“De digitale slinger slaat door”: Johan Sabbe neemt afscheid van het onderwijs na 60 jaar aan dezelfde school

En zo staat JS zelf eens in de krant. Op de drempel van zijn pensioen. © Johan Sabbe
Johan Sabbe

60 jaar aan dezelfde school, waarvan 44 jaar als leraar wiskunde. En nu wenkt het pensioen. Johan Sabbe (65) voor een keertje zelf in de krant. Op vraag van de eindredactie, “want dit kunnen we niet zomaar laten passeren”. En hop, dan maar wat mijmeringen over zes decennia in Torhout in de klas. In wat jarenlang het Sint-Jozefsinstituut heette en nu de Scholengroep Sint-Rembert is. De slotbel luidt.

Het had eigenlijk 61 of 62 jaar onderwijs kunnen zijn, maar mijn moeder stuurde me pas op mijn vijfde naar school. Meteen naar de derde kleuterklas. Bij zuster Seraphine, streng maar rechtvaardig. Met taart of kattentongen in chocolade als iemand jarig was. En alleen jongetjes in de klas, want de geslachten werden strikt gescheiden gehouden.

Negen uur Latijn

En dan zes jaar basisonderwijs aan De Oefenschool. Een onbezorgde tijd. Eerst leren rekenen en schrijven, daarna me er verder in bekwamen. Cijfertjes lagen me wel, opstelletjes ook. En in de speeltijden AA-melk van De Kosto drinken. Met op vrijdag het hoogtepunt: chocomelk, jawel.

In het secundair onderwijs aan het Sint-Jozefsinstituut behoorde ik in 1971 tot de allerlaatste generatie van het oude schoolsysteem, de klassieke humaniora. Na mij kwam het VSO, het Vernieuwd Secundair Onderwijs. Daar ben ik aan ontsnapt. Het was nog starten in de zesdes en eindigen in de eerstes, de zogenoemde retorica. Zes jaar Latijn gevolgd en ook twee jaar van Grieks geproefd. Met in mijn eerste jaar, de zesdes dus, negen uur Latijn per week. Ja, hoor, negen! Elke dag woordjes leren uit een boekje met grijze kaft en knalgele blaadjes. Veel woordjes, verba in perpetuum. En naamvallen. Af te rammelen op basis van onder andere rosa, het Latijn voor roos. Plus: het verschil leren tussen gerundium en gerundivum. Waar is de tijd?

Broek met brede pijpen

Net als in de lagere school waren er in mijn middelbaar geen meisjes te bespeuren. Allemaal jongens op de banken en mannelijke leerkrachten voor de klas. Testosteron van begin tot einde. Ons haar was in Beatles-snit gesneden en we droegen broeken met brede pijpen, vaak in vreselijke kleuren. Van computers of gsm’s was er nog lang geen sprake.

We hadden aanvankelijk ook les op zaterdagvoormiddag, gelukkig maar een jaartje. En op woensdagnamiddag werden we verplicht op school verwacht voor een uur boeken lezen, twee uur studie en het onvermijdelijke tussen twee vuren. Straf schrijven heb ik weinig moeten doen. Ik was geen nerd, maar ik liep wel keurig tussen de lijntjes.

Alweer geen meisjes

Ik koos voor een job in het onderwijs en deed dat zonder te weten hoeveel ik precies zou verdienen. Daar draaide het niet om. Ik wou lesgeven, punt aan de lijn. Hoog zou die beginwedde overigens niet zijn, zo bleek naderhand. Omgerekend naar onze huidige munt om en bij de 700 euro per maand. Geen nood, dankzij Hotel Mama kon ik mijn centen op de bank zetten en daar dikten ze aardig aan. Ik kwam niets te kort.

Johan Sabbe in september 1983, de beginjaren van zijn onderwijsloopbaan. (JS)
Johan Sabbe in september 1983, de beginjaren van zijn onderwijsloopbaan. (JS)

Aan het regentaat alweer geen meisjes te bespeuren. Opnieuw kwam ik terecht in een mannenwereld. De studies liepen vlot en in juni 1980 was het zover: ik had het diploma van regent wiskunde, economie en fysica op zak. Het waren tijden van weinig werk in het onderwijs, maar toch hoefde ik gelukkig niet te solliciteren. De toenmalige directeur, wijlen Jozef Noterdaeme, had een opdracht in mijn eigen school voor me klaar. Mijn bedje was gespreid. Op 1 september 1980 kon ik starten.

De jongeman van 21 werd leraar wiskunde in het eerste, tweede en derde jaar secundair. Meneer Sabbe, het was wennen aan de nieuwe manier waarop ik werd aangesproken. De eerste twaalf jaar combineerde ik het lesgeven met de taak van studiemeester, ook op het internaat. Met naast de rode draad wiskunde wat lessen economie en fysica, want overuren mochten toen nog. Maar lang zou dat liedje niet meer duren.

De fameuze etiketjes

Vanaf een bepaald moment heb ik enkel nog wiskunde gegeven. Bovendien uitsluitend in het eerste en het tweede jaar. In lokaal 317, mijn tweede thuis. Niet langer aan zuivere jongensklassen, maar aan gemengde groepen. Lesgeven aan alleen maar jongens of alleen maar meisjes kan weleens zijn charme hebben, maar gemengd valt boven alles te verkiezen. Jongens leren van meisjes en vice versa. De samenleving is gemengd, dus het onderwijs maar beter ook.

“Wat ik tot mijn laatste snik heb gebruikt? Boek, bord en krijt”

Tendensen in 44 jaar als leraar? Uiteraard! Op een bepaald moment is de zorg vanuit het basisonderwijs overgewaaid. Met de fameuze etiketjes. Voorheen was het simpel: je had zwak, gemiddeld of sterk. Nu werd er plots met ingewikkelde woorden en afkortingen gegoocheld. Het begon met ADHD, later kwamen daar termen bij als dyslexie, dyscalculie, dyspraxie, ASS en noem maar op. Soms kloppen de etiketjes natuurlijk wel, maar vaak ook helemaal niet. Dan worden die dure woorden door ouders met dure laptops opgesnord om aan te geven dat hun kind niet zomaar ondermaats presteert, maar aan een soort aangeboren kwaal lijdt.

Koester je leerlingen

Een andere tendens? De blijvend oprukkende digitalisering. Straks hoor je nog een online formuliertje in te vullen om naar het toilet te mogen. Leerlingen zeulen sinds een aantal jaar met een laptop rond, die weliswaar niet in alle lessen gebruikt wordt, maar toch almaar meer zijn plaats opeist in het lesgebeuren van sommige leerkrachten. Op die manier dreigt de school voorbij te gaan aan haar kerntaak, met name de kennisoverdracht. Een TikTok-filmpje kan je les misschien opleuken, maar of de leerlingen er veel wijzer van worden, daar heb ik mijn twijfels over. Helaas: de digitale slinger slaat door.

Geef mij maar wat ik tot mijn laatste snik als leraar op school heb gebruikt: boek, bord en krijt. Meer heb je niet nodig, toch zeker niet om wiskunde te geven. Uiteraard moet je niet alle moderne hulpmiddelen afzweren en uiteraard kunnen media bijdragen aan een boeiende les, maar het mag niet zijn dat een leraar met zijn mond vol tanden staat als het internet het plots laat afweten.

Mag ik me tot slot nog even wenden tot al wie in het onderwijs staat? Koester je leerlingen. Zie hen graag. Doe wat je kunt voor hun persoonlijke ontwikkeling. Anders hou je het geen 44 jaar vol.