“Het waterbeleid moet híer uitgetekend worden, niet in een bureautje in Brussel.” De West-Vlaamse deputé Bart Naeyaert wil het voortouw nemen in de strijd tegen wateroverlast. De CD&V’er pleit voor een Westwaterplan voor onze provincie. Naeyaert zegt ook zijn gedacht over een ander heet hangijzer: stikstof. “Het is goed dat Bart Somers weg is uit de Vlaamse regering.”
“Het water ligt bijna letterlijk op mijn maag”, zucht Bart Naeyaert. De 56-jarige Torhoutenaar is eerste deputé van onze provincie en bevoegd voor onder meer landbouw en waterbeleid. “Regen valt nooit waar je wilt dat het valt. Dat is het frustrerende aan waterbeleid. Je kan dit nooit volledig onder controle krijgen. Ik was vorig weekend in Woumen (bij Diksmuide) en zag daar het waterpeil uur na uur stijgen. De mensen die daar wonen, staan echt bijna machteloos. We beginnen tegenwoordig elke vergadering met de weersvoorspellingen van David Dehenauw.”
Zijn stad Torhout is deze keer wel redelijk bespaard gebleven, op enkele straten na. “Dat heeft ook te maken met het beleid dat hier gevoerd is door de stad en de provincie. In 2012 werd Torhout wel zwaar getroffen door wateroverlast. Toen werd een actieplan uitgerold, waarvan de laatste schakel vorig jaar gerealiseerd werd: ‘t Hoge Water, een gecontroleerd overstromingsgebied dat in tijden van zware regenval het water opvangt. Dergelijke gebieden zijn we overal in onze provincie aan het aanleggen. Mét resultaat: de gebieden die onder onze bevoegdheid vallen, kennen vandaag weinig problemen.”
Valt het IJzergebied, waar de grootste overstromingen plaatsvonden, dan niet onder de provincie?
“Neen. De grote bevaarbare waterwegen zoals de IJzer worden beheerd door Vlaanderen. De onbevaarbare waterwegen – dat gaat over 3.600 kilometer – zijn overgedragen aan de provincie. Dat geldt echter niet voor de polders. Deze worden apart beheerd door een polderbestuur – een eigen rechtspersoonlijkheid. In het polderbestuur zetelen democratisch verkozen mensen uit het gebied zelf. Ook de lokale besturen worden daarbij betrokken.”
Ik klink misschien cynisch, maar toch: zou het nóg ingewikkelder kunnen?
(grijnst) “Deze complexiteit is zeker deel van het probleem. Eén waterbestuur op het niveau van de provincie zou beter zijn, volgens mij. Ook de Vlaamse overheid is aan het nadenken over een vereenvoudiging. Maar ik wil met twee woorden spreken. Het zou goed zijn als we evolueren in de richting van één waterschap, maar we mogen daarbij de kennis en het engagement van de mensen in de polders niet verliezen. We moeten hen meenemen in het nieuwe verhaal.”
Had een beter beleid de overstromingen kunnen vermijden?
“Dat ga ik niet zeggen. Als het gaat over waterbeleid, kan je nooit honderd procent zeker zijn. Maar het is wel zo dat het beleid beter moet. Een eenvoudiger structuur is één zaak. Daarnaast moeten we ook op het terrein enkele tandjes bijzetten. We zullen in de toekomst nog meer te maken krijgen met hevige regenval.”
Werden er in onze provincie te veel rivieren ingedijkt en rechtgetrokken? Dat is zich vandaag aan het wreken, zegt waterbouwkundige Patrick Willems van de KU Leuven, want dat zorgt ervoor dat het water te snel naar de zee stroomt.
“Dat is zeker gebeurd. De IJzer bijvoorbeeld. Maar dat was ook altijd de essentie van alle waterbeheer: rivieren inrichten in functie van menselijke activiteiten zoals landbouw. Moeten we dat vandaag allemaal weer omkeren? Neen, want dat is gebeurd met een goede reden, namelijk voedselvoorziening. Laat ons vooral niet vergeten hoe belangrijk landbouw is in onze samenleving.”
Wat moeten we dan wel doen, volgens u?
“Drie dingen. (op dreef) We zullen inderdaad bijkomende ruimte moeten creëren om water op te vangen. In een ideale situatie wordt deze voorraad dan in tijden van droogte gebruikt voor mens, dier en natuur. Daar heeft Patrick Willems zeker gelijk in. Maar daarmee alleen zal je het probleem niet opgelost krijgen. Je zal ook meer pompcapaciteit nodig hebben om het water in tijden van crisis sneller af te voeren naar de zee. En drie: op sommige plekken, zoals Stavele (bij Alveringem), zullen we bermen moeten versterken en misschien ook verhogen. Dat vraagt een gebiedsgerichte aanpak.”
Als u bijkomende ruimte wil, dan komt u onvermijdelijk in het vaarwater – ‘excusez le mot’ – terecht van de boeren.
“Ja en neen. Als we een gebied gaan gebruiken voor wateropvang, betekent dat niet dat de landbouw daar moet stoppen. Sommige teelten, zoals grassen, zijn goed bestand tegen veel water. Maar ook natuurgebieden kunnen daarvoor gebruikt worden. Je zal sowieso moeten kiezen voor die plekken die de minste schade ondervinden. En uiteraard zal je daarbij flankerend beleid moeten voeren. Wie schade ondervindt en wie de waarde van zijn grond ziet dalen, zal vergoed moeten worden. Maar deze oefening mag niet misbruikt worden om meer natuur te creëren ten koste van landbouw.”
Maar is de kern van de zaak niet dat we te veel natuur hebben opgegeven voor andere doeleinden?
“Neen. De mens heeft inderdaad veel ruimte ingenomen, maar dat heeft lange tijd ook goed gewerkt. Alleen zitten we vandaag, door de klimaatverandering, in een nieuwe situatie die een ander beleid vraagt. Ik ga wel akkoord dat elke partij zijn dogma’s zal moeten loslaten. Finaal gaat dit debat over de vraag: waar gaan we naartoe met onze open ruimte? Dat is een verlammend debat geworden, omdat we allemaal vasthouden aan onze dogma’s. Laat ons daarom eens aan tafel gaan en een echt actieplan uitwerken: een Westwaterplan voor onze provincie.”
Wie wil u daarbij betrekken?
“Alle stakeholders. Dat wil zeggen: iedereen die bezig is met water. De provincie, Vlaanderen, de lokale besturen, het polderbestuur, enzovoort. En we zullen allemaal onze portefeuille moeten opentrekken, want de investeringen en ook het flankerend beleid zullen geld kosten. Het moet een actieplan worden voor de korte en de lange termijn, op maat van elk gebied. Laat ons beginnen met maatregelen die onze provincie nog beter beschermen tegen overstromingen, maar finaal moet het gaan over de invulling van onze open ruimte.”
Iets anders dat daarmee te maken heeft: is het nieuwe stikstofakkoord, dat de Vlaamse regering deze week sloot, goed nieuws voor de landbouw?
“Volgens mij wel. Het is een billijker en haalbaarder akkoord dan het vorige. Dat landbouwers uitstootrechten kunnen doorgeven (het extern salderen, red.), zorgt voor meer perspectief. In die zin ben ik blij. Maar ik blijf ook op mijn hoede: the devil is in the detail. Het akkoord moet nog vertaald worden in een gedetailleerd decreet en bovendien moet dat op korte termijn gebeuren. Ik hoop maar dat daar niets foutloopt. Ik kan u wel zeggen: dit was voor mij het meest frustrerende dossier van de voorbije jaren. Wij zijn bevoegd voor vergunningen, maar omdat ze in Brussel bleven ruziemaken, konden wij geen vergunningen meer verlenen, zelfs niet aan bedrijven die gewoon verder wilden doen. Dat heeft me echt kwaad gemaakt. En als je dan zelf met creatieve oplossingen komt, dan krijg je kritiek.”
“Laat ons een echt actieplan uitwerken: een Westwaterplan voor onze provincie”
U doelt op de proefvergunningen die u hebt uitgereikt aan landbouwbedrijven. Is dat geen onwettelijk gebruik van dat instrument?
“Ik vind van niet, neen. Een proefvergunning is bedoeld om een periode van onzekerheid te overbruggen. Dat is volgens mij te verantwoorden in deze. Wat moet je anders doen, als er geen decreet is? Geen enkele vergunning meer uitreiken? Het is nu maar te hopen dat het parlement het decreet snel goedgekeurd krijgt, zodat we weer echte vergunningen kunnen uitreiken. Maar ook dan zijn we nog niet klaar met stikstof. Wat met het grote wantrouwen tegenover de nieuwe technieken? Deze kosten veel geld, maar zijn ze wel effectief? We gaan goed moeten monitoren hoe de reële uitstoot evolueert. Daarnaast, en dat klinkt misschien raar uit de mond van de landbouwgedeputeerde, moeten we ook effectief extra natuur realiseren. Je kan dat niet blijven uitstellen.”
Laten we ook eens naar de politiek kijken. Was u tevreden over de wissel Bart Somers – Gwendolyn Rutten (Open Vld) in de Vlaamse regering?
(aarzelend) “Eigenlijk wel, ja. Het is geen geheim dat Rutten dichter bij mijn partij staat als het over landbouw en natuur gaat. Zij heeft het dossier van de abdij van Averbode op de voet gevolgd: zij weet hoe complex de realiteit kan zijn. Deze wissel heeft volgens mij geholpen om dit akkoord te bereiken.”
Bovendien is met Somers de grootste tegenstander van de provincies uit de regering verdwenen?
(knikt) “Dat ook, ja. Ik weet niet hoe Rutten naar de provincies kijkt, maar van Somers mochten wij zelfs nooit genoemd worden. Dat is mij sterk opgevallen in het waterverhaal. Als iemand nog maar het woord provincie liet vallen, was het dikke miserie. Terwijl wij veel ervaring hebben met waterbeleid. Dus ja, het is eigenlijk wel goed dat hij weg is.”
Misschien zijn deze overstromingen zelfs een kans voor de provincie om haar meerwaarde te tonen?
“Ik had toch liever geen overstromingen gezien, hoor. Maar ik vind wel dat het waterbeleid híer moet uitgetekend worden, en niet aan een bureautje in Brussel. Als iemand gebiedsgericht kan werken, dan zijn wij het wel. Wij hebben bovendien de knowhow en we weten hoe we moeten samenwerken. Laat ons dus maar de voortrekker zijn van het Westwaterplan. (denkt na) Weet u op welke realisatie ik het meest fier ben? Op ’t Hoge Water hier in Torhout – en dat zeg ik niet omdat ik hier woon. Deze realisatie staat symbool voor de manier waarop wij werken: gebiedsgericht, samen met andere partners en op lange termijn. Bovendien is het een mooie ontspanningsplek geworden om te wandelen en te genieten.”
Volgend jaar zijn er ook verkiezingen voor de provincie. Denkt u dat het voortbestaan van dit niveau de inzet wordt? Na Open Vld en N-VA wil ook Vlaams Belang de provincies afschaffen.
(blaast) “Ik denk dat andere thema’s de bovenhand zullen halen – en terecht. Somers was vast en zeker de grootste tegenstander, maar verder hoor ik eigenlijk weinig negatieve signalen bij collega’s. Er is een verschil tussen wat de partijen officieel zeggen en wat ze achter de schermen zeggen. Ik ben er niet zo zeker van dat er een partij zal zijn die de afschaffing als breekpunt op tafel legt.”
Ook voor de provincieverkiezingen is de opkomstplicht afgeschaft. Vindt u dat een goede zaak?
“Neen. Ik vind dat in een democratie iedereen moet stemmen. Eén keer om de vijf jaar naar de stembus trekken, is toch niet te veel gevraagd? Maar goed: dit was blijkbaar deel van een groter compromis. (haalt schouders op) Dat hoort erbij in de politiek. Je moet dat kunnen aanvaarden.”
U zetelt straks achttien jaar in de deputatie. Wil u nog een vierde termijn?
“Ja. Als de partij mij vraagt, dan zal ik graag de provinciale lijst trekken. De thema’s die we net besproken hebben, zijn ongelooflijk boeiend. En we staan nog maar aan het begin van een oplossing voor al deze grote uitdagingen.”
Het beste van KW
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier