Waarom het ene Club het andere (nog) niet is, Lotte Lambert vergelijkt kampioenen van nu met gouden generatie van jaren 70

Raoul ‘Lotte’ Lambert viert de achttiende titel met enkele Clubsupporters. (foto Tom Brinckman)
Stefan Vankerkhoven

De 18de landstitel van Club Brugge is historisch: voor het eerst sinds de roemrijke Happelperiode is het opnieuw de derde titel op rij. Daarom: welk team van Club is nu het sterkst? De spelers uit het tijdperk 1976-78 of de kampioenploeg van 2022? Wie kan beter de elftallen vergelijken dan Raoul ‘Lotte’ Lambert, de beste Clubspeler van de vorige eeuw? Hoofdrolspeler in de jaren 70 en vandaag nog altijd supporter nummer één.

1. Simon Mignolet of Birger Jensen?

De Deen Birger Jensen stond van 1974 tot 1988 bij Club onder de lat. Lotte: “Mag ik nu al mijn joker inzetten? Het zijn twee uitstekende keepers. Simon is rustiger en was dit seizoen de beste Clubspeler tijdens de play-offs.

Birger Jensen. (foto Belga)
Birger Jensen. (foto Belga) © Belga

Maar Birger verrichtte ook miraculeuze reddingen. Herinner je je nog dat hij in de kwartfinale van de Europacup I tegen Atletico Madrid in 1978 de bal van achter zijn rug in de voeten van een Spaanse aanvaller gooide? Om hem nadien opnieuw te ontfutselen en een doelpunt te vermijden zodat Club doorstootte?”

2. Fons Bastijns of Clinton Mata?

Fons Bastijns speelde maar liefst 501 wedstrijden voor Club, waar hij actief was van 1967 tot 1981 en als rechtse back optrad. Lotte: “Opnieuw een moeilijke keuze. Zowel Fons als Clinton geven Club aanvallende impulsen. Clinton is zeer snel, maar ik vind Fons een solidere verdediger.”

“Mata moet vaak halverwege de wedstrijd vervangen worden door een verrekking. Dat hij zondag al na drie dagen hersteld was, is vreemd. Normaal gezien mag je voor een verrekking op tien dagen afwezigheid rekenen. De dokter heeft hem zeker een wondermiddeltje gegeven, zoals bij mij indertijd?”

“Mijn vingers staan nog stijf van de cortisone! Van de spuit die ik in 1978 kreeg van dokter Michel D’Hooghe om de halve finale van Europacup I te kunnen spelen tegen Juventus, heb ik nog altijd spijt. Daardoor miste ik de finale tegen Liverpool.”

3. Edi Krieger of Stanley Nsoki?

De Oostenrijkse libero Edi Krieger leidde van 1975 tot 1979 de achterhoede van blauw-zwart en maakte ook deel uit van het nationale team van zijn land. Lotte: “Met voorsprong: Krieger. Deze Oostenrijker was de beste libero die Club ooit had.”

“Daar valt niet aan te twijfelen. Nsoki is nog jong en speelt goed. Maar toch verliest hij bijna elke wedstrijd even de concentratie en dan geeft hij een slechte pass in de voeten van de tegenstander.”

4. Georges Leekens of Brandon Mechele?

Georges Leekens was van 1972 tot 1981 de voorstopper van Club. Nadien bouwde hij een trainerscarrière uit bij onder meer Club en de nationale ploeg. Lotte: “Georges! Die deed zijn bijnaam van Mac The Knife alle eer aan, hij was een beenharde voorstopper met vlijmscherpe tackles.”

“En een nog betere kopper dan Brandon. Tijdens de match tegen Antwerp dekte Brandon de spits Frey van te ver, je moet er dichter op zitten. Ik heb mij daar in de eerste helft van de wedstrijd zondag aan geërgerd. Net als aan al die laterale passes…”

5. Gino Maes of Eduard Sobol?

Gino Maes was een jeugdproduct van Club en speelde van 1976 tot 1982 meer dan 200 matchen voor het eerste elftal, waaronder de Europacup I-finale in Wembley tegen Liverpool. Nadien speelde hij nog voor Cercle en Torhout én als veteraan in de Brugse cafévoetbalploeg Estaminet.

Lotte: “Ik verkies eerder Jos Volders, die met Gino Maes vele jaren wedijverde voor de plek van linkse back. Jos had meer maturiteit, terwijl Gino en Eduard erg onstuimig kunnen zijn.”

6. Julien Cools of Mats Rits?

Julien Cools uit het Limburgse Retie voetbalde van 1973 tot 1979 in de kleuren van Club en won de Gouden Schoen in 1977. Hij speelde met de Rode Duivels ook de finale van het EK in 1980. Lotte: “Julien had drie longen. Hij bleef maar lopen, zelfs tot de 90ste minuut. Hij kon ook zeer goed infiltreren. Ik ga voor Julien!”

7. René Vandereycken of Hans Vanaken?

René Vandereycken dirigeerde Clubs middenveld van 1974 tot 1981, waarna hij vertrok naar het Italiaanse Genua. Nadien speelde hij ook nog voor Anderlecht. Lotte: “Ik heb toch een lichte voorkeur voor René. Die kon een gemillimeterde pass veertig meter ver sturen, hij lanceerde mij vaak. Met mijn snelheid als spits kon ik de verdedigers verschalken en scoren.”

“Hans is natuurlijk een zeer verfijnde voetballer en hij scoort evenveel pinals als ik. Ik bombardeerde de doelman vroeger, hij doet het meer beheerst. Hij weet dat je als strafschopnemer nooit naar de doelman mag kijken, anders ben je gezien. De doelman kiest toch altijd een kant.”

8. Daniel De Cubber of Eder Balanta?

Daniel De Cubber doorliep de jeugdreeksen van Union Sint-Gillis en belandde na een ommetje via Namen in 1975 bij Club. Hij speelde de twee Europabekerfinales mee met Club.

Lotte: “Je mag Daniel niet onderschatten, hij was een uitstekende verdedigende middenvelder. Daarom kiest ik voor De Cubber! De Colombiaan Balanta pakt veel gele kaarten. De vrees dat hij met een tweede gele kaart uitgesloten wordt, is altijd aanwezig.”

“Daarom heeft Schreuder hem bij de rust op Antwerp gewisseld. Club kon het zich niet permitteren om met tien een achterstand te proberen in te halen.”

9. Paul Courant of Andreas Skov Olsen?

Club haalde Tienenaar Paul Courant in 1976 weg bij Luik. Hij voetbalde vijf seizoenen voor Club maar miste net als Raoul Lambert het orgelpunt: de Europacup I-finale in Wembley in 1978. Lotte: “Paul was een verfijnde middenvelder, Olsen kan nog groeien als winger.”

“Ik zie ze beiden graag spelen. Met een voorkeur voor Paul, die meer in het centrum opereerde. Is het je al opgevallen dat ik meestal voor de oude garde kies? Het team van de jaren 70 was toch nog ietsje beter dan het huidige Club. Vergeet niet dat wij indertijd twee Europese finales gespeeld hebben. Dat doet ons geen Belgische ploeg meer na.”

10. Jan Sörensen of Noa Lang?

Club kocht de Deense spits Jan Sörensen van Kopenhagen in 1977, waar hij zes seizoenen voetbalde. Nadien trok hij naar Twente, Feyenoord en Ajax. Lotte: “Sörensen was sneller en kon ook dollen met zijn tegenstrevers. Maar Lang doet mij met zijn sierlijke balaanname, dribbels en plotse tempoversnelling denken aan Johan Cruijff. Allez, ik kies voor Lang!”

11. Raoul Lambert of Charles De Ketelaere?

Lotte: “Ik was sneller dan Charles! (lacht) Maar De Ketelaere is technisch veel sterker en verfijnder dan ik. Hij speelt natuurlijk in een ietwat teruggetrokken positie, zelden als diepe spits. Ik hoop dat hij nog een jaartje bij Club kan blijven, zodat hij nog wat kan rijpen. Een grote, internationale competitie komt nog te vroeg, zeker als hij bij een topper wil belanden.”

© KURT DESPLENTER BELGA

“Spelen bij een Engelse ploeg die vecht tegen degradatie is ook niet ideaal. Zelf heb ik nooit overwogen om naar het buitenland te gaan. In die tijd was dat niet zo courant, er waren ook geen interessante aanbiedingen. Op een dag stond wel Constant Vanden Stock, de toenmalige voorzitter van Anderlecht, in mijn voortuin.”

“Ik vroeg al lachend: kom je mij kopen? Hij antwoordde: Neen, jij bent onbetaalbaar! De supporters van Club zouden het nooit accepteren. Ik kom voor de Nederlandse spits Robbie Rensenbrink. Waarop ik zei: die woont hier 500 meter verder. Je bent op het verkeerde adres.