Het Arsenaal in Roeselare: van Burgerwacht tot museum Koers

Van buiten uit is het gebouw van Koers nog steeds erg herkenbaar.© Stefaan Beel
Van buiten uit is het gebouw van Koers nog steeds erg herkenbaar.© Stefaan Beel
Peter Soete

Het vroegere Arsenaal op het Polenplein is een van de meest iconische gebouwen van Roeselare. Het heeft een lange geschiedenis achter de rug en overleefde zelfs een vliegtuigbombardement in WO I. Nu is het de thuishaven van Koers, museum van de wielersport.

In 1899 ontwierp architect D. Denys Carbonez het Arsenaal, een stadsgebouw voor de Burgerwacht, het Pompierskorps en de Militie- en werkrechtersraden. De openbare aanbesteding vond plaats op 2 juli 1901 en in 1902 waren de werken voltooid. Het korps nam zijn intrek in het pand, waarna het in 1903 officieel ingehuldigd werd. Vanaf september 1914 was het Arsenaal ook een opvangplaats voor vluchtelingen. Nog later in de oorlog werd het Arsenaal omgevormd tot een Duitse kazerne, waar meer dan 300 soldaten verbleven.

In de nacht van 21 op 22 juli 1917 bombardeerden geallieerde vliegtuigen Roeselare, dat vlakbij de frontlijn lag. Na de oorlog liet het stadsbestuur het Arsenaal herstellen. De brandweer keerde terug en kreeg in 1925 gezelschap van de stedelijke jongensschool. De vroegere oefenzaal van de Burgerwacht werd een speelplaats.

Stadsmuseum

Na de Tweede Wereldoorlog volgden de bewoners van het pand elkaar snel op. Het Rode Kruis vestigde zich er een tijdje, net als volleybalclub The Jets ( het latere Knack Roeselare, red. ). Vanaf 1962 zat er bovendien een stadsmuseum voor Volkskunde en Plaatselijke Geschiedenis.

In 1995 startte men met een grondige renovatie van het Arsenaal, dat in 1998 definitief opende als Nationaal Wielermuseum. Eind 2014 sloot het museum voor renovatiewerken, die tot de zomer van 2018 duurden toen Koers de deuren opende.