Wim Lybaert kruipt voor vijfde keer achter het stuur van de Columbus: “Eerlijk zijn is de kortste weg naar geluk”

Wim Lybaert: “Vroeger was het rijden, rijden, rijden. Nu stopte ik bijna met elke gast voor een siësta.” © Christophe De Muynck Christophe De Muynck

Net in de week dat we een nieuwe West-Vlaams Ambassadeur verkiezen, neemt de allereerste laureaat weer plaats achter het stuur van zijn Columbus. Wim Lybaert (56) trekt voor de vijfde keer op avontuur, met levenslessen die hij de afgelopen jaren verzamelde en die meer dan ooit doorklinken in zijn gesprekken. Een boeiende babbel over goesting, bewijsdrang en tijd verliezen. “Het klinkt misschien arrogant, maar ik kan niet meer zeggen: het is goed genoeg.”

Het kan bijna niet symbolischer. In een kapel in het Spaanse Palos de la Frontera begint het nieuwe seizoen van De Columbus, op dezelfde plek waar de gelijknamige ontdekkingsreiziger eeuwen geleden stond. Hij vertrok van daaruit naar de plek waar hij dacht te moeten zijn, maar onderweg leverde hem het avontuur van zijn leven op.

“Ik durf het uitspreken dat mijn werk mijn leven is, en mijn leven mijn werk. En eigenlijk is daar niets mis mee”

In het geval van Wim Lybaert was zijn verwachte bestemming oorspronkelijk een carrière achter de schermen. Maar al meer dan tien jaar schittert de Bruggeling voor de camera met integere en goudeerlijke televisie, van in zijn moestuin tot op een vissersboot. Het was de bus die hem op een pad bracht, waarvan hij niet wist waar het zou uitkomen. Geloof ons vrij, ook nu heeft het nieuwe seizoen niets aan charme ingeboet. Integendeel zelfs.

Dat je opnieuw op uit trekt, is best verrassend. Je had de vorige keer al schrik dat het het seizoen te veel zou worden.

(knikt) “Het laatste seizoen dat we draaiden, was in de coronaperiode. Dat was heel zwaar om te maken, met veel onzekerheden en verspreid over twee zomers. Het was niet dat ik geen goesting meer had. Er was vooral de schrik dat als ik nog een seizoen zou doen, dat het tegen mijn zin zou zijn. En er was dat verhaal van de vissers waar ik al jaren mee bezig was en echt wilde vertellen. Het was toen het ideale moment. Ik heb daarna Zomeravonden gemaakt (een kort programma waarin Wim een bekende Vlaming uitnodigde in zijn tuin, red.). Dat was een oefening in efficiëntie: 16 afleveringen in twee maanden tijd maken en op antenne krijgen. Heel tof om te doen! En toen begon de VRT weer aan te kloppen voor De Columbus.”

Maar je zei niet meteen ‘ja’…

“Inderdaad. Ook al omdat het een intens programma is om te maken, en je moet de juiste mensen hebben. We zaten met een heel nieuwe ploeg (Wim werkt sinds een tijdje voor productiehuis Panenka, red.). Dat zijn allemaal puzzelstukken die op de juiste plaats moeten vallen. Het is niet alleen voor mij een avontuur, maar voor iedereen die meegaat. Die eerste vergadering was iedereen meteen enthousiast. Dan word je dat ook, en je trekt elkaar daarin mee, hé. En als je me nu vraagt of ik nog seizoenen wil maken… Waar mag ik tekenen, asjeblieft? Omdat ik er nu echt plezier aan beleefde. Ik zat goed in mijn vel en had bijna geen stress. Bovendien zijn we op fantastische plaatsen terechtgekomen.”

In de eerste seizoenen was je toch nog altijd bezig met de bestemming, terwijl je dit nu zichtbaar veel meer loslaat.

“Absoluut. Als je kijkt naar dat eerste seizoen, toen zaten we na vier dagen in Zwitserland of Schotland. Het was rijden, rijden, rijden. Nu heb ik bijna met iedereen ‘s middags een siësta gehouden. Gewoon even genieten van het moment zelf. We stoppen iets vaker, om pakweg een koffietje te drinken of iets te eten.”

“Ik ben geen Columbussers van nature.”
“Ik ben geen Columbussers van nature.” © Christophe De Muynck Christophe De Muynck

Opvallend: nu weet je wél wie er aan boord gaat.

“Je moet weten: ik ben eigenlijk geen Columbusser van nature. Ik ben iemand die graag alles plant. Ik hou niet van chaos. Je weet al niet waar je naartoe reist, waar je gaat slapen of wat je gaat tegenkomen. Dat was al een stevige oefening in loslaten. Als je dan ook niet weet wie er de bus opstapt… Ik was vaak al dagen op mijn ongemak, en dat is niet goed om met een vrij hoofd in die bus te zitten. (snel) Dat doet evenwel geen afbreuk aan de mensen die opgestapt zijn toen.”

Kan je dat beter dan vroeger, dat loslaten?

“Ja, sinds ik op die vissersboten zat (voor ‘Een jaar op zee’, red.). Dat heeft me wel veranderd. Je hebt daar niet veel façades. Alles is daar zo eerlijk als het maar kan zijn. Je moet niet proberen je best te doen of komedie te spelen. Ze hebben het toch door. Dat is zeer verlossend. De kracht van een goeie bemanning is net dat: dat iedereen kan zeggen wat hij wil. Dat je kan bouwen en vertrouwen op elkaar. Het gaat erover dat je eerlijk bent, zelfs al heb je een verschillend karakter. (denkt na) Dat heb ik geleerd: eerlijk zijn, is de kortste weg naar geluk. Met sommige van die vissers heb ik nog contact. Dat is direct één op één, een knuffel geven en alles kunnen vertellen aan elkaar.”

Je praat in de eerste aflevering met Steven Van Herreweghe over mooie mannen. In de eerste seizoenen zou je daar veel geremder in zijn, denk ik.

(knikt) “Het begin van aflevering 6 met Tine Embrechts staat symbool voor hoe ik in mijn vel zit. Ik stond ergens in het noorden van Spanje geparkeerd op een klif, en was beneden op het strand aan het wachten. Ze kwam naar mij toe en we lopen elkaar met open armen tegemoet. Ik wist niets van haar. We hadden elkaar nog nooit gezien en vlogen in elkaars armen. Die eerste vijf minuten dat je elkaar ontmoet, zijn bepalend voor de relatie die we opbouwen, maar dat geldt ook voor een nieuwe vriend, een baas… Als je met open armen staat en je krijgt een patat tegen je kop, doet dat vree zeer. Maar als je geen patat krijgt, ben je al heel goed begonnen.”

Zijn dat levenslessen die je meeneemt in je persoonlijk leven, of vervaagt dat zoals voornemens tijdens een reis?

“Ik neem dat mee, ja. (denkt na) Misschien heeft dat ook te maken met ouder worden, maar ik verlies het liefst van al niet te veel tijd meer. In de allereerste aflevering ooit zei Hilde Crevits mij dat de bron van alle conflicten – de grote in de wereld of de kleintjes thuis – onuitgesproken gedachten zijn. Denken in de plaats van een ander. Ze heeft honderd procent gelijk. Dat weet je op dat moment, maar ik ben daarin wat trager, en het is pas nu – zoveel jaren later – dat het doordringt. Maar eerlijk, misschien zitten we weer samen binnen vijf jaar en zeg ik dan: hoe naïef was ik eigenlijk? Iemand merkte onlangs op dat ik mezelf steeds meer blootgeef, en dat daar misschien een gevaar in schuilt. En ik weet het, er is een kans dat mensen je niet meer tof gaan vinden. Maar dat is voor hun rekening, niet meer voor de mijne.”

Is die bewijsdrang weg?

“Ik heb die nooit gehad. Ik was monteur, hé. Ik heb twintig jaar in een donker kot gezeten, en ik was daar zeer gelukkig. Ik had wel een soort bewijsdrang in de zin dat ik het best mogelijke programma wilde afleveren en laten zien wat ik goed kon. Nu is er vooral een grote verantwoordelijkheid. Tegenover mijn collega’s, het productiehuis en de VRT. Met De Columbus was de eerste opzet mij amuseren, maar in tweede instantie wil ik in het monteren en afwerken het onderste uit de kan halen. Dat is wel wat verergerd de afgelopen jaren.”

Wim: “In Schotland huurden we een huis, drie keer de oppervlakte van Groot-Brugge. Als we naar de beenhouwer gingen waren we drie uur onderweg. Zalig!”
Wim: “In Schotland huurden we een huis, drie keer de oppervlakte van Groot-Brugge. Als we naar de beenhouwer gingen waren we drie uur onderweg. Zalig!” © Christophe De Muynck Christophe De Muynck

Ben je strenger geworden voor jezelf?

“Voor iedereen. Roald Dahl zei ooit: ‘Lu-kewarm is no good’ (lauw is niet goed, red.). Ik kan niet meer zeggen: het is goed genoeg. Het klinkt misschien arrogant of verwaand, al is dat echt niet zo bedoeld. Maar ik heb niet zoveel programma’s te maken in mijn leven.”

Dat klinkt wel heel fatalistisch.

“Het is ook zo. Ik heb van dag één dat ik op televisie kwam gedacht dat ik altijd weer kon gaan monteren. Ik voel het nu als ik in de montagecel zit. Ik zou tot ’s morgens vroeg kunnen doorgaan. Voor mij voelt dat niet aan als werken. Je ziet altijd maar iets beter worden. Ik durf het uitspreken dat mijn werk mijn leven is, en mijn leven mijn werk. En eigenlijk is daar niets mis mee.”

Zit je al op een volgend idee te broeden?

“Er zijn een paar ideeën die al lang meegaan, ja. Ik vertrek altijd vanuit mezelf. Dat heeft niets met egoïsme te maken, maar ik denk dat je op je best bent als je iets doet omdat je het graag doet. Ik krijg ook vaak voorstellen, maar ik stel dan altijd één vraag: waarom zou net ík dat moeten maken? Ik kan alleen maar programma’s maken die heel dicht bij mij liggen. En als je lang werkt aan iets, kan je het maar beter met je goeste doen.”

De Columbus heeft ons vanaf de eerste aflevering duidelijk gemaakt dat we te snel gaan als maatschappij. Corona maakte dat globaal duidelijk. En toch lijken we weer terug bij af.

(knikt) “Ik dacht dat het ook voor een catharsis zou zorgen, en het lijkt net het omgekeerde. Zeer ontgoochelend. Ik weet niet hoe dat komt. (denkt na) De mens is daar niet voor gemaakt, voor dat jachtig leven. Daar ben ik heilig van overtuigd. We bestaan 200.000 jaar, en sinds de industriële revolutie 250 jaar geleden is alles in een stroomversnelling gegaan en is het niet meer gestopt. Onze geest is daar niet klaar voor. Soms waren we aan het picknicken en dacht ik: ik zou hier de hele tijd kunnen blijven zitten. Ik heb toch eten mee voor drie dagen. Of ik hoopvol ben? Toch wel. Omdat de mens niet verandert. De maatschappij en onze tools wel. Deze reeks en die over de vissers spreekt de mensen aan omdat ze terug naar de roots gaan. Dat wilde ik nu ook bij de gesprekken. Voor deze reeks heb ik gevraagd om bij een gesprek de regisseur zo ver mogelijk te laten staan, zodat we een echte connectie konden krijgen. Ik zei het elke keer weer: het is wel tv, maar we máken geen tv.”

Deze zomer ben je getrouwd, en ging de huwelijksreis – met het gezin – naar Schotland. Op zijn Columbus?

(glimlacht) “Schotland is een prachtig land! We huurden telkens een huisje in een andere regio. We keken dan ter plekke wat we gingen doen, al kon ik per huis wel tien dagen aan activiteiten inplannen. Eén keer hebben we een huis gehuurd, op een domein van 40.000 hectare. Dat is drie keer de oppervlakte van Groot-Brugge. Het was het enige huis in de buurt. Als we naar de beenhouwer moesten rijden, waren we in totaal drie uur onderweg. Zalig vind ik dat.”

De rest van je gezelschap ook?

“Ja. Ik had op een gegeven moment een boot gehuurd om naar een eiland te varen, waar een restaurant was. Je moest op voorhand reserveren. Ik had zelfs al mijn voorkeuren doorgegeven. Ik keek er al maanden naar uit, en de dag ervoor bleek dat we niet konden uitvaren door het slechte weer. Dan vloek ik twee seconden en denk ik: hoe kunnen we dit Columbussen? Vroeger kon ik dat niet. Nu denk ik: ok, we doen iets anders. We hebben dan de haard aangestoken, de frigo zat vol eten… Die knop omdraaien, gaat wel beter, ja.”

‘De Columbus’, vanaf zondag 1 december om 20 uur bij VRT 1 en op VRT MAX.