Historicus Bernard Deneckere uit Lendelede bracht diverse naslagwerken uit over de luchtoorlog boven onze provincie tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hij vertelt erover in De Groote Oorlog, het KW-oorlogsmagazine dat van de week als extra bijlage verschijnt bij Krant van West-Vlaanderen.
Op het eerste gezicht leek er niet veel nodig voor de aanleg van een vliegveld. Maar toch was het geen sinecure, vertelt historicus Bernard Deneckere in De Groote Oorlog.
“De nabijheid van een station was noodzakelijk, omwille van de commuciatiemogelijkheden. De spoorlijn was ook interessant voor de piloten om zich vanuit de lucht te kunnen oriënteren. Het terrein moest ook goed gedraineerd zijn én verblijfmogelijkheden in de onmiddellijke omgeving waren ook noodzakelijk. Voor de bemanning en voor de technici.”
Grootste in Gistel
Dat verhinderde niet dat onze provincie een groot aantal vliegvelden telde. Meer dan 50 zelfs. De eerste tenten om vliegtuigen te laten schuilen kwamn er al in 1914 in Menen, op de wijk De Koekuit. Korte tijd daarop volgde een vliegveld in Rumbeke en in Gits, nabij Dominiek Savio. Ook in Kortemark kwam er al snel een vliegveld. Het grootste Duitse vliegveld in ons land kwam er in Gistel.
De meeste vliegvelden werden omstreeks 1917 aangelegd. Dat was onder meer het geval in Aalter, Aartijke, Bavikhove, Bissegem enz.
De volledige lijst is te lezen in De Groote Oorlog, de extra bijlage bij Krant van West-Vlaanderen van vrijdag 13 februari 2015.
Het oorlogsvliegveld van Menen. (Foto Bernard Deneckere)
Eerste Wereldoorlog
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier