Isabelle Van Hecke, (ambe)tante Carine in ‘Nonkels’: “Ik ben milder geworden voor mezelf”
Sorry, Rik, Jelle en Wim. Maar dé ster van ‘Nonkels’ op Play4 is zonder twijfel Isabelle Van Hecke, de koningin van het kwaad kijken, zo lijkt het wel. Maar wat kijkers niet beseffen, is dat ze niet alleen een van de meest getalenteerde actrices van Vlaanderen is, maar ook een van de meest aimabele vrouwen in het vak. Iemand die überhaupt niet eens kwaad te krijgen is. Zelfs ondanks de rugzak die ze met zich meedraagt. “Ik voel nu pas dat het ergens ook in mij zit: niet ‘trunten’.”
In zowat elke Vlaamse serie van de afgelopen 2,5 jaar die hoge ogen gooide in binnen- én buitenland was Isabelle te zien, gaande van De Twaalf, Albatros, Undercover, Lockdown tot De Luizenmoeder en F*** You Very Much. Afgelopen voorjaar maakte ze nog indruk in Lost Luggage én speelde ze ook de pannen van het dak in theatervoorstelling SUKR van Het Eenzame Westen. Maar toch doet haar naam niet meteen een belletje rinkelen. Het aantal interviews met haar in al die tijd kan je ook al op één hand tellen. Tegelijk struikelen collega-acteurs over elkaar met complimenten over haar en is ze een van de meest warme, innemende én grappige vrouwen die je in deze business tegen het lijf kunt lopen. Toch speelt ze in Nonkels, net als in Bevergem (2015), een echtgenote met een iets te kort lontje en een gezicht op half zeven. Momenteel is ze eveneens te zien als de koningin van de onderwereld in een jeugdtheaterstuk van FroeFroe. Gefrustreerd, kwaad, pinnig… haar rolomschrijvingen zijn niet altijd om vrolijk van te worden. Toch kan ze dat makkelijk relativeren. “Ik zou het moeilijker vinden om altijd maar vrolijk te moeten zijn. Dat lijkt me veel lastiger om vol te houden. En minder diepgaand ook.”
Wat sprak je zo aan in de rol van Carine in ‘Nonkels’?
“Carine is rechttoe, rechtaan. Bruut en op het verzuurde af. Maar toch voel je er ook een soort liefde voor en weet je dat ze het eigenlijk niet zo slecht bedoelt. Ik heb vooral toegezegd omdat het script zo goed geschreven was en de biotoop zo heerlijk was. Voor mij is dat een van de voornaamste beweegredenen, samen met de mensen met wie je kan samenwerken. Het is ook veel leuker om te kunnen spelen vanuit een soort vertrouwen dat je krijgt. Het summum is als het ook nog eens om een verhaal gaat dat moet verteld worden. Bij Lost Luggage bijvoorbeeld. Mensen zijn de aanslagen in Zaventem snel vergeten, maar het leed dat erachter schuilt, reikt heel ver. Ook SUKR, dat het leed van de werkmigranten in de bouwsector blootlegt, was een verhaal dat een publiek moest vinden.”
Het lijkt wel alsof je in ‘Nonkels’ een versnelling hoger schakelt in vergelijking met Claudine uit ‘Bevergem’, die geen goed woord over had voor haar man.
“Er zijn ook verschillende vormen van kwaad of misnoegd zijn. In Bevergem was Claudine iemand die vanuit frustratie en verdriet reageerde. Carine is eerder het type dat haar bazigheid en dominantie niet eens doorheeft en het als een normale omgangsvorm ziet. In Nonkels gaat het om pure comedy, het mag er dus al eens wat over zijn. In Albatros was het eerder een soort tristesse, met veel extra laagjes. Het personage Martine was heel kwetsbaar, heel leuk om te spelen. Ik heb er lang over gedaan om dat personage eigen te worden, maar ik ben heel trots op het resultaat. Als er een tweede seizoen komt, mogen ze mij met veel plezier bellen. Dan wil ik het graag nog eens laten hangen.” (lacht)
In het dagelijks leven ben jij niet kwaad te krijgen, zo blijkt.
“Nee. Als jij mij nu zou verwijten, dan zou ik met mijn mond vol tanden staan. Als ik thuis ben, denk ik dan: shit, ik had dit of dat moeten zeggen. Ik ben erg jaloers op mensen die dat wel kunnen. Ik heb ook best veel geduld, ja. En laat daardoor al te vaak over mijn grenzen gaan. De brave West-Vlaming, zeker? Altijd beleefd blijven.”
Hoeveel Carine zit er dan in jou?
“Weinig. Al bedacht ik onlangs wel dat ze stiekem in mijn hoofd zit, maar dat ik het gewoon niet altijd uitspreek. Ook praktisch gezien: ik ben helemaal anders opgevoed dan mijn lief. Wij waren thuis niet het knuffelachtige type. Als ik zie hoe hij elke dag tegen zijn kinderen zegt dat hij ze graag ziet, en omgekeerd… Wij zeiden dat niet. Nooit.”
Lijk je meer op je vader of op je moeder?
“Mijn moeder, zonder twijfel. De rollen die ik speel, leunen dan weer vaker aan bij mijn vader. Dat was geen kwade mens, maar hij kon wel fel uit de hoek komen. In Wevelgem wisten ze het al: tegen zijn kar moesten ze niet rijden. Moeder was meer het bemiddelende type. Ik heb dat ook. Als er ergens in de buurt ambras is, dan wil ik al weg. Ik denk dat mijn lief de enige is tegen wie ik kwaad kan zijn. En zelfs dan nog hebben we nooit grote ruzie. Als ik kwaad ben, zwijg ik.”
Eigenlijk is dat gek dat de generatie voor jou dat zo moeilijk kon uiten.
“Mijn grootmoeder was ook zo. Als je klaagde, dan kreeg je al snel te horen: ik ga eens huilen voor jou als ik tijd heb. Ik voel nu pas dat het ergens ook in mij zit: niet trunten. Je moet over je gevoelens kunnen babbelen, zeker, maar voor mezelf denk ik vaak: how, vooruit. Eerst werken, dan genieten, dat ook.”
Wanneer geniet je dan? Kan je je makkelijk ontspannen?
“Zeer moeilijk. Ik kijk bijvoorbeeld nooit televisie, omdat ik altijd denk dat ik nog iets anders moet doen. Ook als het even kalm is qua werk, dan zie ik direct alle klusjes thuis. In een sauna is dat anders, op vakantie ook. Dan krijg je mij met geen stokken uit de zetel.”
Mijn vader is nog veel harder geworden na de dood van mijn moeder
Ben je mentaal dan ook zo onrustig?
“Eerder als het superdruk is. Ik heb daar vroeger vaak last van gehad, met een paniekstoornis tot gevolg. Simpelweg omdat ik me niet kon ontspannen.”
Weinig mensen weten dat jij niet bepaald een zorgeloze jeugd hebt gehad.
“Nee. En ik heb dat overigens ook nooit zo echt ervaren. Ik denk altijd: kinderen wiens ouders stevig drinken of in de ellende zitten… dat is nog een ander verhaal.”
Zelfs nu ben je aan het bemiddelen…
“Voilà. (denkt na) Ik ben op een leeftijd waar vandaag vaak ouders van vrienden sterven. Dat zijn zaken die ik al twintig jaar geleden heb meegemaakt, die pijn en dat onverwacht verdriet. Toen ik 19 of 20 jaar was, zag ik leeftijdsgenoten op kot gaan, een verre reis maken, een lief aan de haak slaan, samenwonen, aan kinderen beginnen… Ik was vooral bezig met afscheid te nemen van mijn moeder. Zes jaar lang heb ik voor haar gezorgd. Als ik daar achteraf op terugkijk, zag ik pas hoe depressief ik er bijliep. Maar toen stelde ik mij geen vragen.”
En draaide de wereld verder zonder jou. Kon je moeder gemakkelijk haar gevoelens uiten toen ze ziek was?
“Zelfs als ze pijn had, wilde ze geen pijnstiller pakken. Ik denk niet dat het per se vanuit een soort trots kwam, nee. Ze was wel zeer katholiek opgevoed, mocht niet te veel klagen. Te lief voor de wereld, eigenlijk.”
Als je vader het ook al niet makkelijk vond om zijn emoties te tonen, hoe ging dat dan na haar dood?
“Niet klagen, niet bleiten. Hoe werkt die wasmachine? Dat soort zaken. Hij heeft kort daarna iemand anders gevonden. (denkt na) Mijn ouders waren 34 jaar samen. Laat ons zeggen dat ze in het huidige klimaat en op onze leeftijd zich misschien sneller hadden afgevraagd of ze nog moesten samen blijven. Maar het zelfs nog maar uitspreken, was niet aan de orde. Weet je, ik ben pas na haar dood te weten gekomen dat ze eigenlijk ooit non was geweest. Mijn moeder was altijd beducht, maar toch heeft ze ooit het moedigste gedaan wat je toen kon doen. Want in die tijd – mijn moeder kreeg mij op latere leeftijd – moest er toch één iemand van de familie non of priester zijn, wilde je geen slechte naam in de gemeente.”
Kon je dat zelf wel, die zaken uitspreken?
“Toen mijn moeder nog leefde, heb ik vaak gedacht: zeg het haar toch eens: ik hou van jou! Maar ik durfde niet. Dan dacht ik: ze zijn dat niet gewoon van mij, het gaat misschien raar zijn. De laatste jaren dat mijn moeder ziek was, doe je wel veel meer zaken bewust zonder het uit te spreken. Er werd nooit over het einde gesproken. Zij werd mijn kind, bij wijze van spreken, door voor haar te zorgen. Elkaar graag zien was duidelijk in wat we deden voor elkaar. Met mijn vader had ik betere gesprekken na haar dood. Hij kon wel openlijk over zijn nakende dood praten, nu een achttal jaar geleden. Hij had zelfs zijn hele afscheidsdienst uitgeschreven.”
Was hij milder geworden?
“Nee. Nog harder. Echt veel harder.”
En jij?
“Ik probeer ook milder te zijn voor mezelf. Tien jaar geleden heeft de opeenstapeling van al die zaken geleid tot zware paniekaanvallen met een paniekstoornis als gevolg.”
Hoe lang duurde het vooraleer je het min of meer onder controle had?
“Een jaar, denk ik. Ik ben toen ook weer thuis gaan wonen, omdat ik niets meer kon. Met medicatie heb ik het onder controle. Soms speelt het nog op. Als het drukker wordt, moet ik altijd wat opletten. Ik heb ook geleerd om het uit te spreken, want mensen zien het vaak niet aan mij. Zelfs mijn lief niet, maar hij weet wel hoe ermee om te gaan. Het is heel moeilijk om uit te leggen. Eigenlijk weet je dat je op dat moment even de straat op moet, om te gaan wandelen, maar ik durf dan zelfs niet de andere kamer binnen.”
Heb je er ook last van tijdens je job?
“Het is meer achteraf. Na een drukke periode. Ik voel het vaak in de auto, dan moet ik me even aan de kant zetten. Ik ben ook waakzaam. Tijdens een intense draaiperiode ga ik niet feesten, maar ga ik net wat meer rust nemen. Het vreemde is dat zoiets wel weg gaat als ik acteer. Dan kan je niet zitten malen in je hoofd, dan ben je alleen maar bezig met dat spelen. Maar dat spelen is ook een deel van de stress. Je afvragen of je wel werk gaat hebben de komende maanden, dan heel sterk pieken en dan weer wat rust.”
Ik denk dat de buitenwereld zou schrikken hoe vaak die verhalen voorkomen in jullie branche.
“Toen ik het had, kende ik niemand. Vandaag wordt er veel openlijker over gepraat. Als dat toen zo was geweest, was ik misschien veel sneller naar de dokter gestapt.”
In jullie sector wordt vaak de vraag gesteld: ‘waarom doe ik dit mezelf toch aan?’
“Tijdens mijn opleiding had ik het al drie keer per jaar, waarbij ik dacht: ik ga iets anders, zoals vroedvrouw, studeren. Zelfs onlangs had ik het nog op de première. Dus dat blijft. Maar het spelen is toch een soort roeping.”
Wat je doet, is ook enorm vluchtig.
“Daarom hecht ik ook niet zoveel belang aan uiterlijke roem, het is ook máár dat. Tegenwoordig is iets leuks al genoeg om aandacht te krijgen, maar er zijn zoveel mensen die hun stiel kennen, die net die aandacht verdienen en toch onbekend blijven. Dat is frustrerend. Daarom doet erkenning deugd. Maar daarvoor doe ik het niet.”
Is er dan een plan B?
“Tijdens de coronacrisis, dacht ik: nu ga ik voor apothekersassistente. Een jaar studeren, en klaar. De medische wereld heeft mij altijd geboeid. Maar ik weet ook dat als ik wil blijven acteren, dat ik niet zomaar van die andere job kan wegblijven.”
Het lijkt me niet bepaald een job waar je veel creativiteit in kwijt kan.
“Misschien is dat net het zalige. Gewoon doen wat er van je gevraagd wordt, ‘s avonds niet blokken of over alles een mening hebben, dat moet toch fantastisch zijn? Want we kunnen moeilijk ons hoofd even af zetten. Want zo’n personage groeit doordat er je iets te binnen schiet tijdens het koken of winkelen. Een personage aan je bureau uitwerken, gaat niet voor mij.”
In theater is dat zeker zo. Dat kan je vast niet meer loslaten.
“Televisie ook niet meer. Vroeger deed ik minder televisie, dat is toch een andere stiel. Maar ik merk dat ik mij daar steeds meer in amuseer. Vroeger dacht ik dat zo’n rol voor televisie eerder beperkend of eng kon zijn, maar dat is niet altijd zo. Wat ik nu doe bij Froefroe is bijvoorbeeld iets helemaal anders dan dat televisiewerk, en dat vind ik ook fantastisch om te doen.”
De vraag om te trouwen had ik niet verwacht, nee
Zijn er nog zaken die op je verlanglijstje staan?
“Goh, ik vind dat moeilijk om te benoemen. Werken met regisseurs en projecten die me als acteur uitdagen. Nog een grote dramareeks lijkt me fijn. Dit najaar hernemen we UNDRWRLD van Froefroe en gaan we ook op tournee met het stuk SUKR van Het Eenzame Westen. Oh ja, en in september gaan we trouwen! Misschien wel het belangrijkste project.” (grijnst)
Had je de vraag verwacht?
“Nee! We hadden het er in het begin al eens over gehad tegenover elkaar: met u zie ik mezelf nog wel trouwen. Maar er waren geen concrete plannen. Tot hij plots op zijn knieën ging. Ik kon het eerst niet geloven. Maar ben je wel zeker? Is het geen mop? Wil je niet gewoon een ring geven?, vroeg ik de hele tijd.”
Ben je romantisch ingesteld?
“Hij zegt altijd om te lachen dat ik niet romantisch ben, terwijl ik het dan weer van hem vind. Laat ons zeggen dat we elk op onze eigen manier romantisch zijn.”
Ik herinner me dat je ooit zei dat trouwen in een feestzaal niet aan jou besteed was. Liever een tent in de wei…
“We hebben nog geen tent gevonden, maar wel een fijne plek in het groen. Ik ben nog altijd wel het idee genegen van een fuif met vrienden. Het hoeft niet eens met eten te zijn, maar wel met alle mensen die ik er oprecht graag bij wil. Maar een kleed of een reis… daar zijn we nog niet aan uit. Eerst maar zorgen dat we die trouw kunnen betalen. (lacht) Maar desnoods kan ik nog in de Lidl aan de slag.”
Als ze ‘Nonkels’ gaan gezien hebben, vrees ik er wat voor…
“Ik denk het ook. (lacht) Maar alles komt goed. We zien wel.”
Het beste van KW
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier