Gerechtspsychiater Paul Lodewyck zwaait na veertig jaar af: “Met iemand als Alexander Dean zie ik het niet meer goed komen”

Psychiater Paul Lodewyck onderzocht 40 jaar moordenaars in opdracht van het gerecht. (foto Kurt/gf)
Laurens Kindt

Na ruim veertig jaar in opdracht van het gerecht in het hoofd te hebben gekeken van moordenaars, brandstichters, verkrachters, agressievelingen en andere criminelen, gaat psychiater en criminoloog Paul Lodewyck (75) met pensioen. “Welke les ik trek uit veertig jaar forensische psychiatrie? Dat de mens potverdorie een ingewikkelde maar fascinerende constructie blijft.”

Aan de deurbel van het indrukwekkende herenhuis in Kortrijk waar psychiater Paul Lodewyck kabinet houdt, hangt een briefje. Voor consultaties, bel hiernaast. “Ik moet dat briefje er nog afhalen. Consultaties doe ik niet meer, het is mooi geweest”, lacht dokter Lodewyck wanneer we er hem op wijzen. Meer dan veertig jaar lang werd hij door onderzoeksrechters, procureurs en andere magistraten aangesteld om in het hoofd van daders van misdrijven te kijken. Zijn ze toerekeningsvatbaar? Wat drijft hen om te doen wat ze doen? Hoe hoog is het risico dat ze hervallen en zijn ze nog behandelbaar? In het geval van moordenaars mocht Lodewyck dat achteraf steevast komen toelichten op het assisenhof. Telkens met veel menselijkheid en zin voor nuance, zelfs voor de ergste misdadigers.

Heeft u er enig idee van hoeveel assisenklanten u zo onderzocht hebt?

“Nu ik besloten heb om met pensioen te gaan, heb ik eens uit de losse pols een lijstje gemaakt. Het zullen er enkele tientallen, wellicht bijna honderd zijn. Nochtans heb ik de eerste jaren van mijn carrière amper moordzaken gedaan. Dat was toen zowat het monopolie van mijn legendarische collega Roger Deberdt (de in 2020 overleden gerechtspsychiater uit Ieper, red.). Ik was vooral actief in het psychiatrisch ziekenhuis Heilige Familie in Kortrijk, maar mijn toemaatje – zoals ik mijn werk voor het gerecht noem – bleef maar groeien. Vergeet niet: vroeger moesten ook de moordpogingen voor een assisenhof verschijnen. En ook van die beschuldigden moest een psychiatrisch verslag gemaakt worden.”

U bezocht die mensen, die soms gruwelijke feiten pleegden, in de gevangenis. Nooit bang geweest?

“Bang? Neen. Integendeel: ik deed dat graag, die gevangenisbezoeken. Ik ging soms zelfs op zondag. Daar zag ik de pure mens, in al zijn eenvoud en tragiek. Veel van die mensen waren blij om mij te zien, want ze wisten: eens de psychiater gepasseerd is, gaat het dossier weer vooruit. Ze werkten ook meestal goed mee. Soms waren dat mensen die nog nooit iets verkeerds hadden gedaan in hun leven en daar in hun cel compleet van slag waren door wat ze gedaan hadden. Liefdesdrama’s bijvoorbeeld, dat blijft mij fascineren. Hoe dun de lijn is tussen het nog eens proberen en moord. Kijk naar de zaak van Pol Mistiaen (een man uit Oekene die 22 jaar cel kreeg voor de moord op zijn vrouw Ellen D’Hooghe, red.). Die relatie zat niet goed, maar dat koppel ging ’s avonds nog samen uit eten. En dan ’s nachts pleegt die man die feiten. Onbegrijpelijk eigenlijk.”

Welke zaak zal u eeuwig bijblijven?

Alexander Dean (de bodybuilder die in 2017 op twee dagen tijd vier moorden pleegde, waaronder de 17-jarige Maïlys Descamps en haar twee grootouders in Moere, red.), die ga ik nooit vergeten. Dat heeft mij als grootvader enorm aangegrepen. De moeder van dat meisje had haar ouders gebeld om een kijkje te gaan nemen bij haar dochter, terwijl zij op reis was. En dan botsen ze daar op die kerel, die hen eerst verplicht aan tafel te gaan zitten voor een gesprek voor hij ze alle drie neersteekt. Daar kan je toch met je gedachten niet bij? Dat is iemand waarmee het volgens mij niet meer goed kan komen. Ik was erbij toen hij onderzocht werd door de bekende endocrinoloog Guy T’Sjoen, die moest bekijken in hoeverre doping een rol had gespeeld in de feiten. Dean reageerde zo vreemd, die man was trots dat hij onderzocht werd door zo’n bekende dokter. Alsof hij de hoofdrol speelde in een film over zijn leven.”

Opvallend in moordonderzoeken: vaak lijden verdachten aan geheugenverlies. Op het assisenhof komt u dat vaak doorprikken.

“Dat is een klassieker. Ze weten nog alles van ervoor en van erna, maar de feiten zelf? Ho maar. Dat kan dus bijna niet. Dat je de feiten verdrongen hebt, dat kan zijn. Maar ze komen na verloop van tijd altijd terug. Soms in flarden, maar het komt. De inprenting, noemen wij dat. Als iets ingeprent is in je brein, kan je het opnieuw oproepen. Maar je moet wel willen. Uitzonderlijk kan het gebeuren dat er geen inprenting gebeurt. Kijk naar de zaak van Cédric Vandecasteele (man uit Boezinge die in 2019 zijn vader Ghislain neerstak in een roes van cocaïne, red.). Die jongen was eerder al psychotisch geworden door drugs. Na jaren clean te zijn, hervalt hij. En meteen zwaar: drie gram cocaïne had hij gekocht. Toen de politie hem oppakte, hebben ze hem zwaar moeten verdoven omdat hij zo buiten zinnen was. Drie dagen hebben ze hem in coma gehouden. Die jongen verklaarde achteraf dat hij van niets meer wist. En ik geloof hem. Hij heeft desondanks een vrij zware straf gekregen.” (17 jaar cel, red.)

De moord op dokter Patrik Roelandt in 2015 heeft u ook zwaar aangegrepen.

“Dat klopt, omdat het een collega was. Patrik werd op huisbezoek aangevallen door een man die dat tot in de puntjes voorbereid had. Zijn valies om naar de gevangenis te gaan, stond zelfs al klaar. Dan bekruipt je als medicus toch een akelig gevoel. Zelf heb ik in mijn carrière maar één keer met agressie te maken gehad, in mijn bureau in het psychiatrisch ziekenhuis. Een man die we eerder hadden doorgestuurd naar het psychiatrisch ziekenhuis in Beernem kwam vragen of hij terug naar ons mocht komen. Toen ik daarover twijfelde, begon hij me plots te slaan met zijn arm die in het gips zat. Ik viel en begon te roepen, tot mijn secretaresse me hoorde. In die tijd hadden we nog geen alarmknoppen aan onze bureaus. Later, bij de vernieuwing van het ziekenhuis, hebben we dat overal laten installeren.”

Beroepsgeheim is heilig voor u. Toch hebt u het één keer doorbroken.

“Dat klopt, dat was voor Ivo Poppe (de diaken uit Wevelgem die veroordeeld is voor vijf moorden, red.). Die man had aan een collega bekend dat hij een familielid van hem gesmoord had met een kussen. Die collega heeft hem naar mij doorverwezen en aan mij bekende die man nog veel meer moorden. Gewoon, zeer laconiek, alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Omdat hij nog altijd aan stervensbegeleiding deed in het ziekenhuis en na advies van de Orde der Geneesheren, hebben mijn collega en ik dan besloten om ons beroepsgeheim te breken. Mijn collega heeft een brief naar de procureur geschreven en zo is het onderzoek gestart. Ik sta daar nog altijd achter en eigenlijk is daar op het proces ook nooit discussie over geweest.”

De voornaamste knoop die u moet doorhakken voor een assisenproces, is of de dader wel toerekeningsvatbaar is.

“Dat is een ja-neevraag en helaas is het antwoord vaak veel genuanceerder. Maar justitie denkt in zwart-wittermen en daar moeten we het mee doen. Vaak wordt voor het bepalen van het psychiatrisch profiel van een verdachte verwezen naar de DSM (de Diagnostical and Statistical Manual of Mental Disorders, het handboek van de Amerikaanse vereniging van psychiaters, red.) maar dat volstaat voor mij niet. Tot in 1973 stond homofilie nog als ziekte beschreven in de DSM! Hoe zeker zijn we dat er in de meest recente versie ook niet zulke anomalieën in staan? Het antwoord is vaak veel genuanceerder en moet met kennis van zaken geformuleerd worden. Ik ben opgeleid in een tijd waarin men gruwde van labels, tegenwoordig zie je dat mensen vaak labels op zichzelf plakken.”

Het barst inderdaad van de toxische leiders, narcisten en autisten, zo lijkt het wel. Stoort u dat?

“Goh, storen, dat niet. Maar het strookt niet met de realiteit. Kijk, als iemand wat ordelijk is en de dingen graag op zijn eigen manier doet, wordt hij al snel een autist genoemd. (nadrukkelijk) Wat niét zo is. Of dan hoor ik in de familierechtbank een ouder over zijn kind zeggen dat het ADHD heeft, terwijl dat kind misschien gewoon wat druk is omdat het door zijn thuissituatie niet tot rust kan komen. Dan zie je dat ouders een label op hun kind plakken om hun eigen verantwoordelijkheid uit de weg te gaan. Nog zo’n klassieker in de familierechtbank: mijn ex is een echte narcist. Terwijl dat soms gewoon een man is die wat machogedrag vertoont en op zijn strepen staat.”

Welke les trekt u uit tientallen jaren gerechtspsychiatrie?

“Dat de mens potverdorie een ingewikkelde maar fascinerende constructie blijft. Wie is de mens achter het misdrijf? Die vraag blijft me intrigeren en is voor mij nog altijd in raadsels gehuld. Ik merk ook dat de maatschappij door de jaren bijzonder hard is geworden. Men kent geen nuance meer. Kijk naar daders van zedenmisdrijven: dat zijn – echt waar – niet allemaal monsters die totaal af te keuren zijn. Daar zit enorm veel gradatie in. Niet elke pleger van een zedenfeit is een onverbeterlijke pedofiel of verkrachter. Niet elke assisencliënt is een psychopathische moordenaar. Dat heb ik altijd proberen duidelijk te maken. Ook de schone kanten van een misdadiger moeten hun plaats krijgen.”

Lees meer over: