“Moord blijft altijd hangen”: RIHO-korpschef Curd Neyrinck telt 40 dienstjaren

Curd Neyrinck voor het politiekantoor in Westwing Park. © foto Frank Meurisse
Peter Soete

Hij heeft er 40 dienstjaren opzitten en heeft al heel wat meegemaakt in zijn carrière. Toch denkt de RIHO-korpschef, eerste hoofdcommissaris Curd Neyrinck (62) nog niet aan stoppen. We blikken toch al even terug op zaken die in de loop der jaren een indruk op de korpschef hebben gelaten.

Curd Neyrinck kwam op 1 mei 1984 ‘binnen’ in het Roeselaarse politiekorps als aspirant-politieagent. Commissaris Gerard Depovere was er toen de grote baas. In september 1989 verkaste Curd naar de GP (gerechtelijke politie, red.) van Antwerpen om in september 1991 terug te keren naar Roeselare. In dat korps doorliep hij alle rangen tot hij in 2000 hoofdcommissaris werd. Na de politiehervorming werd Curd in 2001 korpschef van de politiezone RIHO.

“Toen ik tijdens mijn eerste week in 1984 werd rondgeleid door een ervaren Roeselaarse hoofdinspecteur vertelde die mij dat ik een heel open geest moest hebben en dat ik niets mocht uitsluiten. Hij zei dat ik nog ‘water zou zien branden’ in mijn carrière”, lacht Curd. “Zo ver is het nog niet gekomen, maar in die 40 jaar zijn er toch zaken gebeurd die me altijd zullen bijblijven.”

Locaties

“Wanneer ik door Roeselare of omgeving rij, kan ik nog helder en precies alle locaties herkennen waar ik als politieagent frappante zaken zoals een moord of een dodelijk ongeval heb meegemaakt. Die map in mijn geheugen zit er voor eeuwig, zelfs nadat de geografische situatie van een plaats is veranderd doordat er bijvoorbeeld huizen zijn afgebroken of bijgebouwd.”

“De ontploffing bij Freddy Caen in Oekene is zo’n ongeval waar ik iedere keer aan denk wanneer ik naar Gullegem rij. Ze waren aan het werken aan een oplegger gastank toen die ontplofte. De knal was oorverdovend. Ik was aan het tennissen in De Karre en we hoorden die knal tot daar. Ik belde onmiddellijk het kantoor en was als een van de eersten op de rampplek. Ik zie Freddy nog steeds rondlopen, helemaal zwartgeblakerd en in shock. Mijn vrouw is toen naar dat bedrijf gekomen met mijn politiekledij en ik heb me verkleed in een combi. Ik stond nog in mijn tenniskledij, hé!”

Verkeersslachtoffers

“Er is nog altijd een veel grotere kans dat iemand sterft in een verkeersongeval dan door een crimineel feit. Wij zijn in het verkeer eigenlijk allemaal afhankelijk van de goodwill van de anderen die deelnemen aan het verkeer. Daarom hamer ik ongelooflijk op het correct naleven van de verkeersregels. Verkeersongelukken zorgen vaak voor veel miserie en catastrofes die niet nodig zijn. Rijden onder invloed valt onmogelijk uit te leggen of goed te praten. De slachtoffers en familieleden hebben daar geen enkele boodschap aan en de menselijke ellende is ongelooflijk groot. Denk maar aan de jonge fietser Saar die doodgereden is in Gits of Marthe die om het leven kwam aan de rotonde tijdens de Batjes enkele jaren geleden.”

“Rijden onder invloed valt nooit uit te leggen of ook maar goed te praten”

“In 2000 vielen er nog 12 doden en 90 tot 100 zwaargewonden bij verkeersongelukken in de RIHO-zone, vorig jaar twee doden en 24 zwaargewonden. Die cijfers stemmen me tevreden, al is ieder slachtoffer er nog een te veel.”

Brandstichtingen

“In de periode 1999-2000 hadden we in Roeselare af te rekenen met brandstichtingen. Wij hadden net de Roeselaarse politiezone hervormd en hadden nu een verkeersdienst, een interventiedienst en een lokale recherche met in totaal 110 mensen. Die nieuwe structuur zou een grote meerwaarde blijken in de latere politiehervorming, maar leverde ook resultaten op in het ontmaskeren van de brandstichter in Roeselare en omgeving die een vijftiental branden heeft gesticht in een korte tijdspanne.”

“Wij stuurden toen al anonieme patrouilles op pad en de interventiedienst werkte heel nauw samen met de lokale recherche. We waren net een actie aan het voorbereiden toen we de melding kregen dat er brand was in de REO Veiling. We konden onmiddellijk uitrukken en waren sneller ter plaatse dan de brandweer. Na veel puzzelwerk en samenwerking met alle diensten slaagden we er uiteindelijk in om een brandweerman in te rekenen als de brandstichter.”

Politiehervorming

“In 2001 was er de grote politiehervorming: de rijkswacht, gerechtelijke politie en gemeentepolitie vloeiden samen tot de eenheidspolitie. In alle hervormingen zijn er mensen die verliezen, daar kan men niets aan veranderen. Maar bij ons is dat toch relatief goed verlopen. Een van de grote voordelen bij ons was dat de lokale verankeringen bleven bestaan. Er bleef een politiekorps in Roeselare, maar ook in Hooglede en in Izegem. Die korpsen konden voor een groot deel zelfstandig blijven werken en hadden hun burgemeester als contactpersoon. Dat was belangrijk, want op die manier konden ze lokale problemen snel en goed aanpakken. En we blijven dat principe ook vandaag nog toepassen en de burgemeesters waarderen dat.”

“Ik denk dat de politiezones in de toekomst nog verder moeten uitgebouwd worden en er nog meer fusies moeten komen. Afstand mag geen hinderpaal zijn om verder te fuseren. We zullen genoodzaakt zijn om tot grotere en financieel meer haalbare politie-entiteiten te komen, maar we mogen de lokale verankering met eigen onthaal, wijk- en flexagenten en de burgemeesters nooit uit het oog verliezen. Voor mij zou een ideaal model er kunnen in bestaan dat politiezones, brandweerzones en bestuurszones samenvallen. En alle tegenargumenten kunnen perfect weerlegd worden als er een goed politiemodel is. Maar daar ga ik niet over, dat is een politiek item.”

Moord en doodslag

“Als politiemens heb je liefst zo weinig mogelijk te maken met moord en doodslag. Maar helaas gebeurt dat af en toe en ook voor ons is het moeilijk om dat aspect van onze job een plaats te geven in ons leven. Dan denk ik meteen aan de moord op Charlotte Van Walleghem in 2003. Dat verdriet was zo allesomvattend…”

“Als politieagent hebben we het monopolie van dwang en geweld en we moeten ons daar heel goed aan houden, we moeten die grenzen heel goed bewaken en bewaren. Maar politiemensen zijn geen machines en hebben het soms ook moeilijk. Daarom is het van groot belang dat er altijd collega’s aan je zijde staan die kunnen helpen, op je inpraten, je steunen…”

“Roeselare is nu een centrumstad met 70.000 inwoners en we worden ook geconfronteerd met criminaliteit die vroeger ‘ver van mijn bed’ was. Voortdurende waakzaamheid is dan ook geboden én absolute transparantie. Ik sta er op dat we steeds alle misdaadcijfers geven en ook de ophelderingscijfers. Daarin scoort onze zone heel goed, beter dan het nationaal en West-Vlaams gemiddelde. Ik durf zeker beweren dat de financiële middelen die onze politiezone ter beschikking krijgt heel nuttig besteed zijn. In die optiek durf ik ook vragen om steeds in te zetten op voldoende politiemensen zelf. Hulpmiddelen zoals camera’s spelen uiteraard een grote rol, maar het zijn de politiemensen die mensen aanvoelen, die zaken oplossen, die helpen waar nodig.”

Lees meer over: