Liefde voor de sport (1): Marcel (80) floot al 1.500 voetbalwedstrijden: “Jammer dat de folklore verdwijnt”

Marcel Demuynck geniet nog volop van het leven. “Vorig jaar ben ik nog naar China geweest en binnenkort staat Japan op de planning.” (foto Joke Couvreur) © JOKE COUVREUR
Christian Vandenabeele
Christian Vandenabeele Sportjournalist

Marcel Demuynck was pas 29 toen hij door een kapotte knie moest stoppen met voetballen. Intussen is hij 50 jaar scheidsrechter en werd hij onlangs gehuldigd voor zijn 1.500ste wedstrijd. “Ik ben begonnen met arbitreren om in conditie te blijven”, zegt hij. “Ik wou geen buik en zo’n kop krijgen als sommigen na hun carrière.” Hij is nu 80 en nog altijd in conditie. “Als ik morgen dood lig in mijn bed, kan het mij niet schelen. Ik heb een goed leven gehad.”

Marcel Demuynck woont al meer dan een kwarteeuw in Vlaams-Brabant, maar komt nog elke maand zijn zus opzoeken in de Weverstraat in Kortrijk. Dat is vlakbij het jeugdcentrum van KVK, de Stade in de volksmond, omdat Stade Kortrijk er destijds speelde. Het originele tribuuntje staat er nog altijd, merkt hij op. “Het is zeker zestig jaar oud! Ze noemden dat toen de Tribune Bourgeois. Weet je waarom? Omdat ze die tribune zetten met het geld van de verkoop van Norbert Bourgeois, een hele goeie speler, aan SK Roeselare.” (lacht)

Zelf speelde hij ook voor Stade Kortrijk. “Op mijn 19de stond ik in de eerste ploeg, als middenvelder, in eerste provinciale. Twee-, drieduizend man hé in die tijd! Onlangs ben ik bij ons eens gaan kijken naar Veltem-Beisem. Zeventig man! Zo kun je natuurlijk niet blijven bestaan. Ze zijn alles kapot aan het maken door te overreglementeren. Ik vind het jammer dat de folklore uit het voetbal aan het verdwijnen is.”

Kapotte knie

Hij zou ook nog voor Winkel, Zwevegem, Moorsele, Otegem en WS Lauwe voetballen, tot hij op zijn 29ste noodgedwongen moest stoppen. “Mijn knie was kapot. Ik was al twee keer geopereerd geweest, maar als ik liep, bleef er water in komen. Ik heb dan een cursus gevolgd om te arbitreren, omdat ik in beweging en in conditie wou blijven. Ik wou geen buik en zo’n kop krijgen als sommigen na hun carrière.” Het was wennen in het begin, bekent hij. “Ik vergeet nooit meer dat er tijdens een match van de kadetten van Herseaux tegen Luigne een man achter de goal stond die heel de tijd van alles naar mij aan het roepen was. Ik ben naar hem gegaan en heb gezegd: Zou jij niet beter gaan biljarten? Hij sprong over de balustrade en zat achter mij aan. Ik dacht: dat ga ik niet meer doen.” (lacht)

Scouting

“Op één seizoen in provinciale na heb ik altijd de jeugd gefloten. Door te arbitreren, begon ik talentrijke jeugdspelers te zien en die gaf ik dan door aan de Veekaa. Zo ben ik voor de club de scouting beginnen doen. Dat jaar dat ik de seniores floot, kon ik de zondag niet gaan scouten. Daarom ben ik weer de jeugd gaan fluiten. Het was niet altijd prijs, maar in totaal heb ik toch een dertigtal spelers naar Kortrijk gehaald die allemaal in het eerste elftal hebben gespeeld. Veel ervan kwamen uit de lagere reeksen, zelfs uit provinciale. Ik was zelfstandig vertegenwoordiger voor General Electric en het gebeurde dat klanten mij spelers tipten. Zo heb ik in Henegouwen Michel Derouck gevonden bij tweedeprovincialer Paturages en Michel Remacle bij eersteprovincialer Ath.”

“Van de helft van de spelers kennen supporters zelfs de naam niet meer. Vroeger wist je waar ze woonden en wie hun vrouw was”

“Ik begrijp niet dat er nu niet meer in de lagere reeksen gescout wordt. Lorenzo Staelens en Rudy Ducoulembier van WS Lauwe en Nico Broeckaert van Oudenaarde: alle drie zijn die op hun 22-23ste van bevordering gekomen. Maxime Vandamme kwam van derdeklasser Menen. Hein Vanhaezebrouck heb ik ook naar de Veekaa gebracht, maar die kwam toe met zijn voet in het gips door te minivoetballen. Henk Houwaart zei meteen: Een minivoetballer die zijn voet breekt… Dat heeft nooit geklikt tussen die twee, ook niet toen ze elkaar later bij Harelbeke weer tegenkwamen. In 1988 ben ik toegetreden tot de beheerraad. Met de scouting kwamen we om de veertien dagen samen. Ik werkte met vijf oud-spelers en we gingen heel België rond, hoofdzakelijk in lagere reeksen. Omdat de bedragen zodanig begonnen te stijgen, hebben we in 1990 Players Invest opgericht: met veertig man legden we elk 200.000 frank uit en daarmee deden we transfers.”

Fusieplannen

Hij zat in die tijd ook mee aan tafel om met de clubleiders en de burgemeesters van Kortrijk, Waregem en Harelbeke een fusie tussen de drie Zuid-West-Vlaamse clubs te bespreken. Dat was op 12 maart 1991 in De Mart, het restaurant van wijlen Pierre Lano. “Daar is die avond vooral veel blablabla verkocht en veel gedronken geweest – de helft is daar dronken buiten gegaan. Iedereen wilde op zijn eigen veld blijven spelen. Politiek was dat niet te doen. Een burgemeester die zich akkoord verklaarde om elders te gaan spelen, wist dat hij bij de volgende verkiezingen zou worden weggestemd. In 1992 ben ik uit de beheerraad gestapt toen de financiële perikelen de kop opstaken. Er werd toen meer over appartementen en leasingwagens dan over voetbal gesproken. Eddy Snelders, Gerard Plessers en Filip Desmet konden wij eigenlijk niet betalen, maar er zaten er een paar in het bestuur met grootheidswaanzin en dat is gevaarlijk. Zo zijn ze failliet gegaan. Ik heb daarna nog gescout voor Moeskroen, AA Gent en KV Mechelen. Op een bepaald moment was ik zelfs een soort makelaar. Ik zei tegen Chris Van Geem van RC Gent: Hier, 200.000 frank, dat is voor jou. Ik ga zorgen dat je een mooie carrière hebt. Die jongen viel bijna van zijn stoel. Ik ging met hem naar Waregem en zei tegen Germain Landsheere: Ik ga je een speler geven en als hij niet goed speelt, moet je niets betalen. Maar als hij wel goed speelt, moet je dàt betalen. Hij zei: Dat ben ik nog nooit tegengekomen. Van Geem stond meteen in de eerste ploeg. Waregem heeft hem dan verkocht aan Genk, waarmee hij de beker en de titel zou winnen. Voor Pascal Devreese betaalde ik 1,2 miljoen aan Gavere. Ik dacht: foert, ik neem het risico! Nadat hij met Moeskroen naar eerste was gepromoveerd, is de helft van België voor hem bij mij thuis in Marke geweest. Uiteindelijk is hij naar AA Gent vertrokken. Dat was de gouden tijd. Nu gaat dat allemaal niet meer, hé.”

Bod op de Veekaa

In 2015, toen hij al met pensioen was, deed hij via Dirk Degraen zelfs een bod op KV Kortrijk. “Ik was bereid om tot drie miljoen euro te gaan, omdat ik de waarde van de spelersgroep kende”, zegt hij daarover. “In Van der Valk in Oostkamp had ik al een verkennend gesprek gehad met Marc Degryse om hem te vragen om sportief manager te worden in het geval ik de club zou kunnen overnemen. Maar Vincent Tan bood uiteindelijk vijf miljoen.”

“Ik doe het nog altijd graag. Ik heb nu wel gezegd dat ik maar één wedstrijd per week meer doe, want tot enkele weken geleden vroegen ze mij de vrijdag, de zaterdag én de zondag”

Intussen staat de club weer te koop. “Belgische ploegen worden tussenstations. Maar wat kun je eraan doen? Het is de evolutie van het voetbal. Van de helft van de spelers kennen supporters zelfs de naam niet meer. Vroeger wist je waar ze woonden en vaak ook wie hun vrouw was.” Sinds 1996 woont hij in Herent, op twee kilometer van het centrum van Leuven. Na zijn echtscheiding vond hij daar de liefde. “Mijn scheiding was… logisch. Mijn vrouw zag mij bijna nooit, want ik was altijd weg. Zo zijn we uit elkaar gegroeid. Ik heb altijd goed mijn boterham verdiend, maar ik heb wel dag en nacht gewerkt. Van mijn 19 tot mijn 29ste was ik in het weekend ook nog ober in ‘t Waaihof in Kortrijk. Het gebeurde dat ik daar tot vier uur ’s ochtends werkte, terwijl ik ’s namiddags moest voetballen. Als je 65 bent, moet je stoppen bij de jeugd, maar sindsdien fluit ik in het liefhebbersvoetbal.”

Pensioen

Hij is 80 intussen en fluit nog altijd. Vorige maand werd hij gehuldigd voor zijn 1.500ste wedstrijd. “In 50 jaar betekent dat gemiddeld 30 wedstrijden per seizoen”, zegt hij. “Ik doe het nog altijd graag. Ik heb nu wel gezegd dat ik maar één wedstrijd per week meer doe, want tot enkele weken geleden vroegen ze mij de vrijdag, de zaterdag én de zondag. Ze hebben scheidsrechters te kort, hé. Verder tracht ik nog te genieten van het leven. Ik reis nog veel. Zo ben ik vorig jaar naar China geweest en binnenkort staat Japan op de planning. Ik speel golf en ik fiets veel. Vrijdag (vandaag, red.) fiets ik weer van Leuven naar mijn appartement in Blankenberge. Dat is 180 kilometer. Ik vertrek om 8 uur ’s ochtends en kom er om 8 uur ’s avonds aan. Tot vier jaar geleden deed ik dat nog met een gewone fiets, maar nu kocht ik een elektrische fiets. Mijn vader heeft tot aan zijn 83ste met de fiets gereden. Ze hebben hem toen eens omver gereden en hoewel hij nergens veel last van had, kwam hij thuis en zei hij: Ik ga het huis verkopen en ga naar het rusthuis, waar drie oude vrienden van mij zitten. Daar is hij nog acht jaar gelukkig geweest. Op zijn 92ste hebben ze hem dood gevonden op zijn kamer. Als ik morgen dood lig in mijn bed, kan het mij niet schelen. Ik heb een goed leven gehad.”

In tijden waarin topsport steeds meer harde business is en de amateursporten nauwelijks overleven door gebrek aan financiële middelen én vrijwilligers, brengen we in deze reeks van vier afleveringen een ode aan zij die zich al járen belangeloos inzetten voor de sport, er zelfs hun hele leven naar richtten of hebben gericht. Volgende week: Lorenzo Belien, ploegafgevaardigde van SV Ingelmunster.