Saghine Lampaert is zoveel meer dan de zus van Lampie: “Onderschat de boerendochters niet”

Onze West-Vlaamse ambassadrice en verpleegkundige Saghine Lampaert. © Kris Van Exel
Frank Buyse
Frank Buyse Senior writer

“Ik ben een beetje zenuwachtig”, zei ze vooraf. “Heeft een onbekend meisje van 27 jaar wel genoeg te vertellen?” Saghine Lampaert is niet zo’n BV als de anderen in deze reeks, bedoelde ze. Neen, maar ze is wel de verpleegkundige die vorig jaar door deze krant werd verkozen tot West-Vlaams ambassadeur. Als ode aan de hele zorgsector, zo heroïsch in coronatijden. Dat ze daarnaast de zus is van wielerkampioen Yves Lampaert is ook wel leuk. Maar Saghine is vooral het ‘meisje van de buren’ dat overloopt van positivisme en levenslust. En in één keer ook de ambassadrice voor de zorgsector én voor de landbouwsector. Genoeg te vertellen? Zelden zo’n deugddoende waterval over mij heen gekregen.

Het stond laatst nog in een krant, toen ze werd gevraagd voor een reactie op de Belgische titel tijdrijden van haar broer Yves in Ingelmunster. ‘De ratelende spraakwaterval’. Dat is een beetje overdreven, zegt ze. Nou… En als Saghine (een vondst van haar ouders die de Marokkaanse klank wel mooi vonden) al even stokt, dan helpt de mama wel. De mama die haar vergezelt. Carine, trotse boerin, zal blijken. En daar, bij het aperitief, bij de eerste vraagjes over de zee, begint het al.

Saghine: “We kwamen hier niet zoveel. Een boerderij thuis, hé.”

Carine: “Bij mooi weer dacht ik vaak aan een dagje zee. Dan zei ik aan mijn man dat hij ‘s avonds ook kon komen, als de koeien gemolken zijn. En dan bromde hij: naar de zee…?! Ik dacht: de kinderen gaan tenminste een gat in de lucht springen. Niet dus.”

Saghine: “We waren gewoon dolgraag op de boerderij. Klusjes doen, bezig zijn. Ik kwam ook stief goed overeen met mijn broers. We hebben trouwens nog steeds heel veel contact. Allez, nu meer met Jens (die intussen de boerderij heeft overgenomen, red.) dan met Yves die door de koers vaak weg is. Ik heb het daar moeilijk mee gehad, dat ik hem moest afgeven aan de koers. Wat ik mij vooral herinner van de zee, je weet wel mama, is hoe jullie mij in Middelkerke als kind een keer kwijt speelden. Ik was maar een jaar of vijf. Ik dacht we naar rechts moesten, maar ik ging links. Met de wind mee… En bleef maar wandelen. Wenend. Tot ik werd opgehouden door een redster die mij een ijsje gaf. Of een koekje, dat weet ik niet meer. Ze sprak evenwel Frans, ik begreep haar niet. Maar de reddingspost heeft mij wel gesignaleerd en zo heeft men mij gevonden. Papa was in alle staten.”

Carine: “In plaats van de auto te nemen om haar op te halen, een heel eind weg, liep hij de hele dijk af. Toen zegden we toch: met kleine kinderen naar zee…nooit meer!”

Saghine: “Voor alle duidelijkheid: ik heb ook toffe herinneringen aan de zee. Vooral dan de jaarlijkse reünies met mijn kotvriendinnen in Middelkerke. Heel gezellig. Gezelschapsspelletjes en zo, geen wilde girls-avondjes, hoor.”

Carine: “Saghine was een braveken. Ze is niet met tien vrijers thuisgekomen.”

Saghine: “Ik was wel een uitgaander en durfde ook wel eens tipsy thuiskomen, maar ik ging er nooit ver over. Ik heb daarvoor een te groot plichtbewustzijn. En nee, geen tien vrijers. Ik ben intussen al acht jaar samen met Pieter. En…”

Die spraakwaterval… De liefde is voor straks, we blijven nog even met onze voeten in zee. Op zee.

Saghine: “Ik zou heel graag willen leren surfen. Dat heeft te maken met mijn reis naar Venezuela, ik heb daar veel surfers op het blauwe water gezien. De ouders van Fanny, een Venezolaans meisje dat bij ons in de klas zat in het zesde middelbaar en waarover mijn vriendinnen en ik ons hadden ontfermd, hadden ons uit dankbaarheid met de hele bende daar uitgenodigd. Wij met zeven voor drie weken naar Venezuela, mijn mooiste reis ooit. Ik had nog nooit in een vlieger gezeten. In het Amazonegebied geweest, op Isla Margarita.. De max. Daar is mijn passie voor reizen begonnen. En daarna volgden ook nog drie maanden Oeganda. Ik was al samen met Pieter, zouden we dat wel overleven? Maar dacht dan meteen: voor hetzelfde geld is het binnen enkele maanden uit, ik vertrek! Het werd ook een fantastische reis. En nu wil ik nog zoveel zien. Álles eigenlijk. Jordanië, Australië… Maar Pieter is elektricien en werkt veel, veel reizen zit er niet in. Al gaan we wel eens fietsen door Frankrijk. Ik sport niet veel meer, maar fietsen doe ik doodgraag. Toeristisch hé, met veel tussenstops. Maar we waren ook al in Noorwegen. Dat was voor Yves, op het WK wielrennen in 2017. We maakten toen een boottocht en zagen de fjorden. Pieter was meteen ook heel enthousiast, hij wil nog meer Scandinavische landen bezoeken. (giechelt) Al raakten we bijna niet terug. We misten onze vlucht, ik had me vergist van vertrekuur. We hebben nieuwe tickets moeten kopen, cash. Je wil niet weten hoeveel biljetten we er moesten uithalen… Ik was zo dul op mezelf. Ik heb dan naar mama gebeld.”

Carine: “Ik moet toen iets gezegd hebben van: ja, meiske, dat is willen reizen, hé.”

Wij leerden nog met onze handen werken, de jeugd nu kán dat niet meer

Levenslessen vanuit de Klippershoeve in Ingelmunster. Waar Saghine zo gehecht aan is. “Ook al reis ik nog zo graag, ik kom ook altijd graag terug naar huis. Te lang van huis en ik mis mijn ouders, mijn broers, vrienden en vriendinnen. Ik steek er nog maar zelden een handje toe, maar die boerderij was zolang, tot anderhalf jaar geleden, mijn thuis. Al ben ik wellicht geen typische boerendochter. Ik heb als kind nog judo gedaan, volgde Woord en Dictie… Dat laatste bij juffrouw Veerle, vond ik heerlijk. Maar ik heb wel veel liefde voor de boerenstiel. Al zou ik er niet meer instappen. Want ik weet welke harde stiel het is. Hoe Jens dat allemaal doet: chapeau! Ik ben ontzettend blij dat de boerderij binnen de familie blijft, we zitten nu al aan de vierde generatie op de Klippelhoeve. Mag ik ook zeggen blij te zijn dat het hokjesdenken rond ‘vuile boeren’ stilaan verdwijnt? Die tijd is echt voorbij, ook door de steeds strengere regels op orde en netheid. De meeste boerderijen zijn nu heel wat properder dan vroeger.”

Mooiste boerin

Saghine Lampaert, ook ambassadeur voor de landbouwsector. Of neen, Saghine had moeten deelnemen aan de Mooiste Boerin van Vlaanderen. “Ik vind het wel mooi, zo’n verkiezing. Onderschat de boerendochters maar niet. Ik ging veel uit in het landbouwmilieu, daar zitten veel mooie meisjes tussen, hoor. Maar voor zo’n verkiezing ken ik te weinig van de stiel.”

Carine, op dreef: “Men moet eens stoppen om ons af te schilderen als ‘domme boeren’, ‘vuile boeren’… Ik vind dat jammer, dat men zo op de kappe zit van de landbouwers.”

Saghine: “We zitten in een overgangsfase mama, de perceptie wordt positiever.”

Maar ze kent de problemen van de sector. “In eerste instantie de administratie en alle regeltjes. Iedereen denkt dat ‘boeren’ op het land rijden is met een tractor, maar er komt veel meer bij kijken.”

Carine: “Het is zot wat er allemaal aan papieren wordt gevraagd.”

Saghine: “Maar als kind op een boerderij opgroeien en daar elke dag mogen rondhuppelen… heerlijk! We leerden er nog met onze handen werken, de jeugd van vandaag kán dat niet meer.”

Carine: “Jens, Yves en Saghine moesten nooit aangespoord worden om te werken. Het woord puberen ken ik niet, we moesten nooit streng zijn. Ze waren moe en vielen in slaap. (lacht)

***

Wij gaan hier niet in slaap vallen. Het vurige betoog voor de boerenstiel hebben we al gehad, maar Saghine werd vorig jaar samen met Wim Opbrouck West-Vlaams ambassadeur voor haar verdiensten als verpleegkundige (bij de spoedafdeling Sint-Andries Ziekenhuis, Tielt, red.), symbolisch voor de hele zorgsector die ons maandenlang door de coronacrisis hielp, in vaak bijzonder zware werkomstandigheden. Het applaus was oververdiend. Tijd voor een ander betoog.

Saghine en haar mama Carine.
Saghine en haar mama Carine. © Kris Van Exel

Saghine: “Vooral in het begin was het loodzwaar. Iedereen vroeg zich af wat er nog zou komen. Dat wisten wij ook niet. We zagen de beelden van de ziekenhuizen in Italië en konden alleen maar denken: wordt dat hier ook zo? Al van 1 februari waren wij ons op de spoedafdeling aan het herorganiseren. Alle dienstlijsten moesten worden herbekeken. In de winkels zetten mensen een stap achteruit, ze werden bang van ons. Pieter had ook schrik: zou je niet beter apart, boven, slapen? Ik zei dat het niet zomaar voor twee weken was en het ontzettend lang kan duren. We wisten niet waar we aan waren begonnen. Ik had voor mezelf geen schrik het virus te krijgen, ik had vooral schrik het virus over te brengen. Het werd een oorlog tussen vier muren. Mensen die er niet rechtstreeks mee werden geconfronteerd, kunnen het zich niet voorstellen. Het was soms onmenselijk. Schrijnend hoor. Het is het ergste wat een mens kan meemaken, machteloos moeten toezien hoe mensen sterven. En dan word je verontwaardigd als je hoort van lockdownfeestjes en zo. Kom eens een week werken bij ons, denk ik dan. Anderzijds was er ook de dankbaarheid van de mensen. Het applaus elke avond deed deugd, motiveerde ons. Al hadden we geen keuze. En na de eerste lockdown keken we dan ontzettend op tegen een tweede golf. Die er ook is gekomen.”

Ik ben bang om iets te missen en wil zoveel mogelijk uit het leven halen

Een derde ook. Intussen lijkt het ergste voorbij, keert het normale leven terug. Hoewel. Saghine noemt het allemaal dubbel. “Er kan plots weer zoveel. Soms begrijp ik het wel, dat de mensen weer willen samen komen, op terrasjes en zo. Maar enerzijds heb je beperkingen op trouwfeesten en anderzijds festivals als Pukkelpop… Al durf ik me daar niet echt over uitspreken of het verantwoord is of niet, ik ben daar niet bevoegd voor. Ik kan alleen maar zeggen dat het momenteel (eind juni, red.) in het ziekenhuis weer redelijk normaal is, al komen er nog steeds coronapatiënten binnen. Wat ik heel mooi vind en vooral wil onthouden van afgelopen jaar is de samenhorigheid die in het ziekenhuis is ontstaan.”

Maar wat ook even mag worden gezegd: de zorgsector kreeg misschien wel veel waardering, ze blijft onderbemand en onderbetaald. “Vind ik wel”, zegt Saghine.

Maar de landbouwsector hoort nog minder merci. Daar is Carine. “Wij krijgen nooit eens een dankbaar woordje voor onze stiel. De meeste patiënten in het ziekenhuis zeggen nog merci. Wij horen dat niet vaak.”

Saghine: “Dat is eigenlijk ook pas begonnen door de coronacrisis, die dankbaarheid van de patiënten. Ik hoop dat dit blijft duren. Dat er begrip is voor onze werkomstandigheden.”

Ambassadeur, geen held

Haar titel van West-Vlaams ambassadeur zal ze voor altijd koesteren. Maar vooral: maak van haar misschien wel een ambassadeur, maar geen held. Zo zitten de Lampaerts niet in elkaar. Ze noemt haar job ook niet meteen een roeping.

“Je moet wel vooral sociaal zijn en soms veel kunnen incasseren. En je moet veel van je familiaal en sociaal leven inleveren. Eén weekend op twee werken is veel, vind ik. Vooral voor partner en kinderen. Pieter werkt als zelfstandig elektricien zes dagen op zeven, maar zit één op de twee zondagen alleen. Gelukkig fietst hij al elke zondagochtend (lacht). En voor collega’s met kindjes is het nog erger. Pieter zal nog verschieten als hij op zondag op de kleinen moet letten (lacht).”

Het harde werken zit de Lampaerts in hun bloed, naast de fulltime job op de spoeddienst van het Sint-Andries-Ziekenhuis is Saghine in bijberoep ook nog thuisverpleegster. En vrijwilliger in het vaccinatiecentrum. En ze wil ook nog een postgraduaat Pre Hospital Life Support volgen. Ze wil zoveel.

Carine: “Ach, ze is nog jong, hé.”

Saghine: “Eerlijk: ik stond ook tijdens de coronacrisis nooit op de rand van de uitputting. Het is ook bij ons in het Sint-Andries Ziekenhuis erg geweest, maar blijkbaar toch niet zo dramatisch als in veel Brusselse ziekenhuizen als ik de televisiebeelden met de huilende verpleegsters mag geloven. Je leert met die druk omgaan. En met de emoties. Al moet ik zeggen dat het anders is voor iemand die op de spoed werkt. Die kan geen band opbouwen met de patiënten zoals de verpleegkundigen van de intensieve zorg dat wel kunnen. Het nadeel is dan weer dat we vaak niet eens weten hoe het eindigt met de mensen die we binnen brengen.”

***

En dan komt het verhaal van haar pépé. In april gestorven, 92 was hij. Dat was, in tegenstelling tot alle ellende in het ziekenhuis, een ‘mooi’ overlijden. “Toen de crisis uitbrak, had ik vooral schrik voor mijn pépé. Een heel fragiel ventje van 92 dat ik elke dag verzorgde. Hij is puur van ouderdom gestorven, niet aan covid-19. Zijn hart gaf het op. (stil) Pépé kon niet mooier vertrekken. Hij heeft tot de voorlaatste dag auto gereden. Dat was zijn lang leven. Die avond ben ik nog bij hem geweest. Het gaat niet goed met pépé, had mama gezegd. Ik kwam binnen, zag hem zitten en ik dacht: ik ben hem kwijt. Ik heb hem in zijn bed gestopt en zuurstof toegediend. En gebeld naar mama: nú komen! Gebeld naar nonkel Geert: nú komen! Gebeld naar tante Annie: nú komen! Iedereen moest komen. Maar hij kwam er weer door. ‘s Anderendaags belde ik meteen op. Hij zit recht en hij babbelt, zei tante Annie die was blijven slapen. Ik ben naar daar gereden en zag hem zitten: hoe kan dat nu, pépé? We hebben nog een hele poos gebabbeld en gelachen. Ik heb hem nog gewassen en terwijl ik hem aankleedde, voelde ik hem in mijn armen wegglijden. Zo is hij gestorven. En ik kon het helemaal plaatsen. Ik was al vaker met de dood geconfronteerd, zowel in mijn werk als privé. De eerste keer was Sofietje. Een vriendin die stierf aan een hersenbloeding, we waren vijftien jaar. Ik ben daar echt ziek van geweest. Pépé die is gestorven, dat is de normale gang van het leven. Maar Sofie, zo jong… Dan denk ik: er zal iets anders zijn. Puur om mezelf te troosten. Maar pépé, dat was zó mooi en rustig.”

© Kris Van Exel

Pépé, nonkels, tantes, de hele familie, Pieter, de vriendinnen … Saghine heeft een talent voor graag zien. En een talent voor graag leven, ze wil nog zoveel. Exotische reizen, surfen, meer boeken lezen…

Carine, nuchtere boerin: “Dat is dromen, hé.”

Saghine: “Ik ben heus niet zo’n dromer. Het is eerder FOMO, fear of missing out. Bang om iets te missen, zoveel mogelijk uit het leven willen halen. Ik zou bijvoorbeeld ook heel graag eens een dag Tomorrowland meemaken.”

Carine: “Ze heeft ooit eens een hele vakantie gezaagd om naar Pukkelpop te mogen. Ze heeft er wel moeten voor werken.”

Saghine: “Maar ik mocht. Ik stuurde van ginder nog een fotootje naar Yves: ik zit op Pukkelpop, ik zit op Pukkelpop! Hij stuurde terug: maak maar dat je niet verdrinkt… Er waren blijkbaar zware onweders op komt.”

Carine: “Het was dat jaar.”

Dat jaar: 2011. Een zwaar noodweer teisterde het festival, er vielen vijf doden en de schade was enorm.

Saghine: “Ik kon net een berichtje sturen: Ik OK! Daarna was er vijf uren geen bereik. Onze groep was net in drie gesplitst, ik stond te kijken naar Skunk Anansie. Maar we zijn allen snel samen gekomen aan onze tent die gelukkig wat hoger stond en daardoor niet overstroomd was. Ik wilde eigenlijk niet naar huis, het drong niet door wat er was gebeurd.”

Carine: “Net die dag gingen we met Yves, samen met Wim Feys (ex-profrenner uit Ardooie, red.) een contract tekenen bij EFC-Omega Pharma-Quick-Step, de wielerploeg van Michel Pollentier en Wim. Saghine en haar vriendinnen zijn dan ‘s anderendaags teruggekeerd. En Saghine maar zeuren over haar ticket. Ge gaat toch niet zeveren, zei ik.”

No nonsense ook, die Lampaerts. West-Vlaamse nuchterheid. Het typeert ook Yves, de wielerkampioen.

Saghine: “En toch zijn we allen verschillend. Met een verschillend leven. Yves heeft ons al heel veel mooie momenten bezorgd. Hoe schoon is dat niet om zijn successen allemaal van zo dichtbij te mogen meemaken? Wanneer was het, mama? 2019, de Tour De France? Ik wilde altijd eens graag naar Parijs gaan en we gingen een weekje naar Frankrijk. Papa en Pieter zijn dan achterna gekomen voor den arrivé in Parijs. Yves hebben we er nauwelijks gezien, die had het te druk met verzorging en zo.”

Carine: “Twee uren stonden we aan die bus. Om hem twee minuten te zien.”

Op zulke momenten is Saghine zus én supporter nummer één, lid van zijn supportersclub ‘Forza Lampaert’ natuurlijk”. Bleek ook half juni, toen Lampie Belgisch kampioen tijdrijden werd in eigen Ingelmunster.

Carine: “Al die mensen die stonden te tieren!”

Saghine: “Dat was bijna te mooi om waar te zijn. Ik was van in het begin zijn grootste supporter en ging overal mee.”

Maar ze is nooit thuisgekomen met een coureur.

Carine: “Ook waar.”

Saghine, lachend: “Tja, dat moet ook passen.”

Carine: “Het is wel wat, een coureur in huis. Je moet toch leren omgaan met het gevaar.”

Saghine: “Je mag er niet aan denken. Voor Yves was het jammer dat hij dit jaar de Tour niet mocht rijden. Maar het bespaarde ons wel veel uren voor de televisie. Hij blijft voor mij Yves, mijn broer. Die goed verdient en daar goed kan mee omgaan. Ik ben blij dat ik mij nooit zorgen in hem zal moeten maken. Hij wordt volgende maand voor het eerst vader. Jens wordt peter, Yves heeft al beloofd dat ik van hun tweede kindje meter mag zijn. Maar nog liever wil ik hem eerst een keer Parijs-Roubaix zien winnen. Is dat erg als ik dat zeg? Dan word ik wel later meter.”

Carine: “Ach, een mens heeft nooit genoeg. We hebben al zoveel moois meegemaakt.”

Saghine: “Dat is waar, mama. Er zijn veel renners in het peloton die veel minder hebben gewonnen.”

Ze is zo trots op haar broer. “Het maakt mij ook niet uit dat de mensen mij naast hem nauwelijks zien staan. Ik vind dat eerder grappig. Ik denk dat Yves dat ambetanter vindt dan ik. Al vond ik het wel geestig dat, toen ik Ambassadeur van West-Vlaanderen werd, mijn vriendinnen zegden dat ze me op tv hadden gezien. Of als iemand mij vraagt wat je daarvoor moet doen.”

Saghine Lampaert zijn. Het meisje van de buren als symbool van de zorgsector, stralend van levenslust. “Ik wil nog zoveel. Meer lezen, meer sporten ook. Maar altijd tijd te kort.”

Carine, droog: “Anderen zijn niet moe als ze naar bed gaan.”

© Kris Van Exel

Saghine schatert. Het is nog geen tijd om naar bed te gaan. Eerst de foto’s. Haar eerste echte shoot, ook daar geniet ze duidelijk van. Neen, Kris, niet te veel fotomodelposes. Saghine is geen Annelien Coorevits, Saghine is het meisje van de buren. En een enthousiaste spraakwaterval. “Ho, was het weer van dat? Ja, sorry, ik ben nogal een flapuit. En dan denk ik soms: wat heb ik nu weer allemaal gezegd?!”

***

Saghine Lampaert (1994, Roeselare) werd eind vorig jaar samen met Wim Opbrouck verkozen tot West-Vlaams ambassadeur. Ze stond als verpleegster op de spoedafdeling van het Sint-Andries Ziekenhuis in Tielt symbool voor de inspanningen van de zorgsector tijdens de coronacrisis. Saghine groeide op in de boerderij van haar ouders in Ingelmunster met twee broers. Jens nam intussen de boerderij over, Yves is profrenner en won al een Belgische titel op de weg en in het tijdrijden, in juni in zijn Ingelmunster. Saghine woont al anderhalf jaar samen met Pieter.

En zo zit ze ‘s anderendaags alweer monter als eerste aan het ontbijt. Kom maar op met je eindvraagjes. Er is over nagedacht.

1. Wat vind je het mooiste aan het leven?

“Mijn relatie met Pieter. Hoe we samen een toekomst aan het opbouwen zijn. We wonen al een anderhalf jaar samen, werken nu samen aan het huis dat we kochten. We zijn acht jaar samen, we zijn goed bezig vind ik. Al werken we misschien iets te veel, dat is nog wat zoeken.”

2. Wat vind je het moeilijkste aan het leven?

“Loslaten. Ik zou nooit in het buitenland gaan wonen, zou nooit alles kunnen achterlaten. Mijn banden zijn te sterk. Wanneer mijn vriendinnen gingen samenwonen met hun lief waren die kweetniethoe content. Toen Pieter en ik op tweede kerst 2019 voor het eerst zouden blijven slapen in het huis dat we hadden gekocht, was ik een en ander thuis aan het samen skarten. Papa vroeg: wat ga je doen? Dan ben ik beginnen blèten en blèten… Plezant voor Pieter! (lacht) Loslaten … verschrikkelijk.”

3. Van welke kleine momenten kan je het meest genieten?

“Samenzijn met mijn vriendinnen van het internaat van Vabi, de landbouwschool in Roeselare. Tien vriendinnen voor het leven. Op ons zestiende bespraken we dan hoe we de was zouden doen. En ‘wat zou jij doen als je nu zwanger wordt..?’ Filosofische gesprekken onder vriendinnen dus (lacht). De max…”

4. Wat zou je aan de wereld willen veranderen?

“Dat iedereen in zijn eigen land kan gelukkig zijn. Ik snap ze wel, de bootvluchtelingen, maar is het niet verschrikkelijk dat ze dat moeten doen?”

5. Naar wie zou je, waar ter wereld ook, eens een brief willen schrijven om jouw gedacht te zeggen?

“Naar zoveel mensen. Naar patiënten die ik zag voorbij komen op de spoed om te vragen hoe het met ze is. Maar misschien nog het meest naar de mensen van de zorg. Om ze te bedanken voor alles.”

© Kris Van Exel
Lees meer over: