Steeds minder kloosterlingen in Vlaanderen, zuster Mieke en broeder Jos getuigen: “Wij hebben zéker nog onze plek in deze wereld”

Broeder Jos van den Aker van de Sint-Sixtusabdij in Westvleteren en zuster Mieke Kerckhof, overste van de congregatie van de Zusters van de Bermhertigheid Jesu in Brugge. © Joke Couvreur/Tom Brinckman
Philippe Verhaest

Twintig jaar geleden telden onze kloosters net geen 14.000 bewoners, nu is hun aantal met bijna twee derde tot exact 5.000 gedaald. Kloosterlingen vormen anno 2022 een uitstervend ras, maar wie de stap ooit zette, deed dat met veel overgave. Wij legden ons oor te luister bij Mieke Kerckhof, al 33 jaar zuster, en Jos van den Aker, sinds vijf jaar broeder bij de Sint-Sixtusabdij van Westvleteren. “Het is bijzonder jammer dat we amper nog opvolging hebben, maar we maken nog altijd een verschil.”

Ooit was er een tijd waarin zo goed als elke Vlaamse familie een tante nonneke of nonkel pater in de rangen telde. Dat was niet alleen de normaalste zaak ter wereld, er hing ook een zeker prestige aan vast.

Nu liggen de kaarten iets anders. De verschillende ordes in Vlaanderen tellen nog 3.780 kloosterzusters en 1.220 broeders en paters. Met exact 5.000 zijn ze dus nog, de mensen die kiezen voor een leven achter de kloostermuren. De gemiddelde leeftijd schommelt rond de tachtig jaar. De huidige populatie mag zich, jammer genoeg, als de laatste der Mohikanen omschrijven, al blijkt dat het engagement minstens even groot is als op de dag van de intrede.

Dat blijkt ook uit de getuigenis van Mieke Kerckhof, die op 13 maart haar zestigste verjaardag mag vieren. De Kortrijkse trad in 1989 in bij de congregatie van de Zusters van de Bermhertigheid Jesu en is vandaag algemeen overste in het moederklooster in Brugge, waar ze met haar vijftien medezusters samenleeft. “Eind jaren tachtig waren we nog met 27”, blikt ze terug. “En na mij heeft niemand nog tijdelijke of eeuwige geloften afgelegd. Natuurlijk vind ik dat jammer. Een manier van leven waar wij zó in geloven, krijgt geen nakomelingen meer. De jongere generatie laat deze optie volledig links liggen. Ik zeg altijd dat kloosterzusters doodgewone vrouwen zijn die een ongewone levenskeuze hebben gemaakt. Met het doel om zichzelf in Gods naam ten dienste te stellen van anderen.”

We hebben honderden jaren lang bakens verzet. Dat schuif je niet zomaar aan de kant

Zelf was Mieke jarenlang aan de slag als pastoraal werkster en zat ze ook de vzw Gezondheidszorg Bermhertigheid Jesu voor, een organisatie die zeven psychiatrische instellingen en ziekenhuizen groepeert en vandaag om en bij de 1.200 medewerkers telt. “Die is gegroeid vanuit onze congregatie en zal ook actief blijven wanneer mijn medezusters en ik hier al lang niet meer zullen zijn. Dat betekent veel voor me.”

Puzzelstukje

Nederlander Jos van den Aker (54) trad in december 2016 in bij de Sint-Sixtusabdij in Westvleteren. In zijn vorig leven was de man verpleegkundige op de dienst intensieve zorgen van het algemeen ziekenhuis in Nijmegen, maar hij voelde dat er iets ontbrak in zijn leven. “Ik was eerder al een vijftal keer in Westvleteren op retraite gekomen en besloot om in de zomer van 2016 een maandje mee te draaien”, zegt hij. “Toen wist ik het: mijn toekomst lag hier. Jos besloot zijn leven compleet om te gooien. “Ik had nochtans alles: een leuke job, een mooi huis, een vriendin… Maar het is hier, diep in de Westhoek, dat ik het ontbrekende puzzelstukje heb gevonden. Het mysterie dat wij God noemen… Het was een aartsmoeilijke beslissing, maar tegelijk de beste van mijn leven.”

© Tom Brinckman

Toen broeder Jos in Westvleteren aankwam, bestond de orde uit achttien broeders. “Nu zijn we met twintig”, klinkt het. “Een lichte stijging, maar eigenlijk blijft het aantal redelijk constant. Midden twintigste eeuw lag het gemiddelde op een dertigtal, nu blijven we stabiel rond de twintig.”

Zekerheden achterlaten

De Sint-Sixtusabdij telt naast Jos vijftien Vlaamse broeders, één Duitser en één Braziliaan. De jongste broeder is 50, de oudste 95. “Broeder Juliaan werd liefst 65 jaar geleden geprofest. En net als hem wil ik de rest van mijn leven hier doorbrengen, al besef ik – net als zuster Mieke – dat ik geen populaire keuze heb gemaakt. Het vraagt een groot engagement om al je zekerheden achter je te laten. Ik ben ook bewust naar Westvleteren getrokken, ver weg van al wat me bekend was. Maar spijt heb ik allerminst. Pas nu is mijn leven compleet. Die eerste keer toen ik een habijt mocht aantrekken, dat moment kan ik met geen woorden beschrijven. Ik was euforisch.”

Het vraagt een zeer groot engagement om al je zekerheden achter je te laten

Ook Mieke Kerckhof blikt voldaan terug op haar kloosterleven. “Ik heb de kans gehad om mensen nabij te zijn, dat is voor mij de kern van het geloof. Maar mocht je me de kans geven om terug te keren naar 1989, dan zou ik waarschijnlijk een volledig andere keuze maken. Gewoon om te weten wat een ander leven me te bieden zou hebben. Als meisje droomde ik ervan om te trouwen en een gezin met vier kinderen uit te bouwen, misschien zou ik die optie kiezen. Was ik getrouwd geweest, dan zou ik nu op jouw vraag antwoorden: ik zou graag zuster worden. Maar ik heb totaal geen spijt van hoe mijn pad gelopen is, laat dat duidelijk zijn.”

Uit de ‘ratrace’

Ondanks het feit dat hun aantal steeds kleiner wordt, zijn zowel zuster Mieke als broeder Jos ervan overtuigd dat kloosterlingen ook in onze moderne en jachtige tijdsgeest nog steeds hun plek hebben. “Onze maatschappij is erg individualistisch”, zegt Mieke. “Mensen zijn voor een groot deel op zichzelf gericht, wij tonen dat samenleven in harmonie en met God – meestal – geen utopie hoeft te zijn.”

© Joke Couvreur

Broeder Jos knikt. “Het feit dat we er zíjn, is vaak al voldoende. We bidden zeven keer per dag voor de wereld rondom ons en ons gastenhuis draait op volle toeren. In niet-coronatijden kunnen we tot twintig mensen ontvangen, nu ligt het plafond op elf. We merken dat mensen er nood aan hebben om wat gas terug te nemen en zich even van de ratrace los te koppelen. Net daarom ben ik ervan overtuigd dat kloosterordes altijd zullen blijven bestaan. Wij hebben zeker nog onze plek in deze wereld.”

Bakens verzet

“In ons land dalen de cijfers, maar in andere werelddelen is het booming”, pikt zuster Mieke in. “In Afrika en Azië blijven de roepingen maar komen, verdwijnen zullen we dus nooit doen. In onze contreien zullen we onvermijdelijk naar een ander model evolueren, want de nieuwe intredes kunnen we op één hand tellen. Congregaties zullen nog nauwer samenwerken of inkantelen. Ik voel persoonlijk iets – wat een toekomstige vorm van roeping kan zijn – voor het begijnhofconcept van weleer, waarbij je, elk in je eigen huisje, toch samenwoont. Hoe dan ook zal onze erfenis nooit uit te wissen zijn. Hoeveel ziekenhuizen, woonzorgcentra en andere instellingen zijn er niet vanuit een katholieke orde opgericht? Kloosterlingen hebben honderden jaren lang bakens verzet. Dat schuif je niet zomaar aan de kant. En dan heb ik het nog niet over de spirituele erfenis.”

Iets wat ook broeder Jos beseft. “We sluiten ons dan wel misschien af van wat er zich in de rest van de wereld afspeelt, we weten maar al te goed wat er rondom ons gebeurt. En elke keer ik met mijn koersfiets een ritje langs de IJzer en doorheen de polders maak, zie ik weer hoe mooi die wereld is en waarom ik deze keuze gemaakt hebt. Om dichter bij God én de mensen te zijn.”