Wetstraatjournalist Johny Vansevenant (65) gaat met pensioen: “Je kleinkind dat naar je lacht. Wat wil een mens meer?”

Johny Vansevenant neemt op 1 augustus afscheid van de VRT. © Thomas Sweertvaegher
Bert Vanden Berghe

Zijn radiostem is tijdloos, zijn vakkennis onnavolgbaar, maar helaas loert het pensioen om de hoek voor Wetstraatjournalist Johny Vansevenant, die deze week 65 jaar werd. Net als zijn grote held Eddy Merckx reed Johny een indrukwekkend parcours, waarbij hij vaak ook als eerste over de meet kwam. Straks maakt hij wat meer tijd voor zijn echtgenote, hun kersvers kleinkind én zijn memoires. “Politiek vind ik eerbaar, hoe kan je daar cynisch over zijn?”

“Zie mij zitten hier, dat jongetje uit Lichtervelde. Als ze me dat als kind hadden verteld, dat ik later op de eerste rij zou zitten van de geschiedenis in de Wetstraat, had ik het amper kunnen geloven. Formidabel.” Niet alleen de stem van Johny straalt rust en zachtheid uit, ook de man zelf.

We zitten in café Wolf op de markt van Lichtervelde. Het was in deze gemeente dat hij opgroeide, als zoon van een tabaksteler. “De zaak floreerde goed, maar toen mijn moeder longkanker kreeg, ging mijn vader in de wegenbouw werken. Toen hij eind de vijftig was, was zijn rug helemaal kapot.”

Vastbesloten om net als zijn ouders óók zijn best te doen, gebruikte hij zijn talentalent voor zijn studies Germaanse filologie in Gent. Na een paar jaar bij Omroep West-Vlaanderen, slaagde Johny voor het zware journalistenexamen van de toenmalige BRT. Sinds januari ’88 zit hij bij het radionieuws. Heel snel kon hij er aan de slag in de Wetstraat. Hij zou er nooit meer weggaan. Tot nu, want het pensioen lonkt.

Maar van uitbollen de afgelopen weken is geen sprake. “Integendeel, zondagavond kregen we de eerste signalen door dat er een pensioenakkoord zou bereikt worden. Het heeft nog geduurd tot vijf uur ’s morgens, en dan moest ik haast maken om tijdig berichten klaar te hebben voor het ochtendnieuws van zes en zeven uur. Om elf uur volgde ik de persconferentie om daarna nog naar de 11-juliviering in Kortrijk te trekken. Ook daar bracht ik nog verslag van uit, al ben ik die avond wel vroeger gaan slapen.”

Op 1 augustus neemt u afscheid van de redactie. Een definitief afscheid?

“Er komt wellicht nog een epiloog. Ik ben in gesprek met de hoofdredactie om eventueel mijn expertise in te zetten voor de verkiezingen van volgend jaar. Anderzijds ben ik al enige tijd bezig met mijn memoires, om het met een zwaar woord te zeggen. Ik heb mijn agenda’s al die jaren bijgehouden. Met wat geluk verschijnt mijn verhaal volgend jaar in september.”

Hoe voelt het om terug te blikken?

“Ik sta soms versteld van wat ik allemaal wist. Er is ook ontzettend veel gebeurd in die 35 jaar. Toen ik begon, was Jean-Luc Dehaene erg moeizaam een regering aan het vormen – denk maar aan zijn befaamde ‘Sire geef mij honderd dagen’-uitspraak. Er was de abortuswet die de koning niet wilde ondertekenen – ik was de eerste journalist die dat naar buiten bracht – maar ook de moord op André Cools, de Agusta-affaire, de invoering van de crisisbelasting en gezondheidsindex, de Dutroux-affaire, de dioxinecrisis, de euthanasiewet, het homohuwelijk, Leterme, de opkomst van N-VA, de langste regeringsvorming… noem maar op. Ik vond dat allemaal zeer boeiend en heb daar van genoten. Ik weet dat ik als journalist voornamelijk een doorgeefluik ben. Ik vind het warm water niet uit, maar ik vond het toch een hele eer, en heb het altijd heel graag gedaan.”

Hoe was het om op de eerste rij te zitten?

“Fantastisch. In het begin werd ik overal meegenomen door Jos Bouveroux (toenmalig radiojournalist en later hoofdredacteur, red.), en zaten we ook letterlijk op die eerste rij. Ik denk maar aan die avond nadat koning Boudewijn was overleden. Premier Dehaene nam toen zijn toespraak op voorhand op en riep op het einde op ‘om zich samen achter de grondwettelijke opvolger te scharen’. Alleen had hij niet gezegd of het Filip zou worden of Albert. Toen we hem daarop wezen, moest hij de speech opnieuw inblikken. Ik vond het een voorrecht om dat soort zaken mee te maken.”

Onder meer met de Agusta-affaire had u een paar primeurs beet. Was dat een doel op zich?

“Als radiojournalist heb je vaak een primeur beet, maar dat komt vooral omdat er vaak ’s nachts overleg is. Bij dat pensioenakkoord in de nacht van zondag op maandag waren er op dat moment aan Vlaamse kant slechts twee journalisten wakker, ikzelf en iemand van Belga. Toen het overlegcomité samenkwam voor de coronamaatregelen, had ik de avond ervoor al met iedereen gesproken, en wist ik eigenlijk al voor 95 procent wat er zou beslist worden. Vaak is het echt werken tegen deadline. Vorig jaar kreeg ik via sms een bevestiging van iets uit de begrotingsbespreking, één minuut voor één uur. Als je dat kan meegeven in het nieuws, dan geeft dat enorm veel voldoening.”

Een foto uit 2018: minister Jan Jambon wordt aan de tand gevoeld door Johny.
Een foto uit 2018: minister Jan Jambon wordt aan de tand gevoeld door Johny. © BELGA

Hoe ging u om met de stress?

“Ik heb altijd verschillende betrouwbare bronnen kunnen creëren, om op terug te vallen. Na een tijdje krijg je ook die zekere métier onder de knie. En je moet je leren neerleggen bij het feit dat je maar je best kan doen. Dat niet alles lukt.”

Onregelmatige uren hebben ongetwijfeld een impact gehad op uw persoonlijk leven.

“Ik heb heel veel te danken aan mijn echtgenote, die het in sommige periodes alleen moest zien te beredderen. Of ik het anders zou aanpakken? Nee. Ik heb geen spijt van wat ik deed. Het kon me ook niet schelen wie er aan de macht was trouwens. Ik wilde vooral neutraal blijven. Al werd de politieke toestand door de jaren heen alleen maar ingewikkelder, met langdurige regeringsvormingen, traditionele partijen die inzakken, en de uiterste partijen die groter worden, waardoor er soms flauwe compromissen volgen.”

Hoe moeilijk is het om niet cynisch te worden in dit vak?

“Ik ga er van uit dat elke partij de behoeftes van hun kiezers nastreeft. Ik vind dat heel eervol. Als politiek niet zou bestaan of je niet kan onderhandelen, is het enige wat rest elkaar de hersenen inslaan. Dan is het systeem-Poetin, ofwel burgeroorlog. Je haalt als politieke partij nooit alles binnen. En ik denk dat iedereen een stukje van de waarheid heeft, of het nu gaat om het sociale, het bedrijfsleven, de natuur of migratie. Die belangenbehartiging van politieke partijen voor hun eigen doelgroep, hoe kan ik daar cynisch over zijn?”

Zelf nooit politieke ambities gehad?

“Nee. Ik vond het veel interessanter om met iedereen te kunnen praten, over de partijgrenzen heen. Bovendien ben ik nooit gevraagd geweest. Ik ben ook radiojournalist, dus heb ik geen bekend gezicht. Ik heb het nooit verder gebracht dan de vraag om woordvoerder te worden. Ik ga geen namen noemen, maar het kwam telkens van excellenties van de drie klassieke partijen toen die nog volop floreerden. Het sterkte me wel in het beeld dat ik neutraal bezig was, dat ze geen kleur op mij konden plakken. Als iemand dat zou doen, dan zou ik dat als een falen beschouwen.”

“Ik blijf politiek volgen tot mijn laatste adem”

Waarom ging u indertijd volop voor radio?

“Omdat het zo’n snel en eenvoudig medium is, maar ook omdat ik er van uit ging dat een stem lang goed zou blijven. Als je voor televisie werkt, en je krijgt een dikke buik, zakken onder je ogen of rimpels… Nee, dan blijft je stem toch hetzelfde, denk ik. Voor de serie ‘1985’ hebben ze mij gevraagd om het nieuws over de Bende van Nijvel opnieuw in te spreken, maar ik merkte in het archief dat mijn stem eigenlijk niet zo veel veranderd is.”

Deed u iets speciaals voor uw stem?

“Niet zozeer. Al op school kreeg ik complimenten voor mijn Nederlands. Ik heb er aan gehouden om vlekkeloos te blijven spreken. In zoverre zelfs dat ik het thuis in Gent ook spreek tegen mijn vrouw, die nochtans ook van Lichtervelde afkomstig is. Enkel als ik vrienden of kennissen opzoek in West-Vlaanderen, schakel ik weer over naar het dialect. Maar ik kan nog gemakkelijk die switch maken.”

Had u trouwens moeite met 65 worden?

“Allerminst. Ik voel mij nog altijd zeer goed en kan nog alles even goed aan als pakweg dertig jaar geleden. Als ik na een drukke dag wat vroeger ga slapen, ben ik de volgende dag weer fris. Bovendien brengt die ervaring ook een zekere rust met zich mee. En natuurlijk wil iedereen eeuwig leven, maar dat zou ook maar saai zijn.”

Bent u iemand die doorgaans stil kan zitten?

“Sinds ik kan lezen, heb ik mij nog geen seconde verveeld. Er is zoveel te doen, te lezen, te zien… Ik heb een grote CD-collectie, en bij mooi weer fietsen mijn vrouw en ik veel – net als dat thuiswerk een uitloper van de coronaperiode. Voor de rest ben ik nog steeds een grote Merckx-fan. Dat was ik al sinds ik hem op mijn elfde de Ronde van Frankrijk zag winnen. Dat ik hem later mocht leren kennen, en een paar boeken over hem schreef, vond ik fantastisch. Je mag je helden niet ontmoeten, zeiden ze. Maar het klikt heel goed met Eddy. Hij begrijpt de politiek ook heel goed. Door al die jaren in een peloton te rijden, heeft hij ook mensen leren lezen, en ontwikkelde hij een zeker diplomatiek talent, of wist hij steevast van waar de wind waaide. Ik mocht later niet alleen zijn ploegmaten van toen, maar ook zijn Belgische en Nederlandse tegenstanders interviewen, van Joop Zoetemelk tot Rik Van Looy. Ik heb veel krantenknipsels in mijn collectie zitten.”

En wat vinden we zoal in uw CD-collectie?

“De betere pop en rock. De eerste LP die ik van Bruce Springsteen kocht, was Darkness on the Edge of Town uit 1978. Ik denk dat ik ongeveer alles van hem heb. Ik ben ook een grote fan van Elvis Costello, en heb ook veel van Bob Dylan liggen. Maar ik interesseer me ook in de jonge generatie. Zo kocht ik de laatste van Angèle en Taylor Swift. Voor mijn verjaardag kunnen ze mij altijd een plezier doen met een cadeaubon daarvoor.”

En wat doet u straks nog, naast muziek beluisteren?

“Ik denk dat het straks tijd is om al die verwaarloosde contacten weer aan te spreken, oud-studiegenoten op te zoeken. Ik ben bovendien sinds maart opa geworden, en als hij mijn stem hoort, begint hij te lachen. Dan smelt ik weg natuurlijk. Wat wil je nog meer hebben? Er komt ongetwijfeld nog veel moois op mijn pad. Ik hoop vooral dat ik nog lang gezond kan blijven. En politiek zal ik blijven volgen tot mijn laatste adem.”