelegd voor de lange termijn, maar de korte termijn zijn we vergeten.”

Matti Vandemaele: “Er vallen voor ons echt geen stemmen te winnen met woke. Het leidt alleen maar af van de essentie.”
Matti Vandemaele: “Er vallen voor ons echt geen stemmen te winnen met woke. Het leidt alleen maar af van de essentie.” © Christophe De Muynck

Dat uw partij té woke is, wordt ook soms gezegd. Is dat ook deel van de verklaring?

“Nu komen we op een deel waar ik veel kritiek op ga krijgen. Maar goed: het kan mij niet schelen. (lacht) Zoals ik zei: klimaat en natuur moeten de essentie zijn van een groene partij. Dáár moeten wij op focussen. (op dreef) Maar als je vandaag op straat vraagt waar Groen voor staat, welke antwoorden krijg je dan? Voor de hoofddoek, tegen zwarte piet en dat je mag trouwen met een frigo – ik druk me bewust scherp uit. Dat zijn allemaal thema’s die afleiden van de essentie. Je motiveert daarmee geen kiezers! Wij moeten daarvan wegblijven, van dat identitair discours.”

Het valt inderdaad op dat uw partij, of toch sommigen, graag naar huidskleur en gender verwijzen zelfs in het abortusdebat.

(pikt in) “Klopt, en dat is belachelijk! (windt zich op) Ik ben dat écht beu. Omdat ik een witte man ben, zou ik moeten zwijgen. Dat is toch zever!”

“Als je vandaag op straat vraagt waar Groen voor staat, welke antwoorden krijg je dan? Voor de hoofddoek, tegen zwarte piet en dat je mag trouwen met een frigo”

U verwijst naar een uitspraak van Jong Groen dat de neergang toeschrijft aan de ‘witte mensen’ aan de top. Je zou zelfs kunnen stellen: wat is het verschil nog met Filip Dewinter die de ‘verbruining’ hekelt?

“Inderdaad! Als je gelooft dat élke mens volwaardig is, zoals een groene partij moet doen, dan moet je zelf niet heel de tijd naar kleur verwijzen. (even stil) Er vallen voor ons echt geen stemmen te winnen met woke. Het leidt alleen maar af van de essentie. Onze tegenstanders weten dat ook. Als de N-VA een probleem heeft, dan begint zij over zwarte piet. Eén steentje uitsmijten is genoeg en wij reageren daarop. Elke keer opnieuw trappen wij in die val. (zucht) Zo onnozel zijn wij.”

Voor alle duidelijkheid: we zijn on the record bezig, meneer Vandemaele.

“Natuurlijk, dat is niet erg. Er zijn veel leden die denken zoals ik, zeker in West-Vlaanderen. Ik hoop echt dat de volgende voorzitter een mandaat krijgt om de dingen te veranderen. Het zal nodig zijn.”

Waarom bent u geen kandidaat? U hebt hier zonet een vlijmscherpe analyse gemaakt.

“Omdat ik geen geschikte voorzitter zou zijn. Ik heb daar zelfs niet over nagedacht.”

Wie gaat u dan steunen?

“Bart Dhondt en Natacha Waldmann – volmondig. Dat is het duo waar ik veruit het meeste vertrouwen in heb. Dat zijn twee mensen die al enkele jaren meedraaien en die onze sterktes en zwaktes kennen. Zij beseffen eveneens dat wij een ruime groep kiezers moeten aanspreken om relevant te zijn en dat we ons dus niet mogen verliezen in niches. Laat ons hopen dat zij winnen.”

Laten we eens naar uw parcours kijken. Bent u opgegroeid in een politiek nest?

“Neen, de politiek heb ik niet van mijn ouders. Mijn vader werkte in de bank en mijn moeder was verpleegster. Zij waren wel geëngageerde ACW-ers en elke avond keken we samen naar het nieuws. Als kind was ik al bezeten door politiek. Ik herinner mij een spreekbeurt in het zesde leerjaar. Waar andere kinderen over voetbal of konijnen spraken, ging het bij mij over het Verdrag van Maastricht. Iedereen verklaarde mij zot. (lacht) Toen het PMS op het einde van het zesde leerjaar vroeg wat wij later wilden worden, was mijn top-drie: eerste minister, minister en paus. De dag nadien mocht ik op gesprek over deze ‘bijzondere’ keuzes.”

Zou er ook een CD&V-er in u schuilen?

“Neen. Het is het klimaatthema dat mij aantrok bij Groen. Ik denk dat dat voor de meeste mensen van mijn generatie geldt. Vandaar mijn pleidooi om terug te keren naar de essentie.”

Welke studies hebt u gedaan?

(grijnst) “Hoe kan ik dat op een propere manier vertellen? Ik was niet gemaakt voor het schoolsysteem, laat het mij zo zeggen. In het middelbaar heb ik woordkunst en drama gestudeerd – ik zat op internaat in Brussel. Maar omdat ik wist dat ik geen groot acteur zou worden, heb ik aan de unief geschiedenis gedaan. Die opleiding heb ik vroegtijdig stopgezet, omdat ik de kans kreeg om coördinator te worden van De Warande, het jeugdcentrum in Kortrijk. Ik ben dus een van de weinigen zonder diploma in het parlement. Ik ben daar niet fier op, maar ik heb ook geen spijt van de keuzes die ik gemaakt heb.”

U bent daarna zeven jaar directeur geweest van Peace Village in Mesen. Waarom hebt u die mooie plek verlaten voor een onzeker politiek bestaan?

“Als je in de cockpit van de politiek kan gaan zitten, dan doe je toch? Dat was een mooie kans die ik kreeg van Petra. Ik was ook toe aan een nieuwe uitdaging na zeven mooie en intensieve jaren bij Peace Village. En trouwens: welk bestaan is niet onzeker? Ik zou dat willen relativeren. Ik ben niet iemand die zich snel zorgen maakt. We zien wel waar we uitkomen. Kijk waar ik nu zit, in het parlement. Dat had ik vier jaar geleden niet kunnen denken.”