Expo over 18de eeuwse ‘Oostendse Compagnie’: terug naar de tijd dat Oostende West-Europa thee leerde drinken

Vanuit de kusthaven vertrokken in het tweede decennium van de 18de eeuw tientallen schepen naar het Verre Oosten. © gf
Marc Loy
Marc Loy Medewerker KW

Momenteel loopt in het Oostendse Stadsmuseum de expo ‘300 jaar Oostendse Compagnie’. Of hoe Oostende in de 18de eeuw onder Oostenrijks bewind kortstondig een wereldhaven werd en West-Europa thee leerde drinken.

Zowat een decennium lang was Oostende de thuishaven van tientallen schepen van de Compagnievloot die thee, katoen, porselein en zijde uit het Verre Oosten aanvoerden.

Tot vandaag is die internationale handelsvaart een historisch, economisch en cultureel ondergewaardeerde periode in de maritieme geschiedenis van de kusthaven en ons land.

Precies 300 jaar geleden werd de ‘Generale Keijserlijcke Indische Compagnie’, beter bekend als de ‘Oostendse Compagnie’, opgericht. Het kapitaal, onder de vorm van aandelen, werd in een paar dagen tijd verzameld, vooral binnen Antwerpse Brusselse, Gentse en handelselite. Oostendse werd ongeveer tien jaar lang de thuishaven van de Compagnievloot. Vanuit de kusthaven vertrokken in het tweede decennium van de 18de eeuw tientallen schepen naar het Verre Oosten. Peper en katoentjes worden aangeland vanuit Zuidwest-Indië, textiel en zijde uit de Bengalen maar vooral thee, zijde en porselein uit Kanton in China. De heen- en retourvaart duurde een kleine twee jaar, als schip en bemanning niet te lijden hadden onder stormen, piraterij, ziektes en verraderlijke klippen.

150 procent nettowinst

Zo werd Oostende de belangrijkste invoerhaven van thee in West-Europa. De aandeelhouders konden rekenen op 150% nettowinst door dividend uitkeringen na twaalf jaar. Niet alleen de haven en stad floreerden, maar ook de Oostenrijkse Nederlanden. Ondanks het grote succes van de Generale Oostendse Compagnie, offerde de Oostenrijkse keizer Karel VI onder Britse, Nederlandse en Franse druk de ‘Generale Keijserlijcke Indische Compagnie’ op omwille van Europese geopolitieke context. Onder andere om de vooruitzichten op de troon van Maria-Theresia, zijn dochter, te vrijwaren.

Vlnr. schepen Vrije Tijd Bart Plasschaert, voorzitter Heemkring De Plate Nadia Stubbe, voorzitter Koninklijke Marine Academie prof. emeritus Eduard Somers, curator Michaël-W. Serruys, medecurator Mirella Marini en ondervoorzitter Heemkring De Plate Koenraad Verwaerde.
Vlnr. schepen Vrije Tijd Bart Plasschaert, voorzitter Heemkring De Plate Nadia Stubbe, voorzitter Koninklijke Marine Academie prof. emeritus Eduard Somers, curator Michaël-W. Serruys, medecurator Mirella Marini en ondervoorzitter Heemkring De Plate Koenraad Verwaerde. © ML

Multinational

“Lange tijd hebben historici gedacht dat de Oostendse Compagnie een onbetekenende voetnoot was in onze geschiedenis. Recent onderzoek heeft echter aangetoond dat de Oostendse Compagnie een veel belangrijkere rol heeft gespeeld in ons maritiem verleden. Het succes van de Oostendse Compagnie heeft zowel de beleidsmakers in Brussel als de commerciële elites doen beseffen hoe belangrijk die maritieme handel was voor onze welvaart. Het was niet alleen de eerste multinationale onderneming in onze gewesten, het was ook de voorloper van onze huidige commerciële relaties met het Verre Oosten. Daarnaast heeft de Oostendse Compagnie een belangrijke innovatieve rol gespeeld in scheepsbouw en logistiek. En vanaf 1748 zien we een maritieme relance in onze gewesten. Tegen het einde van de 18de eeuw behoorde Oostende tot de belangrijkste Europese havens. En na de heropening van de Schelde in 1795 speelt de Oostendse maritieme know-how een belangrijke rol in het heropstarten en de uitbouw van de scheepvaartactiviteiten in Antwerpen”, zegt curator van de tentoonstelling Michael-W. Serruys.

Medecurator Mirella Marini en haar echtgenoot, curator Michael-W. Serruys in het Stadsmuseum. (foto ML)
Medecurator Mirella Marini en haar echtgenoot, curator Michael-W. Serruys in het Stadsmuseum. (foto ML)

Curator Michael-W. Serruys is telg uit bekende Oostendse familie

Curator Michael-W. Serruys is een telg uit een familie die verankerd ligt in Oostende en haar naam verbonden weet met een drukke laan en een ziekenhuis. Net als de stamboom van de families Bauwens,Van Iseghem of Baels is ook die van Serruys niet te vellen in de politieke, culturele en economische geschiedenis van de stad.

In 1779 ruilt Jacques-François Serruys (1759-1824), Michaels verre voorouder, Wijnendale bij Torhout voor het nijverige Oostende. Na de periode van de Oostendse Compagnie vindt Oostende vlotte transportmodi met het hinterland en ontwikkelt de haven, dankzij de maritieme handel, zich als belangrijkste poort tot de zee van de Zuidelijke Nederlanden. Jacques-François en zijn broer Joseph engageren zich samen met buitenlandse partners in de Franse West-Indië- en West-Afrikatrafiek en vanuit Amsterdam ook op de vaart op Curaçao. Omstreeks 1780 heeft de rederij 29 schepen in de vaart. Maar de firma opereert eveneens vanuit Bordeaux, Marseille en Londen. Vanaf 1786 investeert Jacques-François ook in de Oostendse kabeljauwvisserij. “Toch denk ik dat geen enkele Serruys ooit voet op een scheepsdek gezet heeft”, zegt Michael-W.

W. van Washington

Na de Belgische onafhankelijkheid verhuist de familie naar Rotterdam omwille van de handel met Indonesië en Zuid-Amerika. Michaels overovergrootvader Edmond-Charles (1827-1881) is diplomaat en vertegenwoordigt België in China en Japan. Overgrootvader Washington (1871-1930) is bankier in Oostende en medestichter van Rotary Club Oostende. “Mijn vader die zijn jeugd doorbracht in Congo, waar mijn grootvader een reisbureau voor koloniale ambtenaren runde, studeerde geneeskunde in Leuven en werd professor interventionele cardiologie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam.” Zelf is Michael in Leuven geboren. Daar en in Louvain-la-Neuve studeerde hij geschiedenis en politieke wetenschappen, en werkt(e) vervolgens als maritiem wetenschappelijk onderzoeker aan projecten in Leiden, Brussel en Brest.

“Mijn voorouders hebben hun Belgische nationaliteit altijd bewaard en vertoefden vaak in Oostende. Zo verhuurde mijn overoverovergrootvader Edouard-Jean (1786-1834) het huis in de Langestraat, nu Stadsmuseum, aan Leopold I, dat in 1867 verkocht werd aan Leopold II. Zelf verbleef ik als kind vaak bij mijn grootouders die hier een appartement hadden. Hoe vaak is mij door grootvader niet ingelepeld als kind: We zijn van Oostende.” Ondertussen woont Michael met zijn vrouw Mirella Marini, historica en ook medecurator van de expo, sinds vorig jaar weer in zijn vaderstad.

Guillaume de Brouwer, hier met zijn gezin, was een Oostendse handelaar en reder die rijk werd van de Oostendse Compagnie. Gruuthusemuseum Brugge: Anoniem, Portret van Guillaume de Brouwer en zijn gezin, olieverf op doek (ca. 1745-1755). Oostends handelaar en reder.
Guillaume de Brouwer, hier met zijn gezin, was een Oostendse handelaar en reder die rijk werd van de Oostendse Compagnie. Gruuthusemuseum Brugge: Anoniem, Portret van Guillaume de Brouwer en zijn gezin, olieverf op doek (ca. 1745-1755). Oostends handelaar en reder. © ML
Lees meer over: