“Misschien begint het binnenkort weer te kriebelen”: KW-columnist Walter Winnock neemt afscheid van zijn ‘Veurnse Sprokkeliengn’

Walters laatste bijdrage aan Sprokkeliengn zit erop. © MVO
Myriam Van den Putte
Myriam Van den Putte Journaliste Het Wekelijks Nieuws

Na meer dan drie jaar neemt Walter Winnock (68) afscheid van zijn rubriek ‘Sprokkeliengn’ in KW. Elke week verraste deze geboren en getogen Veurnaar de lezers opnieuw met originele spreuken en gezegden in zijn Veurnse dialect. Walter stichtte in april 2006 het Dialectgenootschap Bachtn de Kuupe, dat uitgroeide tot een passie waarover hij urenlang heel bevlogen kan vertellen.

Eigenlijk heeft Walter nooit echt stilgestaan bij zijn Veurnse streektaal. “Algemeen Nederlands heb ik in feite nooit moeten spreken, maar ik herinner me wel dat ik voor het eerst echt stilstond bij de eigenheid van een dialect tijdens mijn legerdienst. Daar kreeg ik al snel de bijnaam ‘Wienne’ bij de kameraden uit Oost-Vlaanderen en Limburg. Ze lachten ermee dat ik soms ‘wienne zeg je’ of ‘wienne doe je’ zei, en dus noemden ze mij – de milicien uit de Westhoek – ‘Wienne’. Dat is trouwens typerend voor het Veurnse dialect – wij zeggen niet ‘wuk’! Zo werd ik er ooit attent op gemaakt dat je in het Veurns ook niet ‘up’ zegt, maar ‘op’.”

Bachten de Kupe

Pas jaren later zou het Veurnse dialect helemaal bepalend worden voor Walters verdere leven.

“Het was begin jaren 2000 toen een van mijn maten me vertelde dat de gepensioneerde Collegeleraar Wim Sohier zich bezighield met het West-Vlaamse dialect. Ik contacteerde Wim om samen een dialectvereniging op te starten. Daar had Wim Sohier gin goeste vooërn, tot hij uiteindelijk plooide omdat ik bleef aandringen. Ik stelde voor dat we ons enkel zouden concentreren op het Veurnse dialect, maar toen zei Wim – die afkomstig was van Beveren, hoewel hij al jaren in Veurne woonde – ‘toene doen ‘k ik nie mei’. Zo kwamen we tot een compromis: we zouden ons bezighouden met het dialect van Bachten de Kupe. In april 2006 hielden we het Dialectgenootschap Bachtn de Kuupe boven de doopvont en na een drietal jaar telde de vereniging al zo’n 500 leden. Dat was natuurlijk een succes. Het stoorde me echter dat ik me niet meer met de essentie – het dialect – kon bezighouden, omdat vooral administratie en het organiseren van activiteiten onze tijd opslorpte. Ik wilde vooral het wetenschappelijke aspect van het dialect aanpakken en een dialectwoordenboek samenstellen. Met die intentie hebben we dan een werkgroep van een zestal mensen opgericht, de Academie, die nauw samenwerkte met de maandelijkse ledenvergaderingen onder leiding van Frieda Moeneclaey. Daarbij kregen we met de steun van wijlen notaris Hans Berquin, een rasechte maar uitgeweken Pannenaar, een waardevolle bibliotheek. Als insteek voor het dialectwoordenboek wilden we zo’n 4.000 woorden en spreuken opnemen en een onlinewoordenboek starten met voor elke letter van het alfabet een 100-tal woorden. Elke maandag staken we onze koppen bij elkaar. Na een viertal jaar kreeg ik een minitrombose en tikte de neuroloog mij op de vingers dat mijn dialectpassie een hobby moest blijven, want ik had immers ook nog mijn grafisch beroep. Half werk is echter niet aan mij besteed. Toch nam ik ontslag als secretaris en een tijd later ook als bestuurder”, gaat Walter verder.

“Vooral de samenwerking met Roxane Vandenberghe van de UGent, die oorspronkelijk van Adinkerke is, heeft zijn vruchten afgeworpen. Zij is gewoon de beste op vlak van West-Vlaams. Sinds ik ben gestopt met mijn grafische zaak in Veurne, waar we ook onze vergaderingen hielden, is er een nieuwe vergaderlocatie gevonden in De Hoge Wacht op de Grote Markt, waar we ook onze bibliotheek konden onderbrengen.”

Spreuken

Voor KW startte Walter ooit met een rubriek verhaaltjes in het dialect. “Dat deed ik graag, maar het was wel de bedoeling dat de leden van het bestuur elkaar afwisselden”, blikt Walter terug.

“Ik stond voor het eerst echt stil bij de eigenheid van een dialect tijdens mijn legerdienst”

“Na meerdere maanden heb ik de redactie gevraagd om over te schakelen naar spreuken. Dat is ook fijn om te doen! Het vergt wel heel wat opzoekwerk en ik vond onder meer inspiratie in een verzamelboekje met spreuken dat dateert van 1889. Ik kwam ook tot de vaststelling dat ze in Nederland al veel langer bezig zijn met dialect en over veel meer informatie beschikken. Het is ook niet eenvoudig om te bepalen of het om een Veurnse of een West-Vlaamse spreuk gaat. Als er een echt West-Vlaams woord in staat, dan beschouwen we het als een West-Vlaamse spreuk. In heel wat spreuken kom je ook termen uit het boerenleven tegen, zoals het ‘alaam’ dat de boeren gebruikten, of uit typische ambachten zoals mandenvlechten. De oude boerenstiel heeft plaatsgemaakt voor het moderne landbouwberoep met machines en technologie, zodat mensen ook de link niet meer leggen met de oorsprong van zo’n dialectspreuk. Er zitten ook heel wat verschillen en soms kleine nuances in de uitspraak, zoals ‘peird’ of ‘peerd’… In Leisele merk je dan weer de invloed van het dialect van Frans-Vlaanderen. Omdat het Nieuwpoortse dialect doorspekt is met het Oostendse visserstaaltje, nemen we dit niet op in ons woordenboek, hoewel Nieuwpoort wel grotendeels binnen de ‘kuupe’ ligt.”

Opsteker

Als Walter Winnock eenmaal op dreef is, rijgt hij interessante weetjes, boeiende dialectuitdrukkingen en spreuken aan elkaar.

Of er dan toch een bijzonder woord is dat hij nog niet kende en dat hem is bijgebleven? “Dat is dan misschien ‘keûnstekot’, dat blijkt een woonwagen te zijn”, klinkt het.

“Ik heb van mijn hart een steen gemaakt en beslist om afscheid te nemen van mijn rubriek ‘Sprokkeliengn’. Het is mooi geweest, want sommige mensen spraken me aan als ik ging winkelen in Veurne. Dan was het een opsteker om te horen dat ze door mijn rubriek elke week de krant kochten. Misschien begint het binnenkort opnieuw te kriebelen en ga ik toch weer verhaaltjes schrijven. Ideeën, inspiratie en eventuele vragen zijn altijd welkom bij walter.winnock@telenet.be”, besluit Walter.