Stationsgebouw van Kortrijk wordt geen beschermd monument
Het stationsgebouw van Kortrijk wordt geen beschermd monument. Dat heeft Vlaams minister van erfgoed Matthias Diependaele (N-VA) beslist. Volgens de minister zou de bescherming de plannen dwarsbomen om het station te moderniseren.
De Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie (VVIA) had eerder het station van Kortrijk uitgeroepen tot een van de zeven meest bedreigde monumenten in Europa. Het hoopte met deze titel het stationsgebouw, dat dateert van 1951, te kunnen beschermen. Eerder diende VVIA ook al een aanvraag in voor de wettelijke bescherming als monument van het station. De stad Kortrijk en NMBS hebben plannen om het station te vernieuwen en daarbij zou het gebouw worden gesloopt.
Minister Diependaele besliste nu om om niet op de vraag tot bescherming in te gaan. “Hoewel het station van Kortrijk zeker bepaalde erfgoedwaarden heeft, speelt er ook een ruimere problematiek. De Kortrijkzanen moeten toegang hebben tot een station dat klaar is voor de mobiliteitsuitdagingen van de toekomst. Door nu snel snel het station te beschermen, dwarsbomen we de plannen. Het zou dan ook niet verantwoordelijk zijn om nu stokken in de wielen te steken”, zegt de minister.
Wederopbouwarchitectuur
Die wijst er ook op dat in Vlaanderen zijn al ruim 60 stations beschermd zijn als monument, en er ook al voorbeelden zijn van wederopbouwarchitectuur. “Als minister van onroerend erfgoed moet ik waken over de kwaliteit van het beschermd bestand in Vlaanderen. Dit houdt ook in dat we zuinig moeten zijn met nieuwe beschermingen.”
Minister Diependaele voegt toe dat deze beslissing niet uitsluit dat bepaalde elementen van het stationsgebouw bewaard blijven. “Het zou goed zijn indien de NMBS een visie ontwikkelt op het eigen historisch patrimonium. De hete aardappel kan niet altijd doorgeschoven worden naar de Vlaamse overheid. Als eigenaar van de stations kan de NMBS een eigen visie ontwikkelen hoe om te gaat met het eigen patrimonium, een blitse en peperdure nieuwbouw is niet altijd de beste oplossing. Daarnaast is het finaal de stad die vergunningsverlener is en bepaalde voorwaarden kan opleggen.”
Stichter Adriaan Linters van de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie reageert
“We kunnen de vraag stellen in welke mate een eventuele sloop van het internationaal erkende station een invloed kan/zal hebben op de kandidatuur van Kortrijk als Europese Culturele Hoofdstad 2030. De door de minister aangehaalde argumentatie is niet geldig”, zegt hij. “Er zijn inderdaad 67 stations beschermd, maar die dateren hoofdzakelijk van voor de Eerste Wereldoorlog. Van na 1945 is er geen enkel station beschermd. In Kortrijk is, ondanks het belang van de wederopbouw na de zware bombardementen van 1944, volgens de beschermingsdatabank van het Agentschap Onroerend Erfgoed geen enkel pand van na 1945 beschermd. Hetzelfde geldt voor heel de provincie West-Vlaanderen.
Het Agentschap Onroerend Erfgoed publiceerde een document op zijn website waarin een campagne voor Naoorlogs Erfgoed (1945-1989) aangekondigd wordt. Daarin staat: ‘We vinden in geheel Vlaanderen naoorlogs erfgoed terug. Het naoorlogse erfgoed in Vlaanderen heeft al internationale uitstraling, die we vaak niet genoeg valoriseren. We willen het erfgoed uit die periode sterker profileren als getuige van de innovatieve en kwalitatieve rol die Vlaanderen speelt op het vlak van architectuur.’
“Een internationale expertencommissie was van oordeel dat het station van Kortrijk bijzonder waardevol is. Blijkbaar stelt de minister zijn eigen mening boven deze van internationale experten. Het prestige van ons erfgoedbeleid zal daardoor in het buitenland ernstig aangetast worden”, gaat Adriaan verder. “Ook uit het buitenland en van een aantal internationale organisaties kwamen al steunbetuigingen voor het behoud van het station. Gezien de bekendmaking van The 7 Most Endangered pas vrij recent gebeurde, verwachten we in de loop van volgende weken nog een groot aantal reacties.”
Adriaan Linters zocht ook het Beheerscontract, het zogenaamde Openbaredienstcontract, tussen de Belgische Staat en de NMBS voor de periode 2023-2032 op. “Onder art 90 staat: ‘In toepassing van artikel 156, 6 van de Wet van 21 maart 1991 staat NMBS in voor de instandhouding van het historisch spoorwegpatrimonium.’ (Peter Van Herzeele)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier