Mieke Vermeersch van eetcafé Rodenbach: “Nooit gedacht dat ik zo hard zou werken”

Mieke Vermeersch: “Ik heb soms heimwee naar vroegere tijden met minder regels en restricties”. © Stefaan Beel
Peter Soete

Samen met haar man Bart is Mieke Vermeersch al 35 jaar het gezicht van eetcafé Rodenbach in Roeselare. Zoon Elias is ondertussen een vertrouwd gezicht in de zaal naast Bart maar Mieke blijft nog steeds in de potten roeren. Ze bakt nog steeds de lekkerste biefstukken van ’t stad.

Ben jij afkomstig uit een horecafamilie?

Mieke Vermeersch: “Helemaal niet. Mijn pa Gaston had in de Mandellaan een groothandel in rundvlees. Mijn broer Koen heeft nu de zaak overgenomen. De ouders van Bart waren aannemers en hadden dus ook niets met horeca te maken. Wel heeft Bart in 1986-1987 het jeugdcafé Ultimo in Middelkerke uitgebaat. Daar zijn we trouwens een koppel geworden. Het was de droom van Bart om een mooie horecazaak te beginnen en dat hebben we in 1988 gedaan in Roeselare.”

Maar initieel zou het op een andere plaats in de stad zijn?

“We hadden de Beaux Arts (toen nog Wiels Mandel, red.) overgenomen op de Grote Markt. Tot bleek dat de vorige uitbaatster geen handelspacht meer had en ze dat ook niet kon en mocht verkopen. We hebben dan een café in de Zuidstraat overgenomen. Op de bovenverdieping vonden veel vergaderingen van verenigingen plaats en dat was mooi meegenomen. We hebben negen maanden gewoon café gehouden vooraleer ook met een restaurantformule te starten. We wilden eerst geld verdienen voordat we veranderingen deden in de zaak. En ik was ondertussen ook gestart met een tweejarige horeca-opleiding in Syntra West. Dat was noodzakelijk in het kader van de vestigingswet.”

Het duurde een tijdje vooraleer men eetcafé Rodenbach leerde kennen?

“In het begin was het zeker niet gemakkelijk. Bart was niet van Roeselare en ik was hier eigenlijk ook niet zo bekend. Als jong meisje ging ik meestal uit aan zee. Het duurde inderdaad een tijdje om aanvaard te worden als horecakoppel. Er heeft me toen zelfs een rasechte Roeselarenaar gezegd: ‘als je niet van Roeselare bent, zal het nooit lukken met je zaak. Je mag het vergeten.’ Die persoon komt niet vaak over de vloer maar als hij onze zaak binnenstapt, denk ik altijd aan die dwaze uitspraak.”

En opeens begon de trein te bollen en hij is niet meer gestopt.

“Wij wisten ons altijd verzekerd van de allerbeste biefstukken van mijn pa en later van mijn broer Koen, nog steeds trouwens, en de klanten vonden de weg naar eetcafé Rodenbach. In het begin deed ik de keuken en op kalmere momenten ook de toog en dat vond ik wel leuk. Ik draaide dan mijn muziek van Supertramp en ELO tot Bart mopperde dat dit eigenlijk geen muziek was (lacht).”

“In het begin was het zeker niet makkelijk”

“In het begin werkte ik alleen als kok met een afwasser, later kwam er een tweede kok bij en van die persoon heb ik heel veel opgestoken. Nu is Kameta, onze Tsjetsjeense kok, al meer dan vijftien jaar mijn rechterhand in de keuken. Ik kan altijd op haar rekenen, net als op onze Tsjetsjeense poetsvrouw. Zij zijn ongelooflijk loyaal en perfecte medewerkers.”

Is de horecawereld veel veranderd sedert jullie beginjaren?

“Maar natuurlijk. Nu denkt iedereen dat hij of zij kan koken en het best weet. Het wordt ook moeilijker in de keukens doordat mensen allergisch zijn voor van alles en nog wat. Soms heb ik wel eens heimwee naar die dagen waar de regels niet zo streng en strikt waren.”

“Als ondernemer is het ook aanpassen. Vroeger kreeg je veel meer ondersteuning van brouwerijen: er kwamen bijvoorbeeld leuke parasols in de zomer of ze deden wedstrijdacties waarbij de klanten mooie prijzen konden winnen. Dat is allemaal verleden tijd. Brouwerijen hebben toch minder oog voor ‘hun’ cafés. Wist je dat eetcafé Rodenbach zelfs niet vermeld staat in het boek van de brouwerij Rodenbach. Ik heb dan toch een mailtje naar de brouwerij gestuurd om dat aan te kaarten. Ja, dat zat me hoog.”

Wat zijn de favorieten op de kaart van eetcafé Rodenbach?

“Biefstuk-friet is de absolute topper. Als het een drukke week is geweest, vraag ik me soms luidop af hoeveel koeien ik heb gebakken (lacht). Gelukkig kan ik altijd bellen naar mijn broer als mijn voorraad biefstuk snel slinkt.”

Je doet het vanaf nu toch iets rustiger aan?

“Ja, ik ben 56 en ben van mijn 21 aan de slag in de horeca, ik had nooit gedacht dat ik zo hard zou werken in mijn leven. Ik ben ’s middags thuis en ga pas vanaf 18 uur naar de Rodenbach tot de zaak sluit. Op maandagavond gaan Bart en ik steevast uit eten. Voor mij moet dat niet maar Bart moet volk zien, zo zit hij in elkaar. We gaan ook drie keer per jaar op reis gedurende een week. Nu zijn we met onze vriendengroep tien dagen op reis geweest naar Bali. Dat is ongelooflijk meegevallen al hebben we ook lichamelijke pech gekend: we hadden iemand met een gebroken been, iemand met een gebroken teen en ik had een prop in mijn oor (lacht).”

Indien het kon, zou je hetzelfde doen?

“Neen, ik zou doen zoals mijn moeder deed: er zijn voor haar kinderen en ‘de menage’ doen. Daarom wil ik nu een goede grootmoeder zijn en veel meer aanwezig zijn voor mijn kleinkinderen.”

Lees meer over: