Inspanningsfysioloog Filip Speybrouck: “Nog heel wat werk aan tijdritcultuur in ons land”

Inspanningsfysioloog Filip Speybrouck werd vorige week tweede op het PK tijdrijden bij de elite zonder contract. (foto TVB)
Tom Vandenbussche

Vorige week werd Filip Speybrouck (45) nog knap tweede op het PK tijdrijden bij de elite zonder contract. De inspanningsfysioloog is de geknipte persoon om zijn licht te laten schijnen over de nationale testtijdrit in Poperinge en het BK tijdrijden voor de jeugd in Gavere.

Vorige week waren er dus al de West-Vlaamse tijdritkampioenschappen, maar met de eerste nationale testtijdrit in Poperinge op zaterdag 23 april en de Belgische kampioenschappen voor de jeugd in Gavere op zondag 1 mei trekt het tijdritseizoen voor nieuwelingen, junioren en beloften zich helemaal op gang. Filip Speybrouck, inspanningsfysioloog op de dienst cardiologie van het AZ Delta in Roeselare, richtte enkele jaren geleden ook het sportmedisch labo De Sportkamer op. Naast de screening van wieler- en voetbalteams kunnen sporten bij hem en Stijn Van der Jeught ook terecht voor inspanningstests, advies en coaching. Zo wordt onder meer Xander Scheldeman, de huidige leider in WestSprint bij de nieuwelingen, door hen begeleid. “Ik zie op tijdritvlak één groot verschil tussen nieuwelingen en junioren: nieuwelingen moeten hun tijdrit nog op een gewone koersfiets afwerken, zonder tijdritstuur dus”, vertelt Speybrouck. “Puur fysiologisch blijft het natuurlijk dezelfde inspanning. Een inspanning waarbij een renner moet leren doseren over een afstand van acht tot 15 kilometer. Pas als junior begint de factor aerodynamica een rol te spelen. Persoonlijk ben ik er voorstander van om hen als tweedejaarsnieuweling al op een tijdritfiets te laten rijden. Hoe vroeger je daarmee begint, hoe vroeger je het gewoon bent. Het enige nadeel dat ik bij de junioren vaak zie, is dat heel wat jongens net dan hun groeispurt kennen. Als je dan net ervoor een tijdritfiets hebt gekocht en die een half jaar later al te klein blijkt, is dat niet ideaal.”

Brits fenomeen

Speybrouck benadrukt dat Victor Campenaerts het tijdrijden in België de voorbije jaren weer een stuk aantrekkelijker heeft gemaakt. “Maar die discipline zit niet in onze cultuur zoals dat in Groot-Brittannië of zelfs Nederland het geval is. In Nederland is er elke week, ’s avonds op werkdag, de mogelijkheid om aan een tijdrit deel te nemen. In Nederlands-Limburg heb je de Limburg Chrono Trofee, een regelmatigheidscriterium met vier tijdritten op vier verschillende locaties voor de jeugd. De Britten gaan zelfs nog veel verder. Daar organiseren ze tijdritten op de pechstroken van de autosnelwegen. Zie je het al voor je: een tijdrit op de E403 van Roeselare tot de afrit in Lichtervelde en terug. Bij ons is dat simpelweg niet mogelijk, maar renners als Alex Dowsett en David Millar zijn in dat wereldje opgegroeid en zo uiteindelijk opgemerkt en tot toprenners ontbolsterd. Een ander Brits fenomeen is het zogenaamde Hill Climb Season, dat in de lente begint en tot september of zelfs oktober duurt. De start van de tijdrit vindt aan de voet van een klim plaats en daarna moeten de renners zo snel mogelijk naar de top rijden. Hier zouden ze dat bijvoorbeeld op de Nieuwe Kwaremont kunnen doen. Dat gebeurt niet, omdat het niet in onze cultuur zit.”

© VDB

Speybrouck beseft dat we in België niet te veel verwachtingen op tijdritvlak mogen hebben. “Frederik Broché, technisch directeur bij Belgian Cycling, is nochtans vragende partij. Hij organiseert al enkele jaren de Memorial Igor Decraene in Waregem. In België zouden we naar een meer open circuit moeten kunnen gaan. Op een vijftal plaatsen in Vlaanderen zouden er dan tijdritten georganiseerd kunnen worden en daar kan je dan een regelmatigheidscriterium van maken. Maar evident is het niet. Alleen al de wegeninfrastructuur in ons land maakt het bijna onmogelijk.”