Cartoonist Marec: “Ik ben Zorro. Nette man in schoon kostuum, ‘s avonds een held met een masker op”

Marec: “Als jonge gast had ik nooit gedacht te bereiken wat ik heb bereikt.” © Kris Van Exel
Frank Buyse
Frank Buyse Senior writer

De naam Marc De Cloedt zal niet iedereen bekend zijn. Maar Marec, dié kent intussen wel elke Vlaming. Een loopbaan van 35 jaar spitse cartoons over politiek en actualiteit – 25 jaar huiscartoonist van Dag Allemaal en Het Nieuwsblad. De Bruggeling met een eigen collectief, met een eigen galerij in Brugge en met intussen al zo’n twintig boeken op zijn naam, is zowat cultureel patrimonium geworden. De Cloedt trekt voor één keer zijn Marec-masker af. Maak kennis met een cartoonist pur sang, van zijn vierde tot zijn 65ste. Via Kama, nonkel André, Charlie en Lukaku. “Vandaag mag je eigenlijk alleen nog de blanke, katholieke man aanvallen. Van de rest moet je afblijven.”

Dat van dat cultureel patrimonium, zeg het hem niet. De man voor mij op het terras van Thermae Palace – verwarde haren, schoon kostuumpje, rock ’n roll slangenleren schoenen, verstrooid op zijn onafscheidbaar sigaartje zuigend – is wat men noemt van het bescheiden en schuchtere type. Tendre voyou. Hij zal meer dan één keer vragen “Is wat ik nu vertel wel interessant voor jou?”

De scherpte en precisie in Marec is voor zijn tekeningen, ons gesprek zal wel een paar keren uitwaaieren – ondergetekende kan er ook wat van. Maar wat hij vertelt, hoe hij per se, al van zijn vierde, cartoonist wilde worden en daarmee tekende (…) voor een leven dansend op een koord tussen humor en scherpe kritiek… ja, het is zéér interessant.

Maar, zo gaat dat, er moet voor énige structuur in ons gesprek worden gezorgd. En dan moeten we op het terras van de Thermae Palace openen met de zee, vlak voor ons. En dan is het eerste wat door zijn springerige geest schiet … zeesterren. “Toen we klein waren, kwam ik vaak met mijn zus, op de fiets, in Zeebrugge. Niet meteen om op het strand te spelen, ik had een afkeer voor dat zand. Maar om tussen de rotsen zeesterren te zoeken. En dan door de zon verbrand thuis te komen. Maar verder gaan mijn herinneringen nog steeds meteen naar Ludo. Ludo Vanhecke.”

© Kris Van Exel

“De spekke van Vanhecke!” lacht zijn vrouw Martine, die hem vergezelt. Martine is zijn muze, al 45 jaar, ze hebben samen drie kinderen.

Marec vervolgt: “Ik was bij Ludo thuis zo’n beetje een gratis jobstudent: zijn vader had in Wenduine een zaak en leverde aan de hele kusthoreca overal snoep. Sjiekenbakken vullen, ik vond dat heel geestig. En ’s avonds gingen we dan uit in Blankenberge. Een schone tijd. Ook omwille van de muziek. Donna Summer en zo. Ludo is nog steeds mijn beste maat. We gaan nog elke vrijdagavond na mijn werk, na 23 uur dus, op stap. Meestal in Brugge.”

Want Marec – ik zeg Marc, maar ik schrijf Marec – is toch meer Bruggeling dan zeeman. “Dan wel een Bruggeling die Oostendenaars benijdt. Brugge staat voor historie, voor de middeleeuwen, ook in de kunst. Oostende, met Ensor en Spilliaert, staat meer voor moderne kunst. En voor goede muziek: Arno, Marvin Gaye… ”

Martine: “We zijn hier nog naar Bon Jovi gekomen, in de Wellington. En ik heb nog een mooie foto van jou, hier in de Koninklijke Gaanderijen.”

Marec: “Ik ben toch altijd een beetje gehecht gebleven aan Brugge, ook omwille van de kinderen. Ooit hebben we wel overwogen om naar Gent of Brussel te verhuizen. Deden collega’s ook, Benoît van Innis, ook een Bruggeling, is een Brusselaar geworden. Als artiest bloei je misschien ook wel meer open in een grootstad. Een artiest in Frankrijk telt bijna niet mee als hij niet in Parijs woont, denk ik. Dat knaagt nog wel een beetje. Ik denk wel eens: hoe anders had mijn carrière eruit gezien? Het was in elk geval ook praktischer geweest, alle redacties lagen in Gent en Brussel. Maar ik heb ook altijd veel belang gehecht aan mijn gezin. En toen kwam er de fax en kon ik mijn tekeningen naar de redacties faxen. En zo zijn we toch in Brugge gebleven. Maar de zee… Vroeger kwamen we vaker, gingen we met de kinderen naar Wenduine, bij mijn maat. Of gingen we wandelen met de hond. Maar zonder hond ben ik niet zo’n wandelaar. En ik vind onze kust nogal druk. Dan hou ik meer van de Franse kusten. Bretagne en zo. Al is de zee ook hier, als het einde van de wereld, nog steeds fantastisch. Maar ik leef te veel op deadlines.”

En dat komt ook wel een beetje door die zee. Door Oostende zelfs. Het einde van de wereld maar ook wel het begin van Marec, de artiest.

Artistieke kiemen

“Ludo, met wie ik in Brugge academie had gevolgd, nodigde mij in Oostende uit om naar de film te gaan. The Holy Grail van Monty Python. Waar ik grote fan van was, dat waren bijna lessen in absurdisme. Er was een jong koppeltje mee met Ludo. Achteraf gingen we er een drinken in ’t Kiekekot in de Langestraat. Die gast vroeg mij wat ik deed, cartoons tekenen dus. Hij deed hetzelfde. Ik wilde weten of hij zijn echte naam onder zijn tekeningen zette. Want dat was voor mij toen nog een dilemma. Hij gebruikte de naam Kamagurka. Ik vond het een krankzinnige naam. Waarop hij mij uitnodigde in de verfzaak van zijn ouders. Daar toonde ik mijn tekeningen, eerder politiek. En hij de zijne. Waanzin. Kama vroeg me om mee te gaan naar de Knack. Ik werkte toen voor de drukkerij Die Keure en korte tijd later zei de secretaresse dat er een gast op me stond te wachten aan het station in Brugge. Ik vroeg de baas om een dag congé, maar kreeg er geen. Het was geen dringende familiale reden. Kama is alleen mogen vertrekken naar Brussel.”

© Kris Van Exel

Maar de kiemen waren gelegd, lang zou Marec niet meer bij de Keure blijven. Want er was ook nog dat ene grote levensdoel, al van zijn vierde. “Het is mijn verste levensherinnering. Ik bezocht met mijn vader in het ziekenhuis een jongeman. Achteraf zei mijn pa dat het mijn neef was. Hij is heel erg ziek. Hij maakt tekeningen voor het Brugsch Handelsblad. Een week later is die neef gestorven, door een foute ingreep in het ziekenhuis. Guido was 27 jaar. Dat is altijd in mijn hoofd blijven hangen: ooit volg ik hem op. Het werd een levensdoel. En het is me gelukt.”

Met dank ook aan nonkel André, vele jaren later. “Een nonkel die het had gemaakt, de ster van de familie. Hij zei: je kan goed tekenen, maar je hebt wat te kort. Eén druppeltje van mijn bloed en je zou een grote carrière kunnen maken. Hij bedoelde: je mist zakelijk talent. Je zal er nooit je brood mee kunnen verdienen, zei hij. Het werd mijn trigger: het moest en zou lukken. En toen heb ik ook resoluut de keuze gemaakt om cartoonist te worden.”

Het kwam steeds dichter. In ’93 werd Marec ontboden bij Karel Anthierens, de nieuwe hoofdredacteur van de krant Het Volk. “Ik kon zijn cartoonist worden. Eén van de schoonste momenten van mijn leven. Maar de verloning was al te bescheiden, ik heb me nog lang moeten behelpen met het tekenen van geboorte- en huwelijkskaartjes. Ik had als betaling voor een tekening voor de Gezinsbond een paginagrote advertentie voor die kaartjes gevraagd. Je kon telefonisch een catalogus bestellen. Dat marcheerde ongelooflijk.”

Maar men mocht niet overdrijven. “Op een dag werd ik op een receptie gevraagd of ik die tekenaar van die geboortekaartjes was. Ik ben meteen gestopt met die kaartjes. Dát paste niet in mijn levensvisie. Stel je voor dat later op mijn graf stond De Tekenaar van Geboortekaartjes.” Gekrenkt in zijn trots als cartoonist. Want dat was hij intussen, in ’t diepst van zijn vezels. Marec! Na Het Volk volgden Het Nieuwsblad en Dag Allemaal. En gaandeweg ontpopte die Marec zich ook steeds meer als een ondernemer: verschillende exposities, oprichter van het collectief The Cartoonist en van uitgeverij en galerij De Loge, twee graphic novels met Pieter Aspe, samensteller van het boek 100 Erotische Tekeningen, er is een boek over de Provence in de maak… Die dagelijkse tekeningetjes volstonden niet. “Dat heet dan ambitie”, lacht Martine.

© Kris Van Exel

Een zeer erkend cartoonist dus. Maar als schilder minder geroemd. Hier komt het verhaal van de zus van eerder genoemde Guido. “Een oudere nicht dus, die op bezoek kwam met haar dochter. Ik denk dat ze mij nooit helemaal heeft vergeven dat ik haar broer nooit had vernoemd als in interviews de vraag kwam of mijn tekentalent in de familie zat. Ze liet toen een schilderij van mij zien aan haar dochter. Allez, iemand die zo goed kan schilderen, hoe kan die nu zo’n brol maken? Sloeg dus op mijn cartoons. Is achteraf wel bijgelegd, hoor.”

Dat zijn tekeningen vluchtige voorbijgangers zijn in de waan van de dag, het kan hem geen fluit schelen. “Ik ben toch meer een tekenaar dan een schilder en ik wist dat veel schilders hun leven lang hebben moeten lesgeven. Ik wilde geen les geven en ik wilde snel van mijn tekeningen kunnen leven. We hadden intussen ook drie kinderen.”

***

Liever élke dag weer, al duizenden dagen, al tienduizenden tekeningen die ene spitse kijk op de actualiteit. Het lijkt een moeilijk vak. Wat zou nu het moeilijkst zijn? De techniek? Je krijgt niet zomaar in 2015 de Special Achievement Award en de eerste prijs van de Press Cartoon Belgium en je staat niet zomaar elk jaar weer in de top 6 à 7 van Humo’s Pop Poll Beste Tekenaar.

“Aanvankelijk was voor mij het allermoeilijkste een eigen stijl creëren. Dat is van Marec! Heb ik lang moeten op zoeken. Als ik nu terugkijk op mijn tekeningen van 25 jaar geleden… En zelfs van vijf jaar geleden. Dan denk ik: hoe kon iemand dat goed vinden? Heb ik al mijn hele leven. Élke avond denk ik bij élke tekening: dat moet nog beter. Dat is heel lastig. Maar het heeft me wel geholpen om beter te worden. Ik heb trouwens ook het voordeel dat mijn hoofdpersonages almaar veranderen. Willy Vandersteen kreeg op de duur een gruwel van Suske en Wiske… Al, raar om zeggen, mis ik wel Trump. Een héél dankbaar figuur natuurlijk. Net als Koning Albert. Na Boudewijn plots een koning die alle zonden ter wereld vereenzelvigde (lacht). Maar weer anders dan koningin Fabiola. Daar lachte iederéén mee, dat stoorde mij dan weer. Misschien was Fabiola een heel warme vrouw. Ik heb soms wel een bepaalde empathie. Zeker met het Koningshuis, die mensen kunnen zich niet verdedigen. Toen Filip koning werd, ben ik zelfs gestopt met het Koningshuis. Te gemakkelijk. Nogmaals: te rap compassie.”

© Kris Van Exel

Die zo bekende gezichten bijna dagelijks zien en tekenen, het schept een band. “Elke keer ik dezer dagen bijvoorbeeld Frank Vandenbroucke op televisie zie, zie ik mijn eigen tekeningen. Eigenlijk ontstaat er dan een band. Al de premiers van afgelopen twintig jaar zijn ook al in onze galerij geweest. Jean-Luc Dehaene bijvoorbeeld was een grote fan. Hij nodigde mij ooit uit op de Lambermont. Al ervaar ik dan zulke persoonlijke ontmoetingen vaak als een rem. Plots zie je niet meer de functie maar de mens.”

Zou de humor dan het moeilijkste zijn? Neen, dat is een natuurlijke gave. De morele grenzen die moeten worden getrokken, dát is het moeilijkste. Daar moet hij dan ook diep over nadenken. “Ik had al snel het Franse satirische blad Charlie Hebdo leren kennen. Dat was een wereld die voor mij openging. Daarvoor waren mijn grote voorbeelden cartoonisten als Gal, Brasser en Picha… maar plots waren die Franse tekeningen mijn grote inspiratie. Dát was mijn humor!”

Bijtende, harde, niets of niemand ontziende humor. Niet altijd voor elke brave burger. Terwijl Marec nu voor mainstream bladen werkt. We moeten onderweg wat gemist hebben. “Tja, ik heb mezelf nooit ergens aangeboden, dat durfde ik niet. In mijn beginjaren heb ik voor Markant gewerkt. Dat blad was eigenlijk veel te intellectueel voor mij, ik had soms een uur nodig om een pagina te lezen. Ik vroeg hen dan: zijn mijn tekeningen niet te simpel voor jullie lezers? Men zei me dat ook intellectuelen lachen om de meest eenvoudige dingen. Ik dacht: waarom schrijven jullie dan ook niet wat eenvoudiger? Daar ontstond mijn bewuste keuze zoveel mogelijk mensen te bereiken. Mijn keuze dus voor Het Volk en later Het Nieuwsblad en Dag Allemaal. (nadenkend) Weet je, ik was nooit beschaamd over mijn afkomst, ik vond altijd dat te veel linkse artiesten te weinig contact hadden met de gewone mensen. Die soms heel andere politieke ideeën hebben. Merk ik ook in mijn eigen familie. Ik wil het breedst mogelijke publiek, niet alleen de hogere, intellectuele klasse.”

Het zorgt wel voor minder armslag in zijn humor. En laat dat intussen het allermoeilijkste zijn geworden: hoe ver wil, mag, kan hij gaan? “Juist omdat ik heb gekozen voor een groot podium, maak ik soms tekeningen die sommige mensen storen. Maar ik wil dat ook die mensen mijn tekeningen zien. Waarbij ik me wel eens afvroeg: zijn ze niet te moeilijk? Ik belde zelfs ooit met die vraag naar Johan Anthierens. Hij zei: Georges Wolinski, je grote voorbeeld bij Charlie Hebdo, is later beginnen tekenen voor Paris Match, wat niet echt werd geapprecieerd door zijn intellectuele vrienden. Uiteraard andere tekeningen, maar hij bleef wel zichzelf… Het gaat om wie je bént. Ik dacht altijd dat je zoals Serge Gainsbourg een alter ego moest ontwikkelen. Neen, ik ben Marc De Cloedt. Weet je, als kind was mijn grote held Zorro. Overdag een man in een schoon kostuum, ’s avonds een held met een masker, door niemand herkend. Ik trek ook ‘s avonds mijn masker aan.”

© Kris Van Exel

Maar in de tijd van Zorro was het allemaal iets duidelijker, de goeie en de slechte. “Intussen verandert de tijdslijn almaar, wordt het steeds moeilijker. Ik moet met steeds meer gevoeligheden rekening houden. Weet je, ik heb zelfs ooit overwogen om hier een blad als Charlie Hebdo op te starten.”

Martine: “Doén, zei Kamagurka.”

Terwijl Kama na de aanslag in 2015 wel zei: het is het mij niet waard, ik wil niet elke dag mijn leven riskeren. Marec pleitte intussen wel in alle media voor het recht op vrije meningsuiting.

Marec: “Ik begrijp Kama wel. Mij is die vrijheid op een mening de angst wel waard. Maar dan denk ik voor mezelf, er zijn ook mijn naasten. Ik had toen nog mijn galerij in Brussel waar Martine en mijn dochter Marloes elke dag zaten. Marloes was daar wel mee bezig. We hadden trouwens al problemen gekend met onze expositie van erotische tekeningen in Brussel. De galerie lag aan het Zuidstation, midden in een eerder islamitische wijk. De galerijhouder heeft de affiches, met eieren bekogeld, moeten weghalen. Maar Hebdo, dat heeft er zwaar ingehakt, ja… Ik las dat blad al mijn hele leven, beschouwde de slachtoffers bijna als mijn broers. Als die dan zo worden afgeknald… (even stil) Die dagen waren zo heftig. Ik zat bijna elke dag in een televisiestudio voor een debat. Een Nederlandse angstpsycholoog confronteerde mij met de tekening die ik had gemaakt. De profeet met zijn handen voor zijn gezicht. Die zich nergens meer durfde vertonen, uit schaamte… “In Nederland durft dit niemand meer”, zei hij.

Protest en excuses

En de koord wordt steeds strakker aangespannen, het lijkt wel of iedereen radicaler wordt. “Herinner je je mijn cartoon Purple Lives Matter (een sportcartoon, de ontslagen CEO van Anderlecht Michael Verschueren als George Floyd met de knie van voorzitter Wouter Vandenhaute in zijn nek, red.)? Dat was internationaal nieuws. Plots was ik een racist, eiste men zelfs excuses. Romelu Lukaku was enorm kwaad. Dat is de impact van sociale media, bij Charlie Hebdo zal men ook niet beseft hebben dat hun cartoon ergens op een tafel in Irak zou terecht komen. En Lukaku is een influencer hé, met miljoenen volgers. Terwijl de cartoon was ingegeven door medelijden met Verschueren. (zucht) Medelijden is een slechte eigenschap voor cartoonisten. Ik vond niet dat ik mij moest excuseren. Ik vond eerder dat de zwarte gemeenschap dat moest doen. Omwille van een cartoon over Anderlecht een racist? In het begin van mijn carrière moest ik uitkijken om tekeningen te maken over de Kerk, over de dood en over het Koningshuis. Intussen zijn het de enige zaken waar ik wel nog mag over tekenen…”

“Ik moet zeggen dat ik heb getwijfeld om een tekening te maken over de Rode Duivels die op het EK voor elke match knielden voor Black Lives Matter. Want ik wilde niet weer al die heisa over mij krijgen. Maar ik heb het uiteindelijk wel gedaan. Deze keer zonder protest, Lukaku zal die cartoon gemist hebben (lacht). Wat ook kan spelen: ik maakte ooit voor Het Volk een tekening over de paus die bij de lezers een storm van protest veroorzaakte. Dat zijn natuurlijk allemaal abonnees, hé. Maar tegelijk weet ik dat er zoiets bestaat als een vertrouwensband met de lezer. Waardoor ik er soms eens mág overgaan. Al blijft het een dagelijks zoeken. Waar ligt hun grens? En waar liggen míjn grenzen? Die bestaan ook. Al ken ik eigenlijk mijn eigen bovengrens nog steeds niet. En wat ben je met die vertrouwensband als je cartoons via sociale media de wereld rond gaan?”

***

Marec is intussen al 65 geworden. Verloor onlangs nog zijn vriend en kompaan Pieter Aspe. Maar hij dénkt er niet aan uit te bollen.

“In mijn beginjaren faxte ik dus ’s avonds altijd mijn tekening. En dan wachtte ik tot ik midden in de nacht die krant in mijn bus hoorde vallen. Dat moment: Oh my God. Ik. Sta. In. De. Krant! En dat gevoel heb ik nog steeds. Die paar vierkante centimeter in de krant en op de sportpagina’s, élke dag en helemaal vooraan, ik vind dat belangrijk. Die zijn van míj. Vul ik op mijn eigen manier in.”

Al 35 jaar die deadlines, elke dag weer van de vooravond tot 23 uur die vier cartoons, zes dagen op zeven, het moet slopend zijn. “Elke avond Russische roulette. Peinzen en peinzen op ideeën. Maar ik zou het niet kunnen missen. Mijn droom is nog minstens tot mijn 80ste te werken, zoals ook de tekenaars van Charlie Hebdo. Hadden ze hen niet vermoord. Zolang ik vind dat ik nog steeds veel te vertellen heb. Maar zo’n leven zou natuurlijk nooit lukken als mijn vrouw niet hetzelfde ritme had overgenomen. Zij houdt de galerij open en doet ook nog eens al mijn administratie en financiële zaken.”

© Kris Van Exel

En hij heeft dan ook nog eens de zorg voor zijn broer, 14 jaar ouder. Hubert is half verlamd, na een plotse beroerte in maart vorig jaar. “We hebben zo’n vijftien jaar geleden nog samen de laatste jaren van onze vader begeleid. Hij is 98 jaar geworden. Ik dacht altijd dat mijn twee broers, mijn twee zussen en ik ook zo oud zouden worden. Nu verdelen wij de zorg voor Hubert. Soms denk ik er wel aan: zo snel kan het gaan.”

Er is ook al opvolging. Zijn oudste zoon Thijs (42) maakt animatiefilmpjes en maakte met Jelle De Beule de strip Jommeke in de knel en de penarie. “Ik heb Thijs nooit gepusht. Hij moest zelf zijn weg vinden. Zoals ik heb gedaan. Tekenaar worden, was in mijn familie ook ondenkbaar. Dan liever architect! Een job tot aan je pensioen! Ik was nochtans goed in economie (lacht). Ik ben trots op Thijs. Maar ben dat ook op Marloes en Laurens.”

En op zichzelf, voor één keer. “Als jonge gast had ik nooit gedacht te bereiken wat ik heb bereikt.”

© Kris Van Exel

***

Ontbijt om 8.30 uur. Dat is vroeg voor Marec. “Ik ben geen ochtendmens”. En dan meteen zulke Midzomernachtvraagjes. “Je had mij die gisteravond moeten voorleggen. Kon ik vannacht over nadenken.”

Wat vind je het mooiste aan het leven?

(na wel heel lang nadenken) “Dat je elke dag een nieuwe kans krijgt.”

Wat vind je het moeilijkste aan het leven?

“Dat je elke dag die kans moet grijpen (lacht). Zal wel te maken hebben met het feit dat ik elke dag weer betere cartoons wil afleveren. En het moeilijke daaraan is dat dit niet altijd lukt. (plots wakker) Maar wat mij het meest bezighoudt: welke kritische tekeningen kunnen nog? Vandaag mag je eigenlijk alleen nog de blanke, katholieke man aanvallen, van de rest moet je afblijven. Véél van mijn tekeningen van vroeger kunnen niet meer. We tekenen steeds meer met een handleiding. En een handleiding is het ergste wat een cartoonist kan overkomen.”

Welke kleine momenten van het leven koester je?

“Koffie en een sigaartje in de Provence, is dat een interessant antwoord? Ik drink heel veel koffie, ik moet al een paar plantages hebben opgedronken.”

Wat zou je willen veranderen aan de wereld?

“Eigenlijk niets. Ik vind deze wereld eigenlijk best ok. Als ik zou gaan doordenken op het nieuws waar ik elke dag mee en van leef, ik werd depressief. Heb ik niet. Het is bijna een tweede natuur geworden overal de humor van in te zien. Soms is de realiteit zo extreem dat het vanzelf karikaturen worden, dat ik niets meer moet uitvergroten. Maar ik heb wel enige ergernissen. Aan de snelle veranderingen die ons worden opgedrongen, bijvoorbeeld. Zo’n vaccinatiepas, begin er maar aan. En ik heb er ook moeite mee dat op álles altijd overdreven wordt gereageerd. Die foto’s op de sigarettenpakjes, zou daardoor één iemand minder roken?”

Naar wie zou je willen een brief schrijven om eens jouw gedacht te zeggen?

“Ik schrijf zulke brieven eigenlijk via mijn cartoons.”

© Kris Van Exel