“We hopen op verwondering”: Luc Tyteca en Leentje Vandenhoudt uit Koksijde hebben eigen museum met 1.200 (!) dierenschedels en 30 skeletten

Museos van Luc Tyteca en Leentje Vandenhoudt toont een collectie van 1.200 schedels en 30 skeletten. © GUS
Redactie KW

Het begon met een schedel van een hond, vandaag 40 jaar later tonen biologen Luc Tyteca (62) en Leentje Vandenhoudt (63) hun collectie met maar liefst 1.200 dierenschedels en 30 skeletten in hun eigen natuurkundig museum MuseOs in Koksijde. Van een oerrund van 120.000 jaar oud tot een schedel van een potvis die 450 kilo weegt. Het is ronduit indrukwekkend. “Toen ik met het kadaver van een Aye-Aye, een vingerdiertje uit Madagaskar, bij de radioloog kwam, keek hij raar op”, lacht Luc, die beroepshalve bakker is.

Luc en Leentje leerden elkaar kennen tijdens hun studies dierkunde aan de Universiteit van Leuven. En toch werden ze geen biologen, maar bakkers. “Onze familie runt in Koksijde-Dorp al sinds 1930 bakkerij Tyteca. Die zaak verderzetten, haalde het van mijn liefde voor het dierenrijk. Leentje werd het gezicht van de bakkerij. Tot 2008 hebben we dat gedaan, toen nam broer Carl het over, maar ik spring nog regelmatig bij om te bakken.”

Geen muf verhaal

Terug naar de dieren. “In het academiejaar 1981-1982 hadden we van professor Marcel Quaghebeur les over de schedel van de hond. Ik nam een exemplaar mee van een windhondras. Daar, tijdens die les aan het Zoölogisch Instituut aan de Naamsestraat in Leuven, is mijn passie voor de schedel en het skelet begonnen”, herinnert Luc zich nog levendig. Die eerste hondenschedel heeft uiteraard zijn plaats in het persoonlijk museum van het koppel. “Kijk eens naar die vorm”, toont Luc waarom hij zo gefascineerd blijft. “Je kan zoveel informatie halen uit een schedel. Wanneer hebben die dieren geleefd? In welke omstandigheden? Wat aten ze? Dat ik iets met mijn verzameling wilde doen, stond al snel vast, maar het mocht geen muf verhaal worden. Ik wilde het gevoel van de dood wegwerken en heb mijn verzameling tentoongesteld zoals kunstwerken in een galerij. In glazen kasten, volgens soort en met hier en daar een verhaal erbij. De bezoeker mag het alles behalve luguber vinden en het mag ook kinderen niet afschrikken. Afgaande op de eerste acht jaar van ons museum, denk ik wel dat we daarin zijn geslaagd. De kinderen vinden het geweldig. Ik wil de mensen tonen dat je vooral voor je passie moet gaan, ook al is het moeilijk.”

Ruim netwerk

En dan beginnen Luc en Leentje te vertellen over hoe hun collectie blijft groeien. Hoe ze precies aan al die botten en schedels komen, heeft vooral te maken met het ruime netwerk dat het koppel heeft. Ze schuimen ook rommelmarkten af, houden contact met antiquairs en taxidermisten die dieren opzetten. Luc toont ons een schedel van een muntjak en legt daarbij een verfrommeld blaadje uit een stripverhaal dat hij heeft plat gestreken en geplastificeerd.

De apensoort Aye-Aye.
De apensoort Aye-Aye. © GUS

“Wat is het verband tussen die twee zaken?” vraagt hij lachend. “Ik zag de opgezette kop van het Aziatisch hertje op een rommelmarkt in Frankrijk. Het is altijd een gok als je zoiets koopt, want je weet niet of de schedel er nog in zit, maar ik waagde het erop. Ik ontmantelde de kop en die zat volgepropt met dagbladpapier uit het blad Le petit illustré uit 1933. Voor mij was het een extra bewijs dat de kop authentiek was en uit die periode dateerde. De schedel zat er nog in. Naar het schijnt zou zo’n blad van dat stripverhaal 100 euro waard zijn. Uiteraard is het niet te koop en blijft het voor ons een grappige herinnering.”

Radioloog

Nog een anekdote die spontaan een glimlach op Lucs lippen tovert, is dat van de Aye-Aye. Dat is een vingerdiertje dat behoort tot de apenfamilie. Mooi ziet het er niet uit, maar het is wel heel uitzonderlijk en leeft enkel op het eiland Madagaskar. Omdat het streng beschermd is, is het quasi onmogelijk om aan een schedel te komen. Via een antiquair kon de Koksijdse verzamelaar alsnog het griezelige beestje op legale wijze bemachtigen.

“Van een pater kreeg ik een leeuwenkop met een gat van een speer”

“Mijn bedoeling was om er de schedel uit te halen, zodat ik die kon tonen aan onze bezoekers en ik zou er een exemplaar in kunststof terug instoppen om het dier in zijn geheel ook te kunnen opnemen in mijn verzameling. Maar dan moest ik eerst weten of er een schedel inzat. Tegen sluitingsuur arriveerde ik met de Aye-Aye in een kartonnen doos bij de radioloog. Die keek vreemd op toen ik hem vroeg om een foto te nemen. Het leverde wel het bewijs op dat de schedel intact was. Operatief heeft een taxidermist die eruit gehaald. Het diertje dateert uit het einde van de negentiende eeuw.”

Een nijlpaard.
Een nijlpaard. © GUS

Vervolgens neemt Luc ons mee naar zijn zolder waar hij een schedel van de Massaileeuw toont. “Die komt van pater scheutist Frans Lava. Hij schreef ons een brief waarin hij liet weten dat hij een leeuwenkop had gekregen van broeder Jef. Pas weken nadat de leeuw was overleden, werd hij ontdekt in de brousse. Behalve een paar ontbrekende tanden was de schedel nog goed bewaard, pende pater Frans. In de brief las ik letterlijk: Ik wens een goede reis aan mijn leeuw: maanden heeft hij op mijn kast geprijkt; ik heb hem zelfs wat leven ingeblazen: een rooie lap in de muil, een oog geschilderd. Toen die kop arriveerde, zag ik al snel een oud schedeltrauma. Er was een groot gat geslagen in de linkerjukboog, waarschijnlijk door de inslag van een speer, maar daaraan is hij niet overleden.”

Indrukwekkend

Pronkstukken in het museum, naast de vele schedels, zijn de skeletten. Het grootste is dat van een Afrikaanse olifant. Twee jaar heeft Luc eraan gewerkt om de 50 wervels, de 40 ribben en zeker 160 beentjes aan de vier poten samen te puzzelen. Een handleiding voor zo’n bouwwerk bestaat er niet. De olifant was een vrouwtje uit het dierenpark Le Monde Sauvage in Wallonië. Even indrukwekkend is het skelet van een neushoorn.

De grootste schedel is die van een potvis die in 2000 in Denemarken aanspoelde. “We hopen dat onze bezoekers vol bewondering zullen staan voor deze verzameling, want dat is een belangrijke stap naar respect. Veel diersoorten hebben dat respect nodig om te overleven in een wereld die door de mensensoort overrompeld wordt”, besluit het koppel.

(Gudrun Steen)

MuseOs in de Veurnestraat 2 in Koksijde is tijdens de schoolvakanties open op maan- , woens- en donderdag, maar ook op zaterdagvoormiddag en zondagnamiddag. Daarbuiten maak je best een afspraak via 058 51 19 39 of info@museos.be. Info: www.museos.be.