Ook een soap van één uur heeft zijn helden: vijf straffe West-Vlaamse cyclocrossverhalen uit nieuw boek
Na een top 1.000 van de allerbeste wielrenners ter wereld en een top 1.000 van de beste Belgische wielrenners aller tijden, heeft Jacques Sys (73) een nieuw indrukwekkend naslagwerk uit: De 100 beste veldrijders ooit. Uit 120 jaar cyclocrossgeschiedenis selecteerde de Brugse ex-hoofdredacteur van Sport/Voetbalmagazine voor ons de vijf strafste West-Vlaamse verhalen.
1. Maurice Seynaeve
Maurice Seynaeve was de eerste echte vedette van het Belgische veldrijden. Hij reed ook op de weg en de piste en stapte uit nieuwsgierigheid naar het cyclocrossen over. In zijn allereerste veldrit eindigde hij tot zijn verbazing tweede in het Belgisch kampioenschap, na Georges Ronsse. Meteen was het de spichtige Kortrijkzaan duidelijk dat zijn toekomst vooral in deze discipline lag.
De doorbraak van Maurice Seynaeve kwam er in het seizoen 1931/32. Hij was de grote favoriet voor het Belgisch kampioenschap, had de regie van de wedstrijd in handen genomen, maar kwam twee keer zwaar ten val. Maar het jaar nadien zette hij orde op zaken en pakte de eerste van vijf titels. Overal Seynaeve aantrad, trok hij een hoop supporters mee. Tijdens nationale kampioenschappen kropen ze zelfs tot hoog in de bomen om het spektakel te aanschouwen.
eld leverde het BK voor de renners niet op. Niet alleen kregen ze geen startpremie, ze moesten zelfs betalen om deel te nemen. Maurice Seynaeve liet ook in het buitenland van zich spreken. Hij won twee keer het Internationaal Veldritcriterium, de voorloper van het WK. Met een toewijding en ernst die hij niet altijd demonstreerde. Met die instelling zou hij tot een heel groot kampioen zijn uitgegroeid. Maar Maurice koerste puur voor zijn plezier. Als het eens wat minder liep, lag hij daar niet wakker van.
2. Robert Vermeire
Veldrijden was voor Robert Vermeire, vijf keer wereldkampioen en acht keer Belgisch kampioen bij de liefhebbers, een verslaving. Het vermogen om tot het uiterste te gaan, was zijn grote sterkte. Hij wilde daarmee het ongelijk van zijn vader bewijzen die absoluut niet wilde dat hij koerste. Toen Bertje, zoals hij werd genoemd, toch eens met een oude fiets de wei introk om te crossen, sloeg zijn vader het vehikel met een zware voorhamer aan diggelen.
In het slijk kon niemand Vermeire volgen. Ooit won hij in Zillebeke een wedstrijd waarin er zoveel modder lag dat hij over de meet moest lopen. Hij zakte na de aankomst tot voorbij zijn enkels in de blubber. Als voorbereiding op het veldritseizoen reed Vermeire amper op de weg. Als dat wel eens gebeurde, dan was dat om constant te demarreren. Weggaan en gegrepen worden, weer aanvallen, altijd maar opnieuw. Of een brug op spurten, van beneden naar boven, net zo vaak tot hij er bij neerviel.
Soms trainde hij zelfs mee met de voetbalploeg van Beernem. Als er rondjes werden gelopen, dan liep hij mee, de fiets op de schouder, ze kregen hem er niet af. En als ze spurtjes moesten trekken, van de ene goal naar de andere, dan deed hij ook mee. Het was trainen op interval.
3. Norbert Dedeckere
In 1972 werd Norbert Dedeckere in Praag wereldkampioen bij de amateurs. Twee jaar later versloeg hij in het Belgisch Kampioenschap Robert Vermeire in diens eigen vesting in Beernem. Meer dan 18.000 toeschouwers volgden het titanengevecht tussen de beide rivalen. Eric De Vlaeminck sprak achteraf van een renner die de klasse heeft waaruit men kampioenen snijdt. Norbert schreef die uitschieters onder meer toe aan zijn huwelijk dat hem op moreel vlak had gedopeerd en zijn verantwoordelijkheidsgevoel had doen groeien.
Toch zou Norbert Dedeckere altijd een beetje ondergewaardeerd blijven, ook al had hij als geen ander de controle over de fiets. Hij was schuchter en had er totaal geen behoefte aan zich aan de massa op te dringen. Samen met zijn vrouw leefde hij in een oase van peis en vree. Als twee stille vogels in een nest.
Dedeckere schreef zijn uitschieters toe aan zijn huwelijk dat hem op moreel vlak had gedopeerd
In de omgang met de pers was hij summier van stof, zelfs na zijn twee grootste overwinningen zat hij er op persconferentie wat verveeld bij.Hij keek zenuwachtig rond, schuchter glimlachend, waarbij hij lange vragen beantwoordde met korte verzuchtingen. Norbert wist ergens wel dat het anders moest maar hij kon, zo zei hij met gelatenheid, zichzelf moeilijk veranderen.
4. Sven Vanthourenhout
In 2003 won Sven Vanhourenhout de veldrit in Zonnebeke. Dat is op zich niet zo opmerkelijk, maar het was wel de eerste zege die de ploeg van Quick-Step behaalde. Tot een topper zou Sven nooit uitgroeien, al was hij in 2001 wereldkampioen bij de beloften. Maar Vanthourenhout was te braaf en sloot zich in mindere periodes helemaal af. Hoewel hij voor zichzelf keihard en soms te fanatiek was, kwam hij te weinig voor zichzelf op. Een vreemd dualisme.
Vaak werd hij ook geremd door pech. Er waren ook periodes dat Sven helemaal in de anonimiteit verdween. In 2009 kende hij een absoluut dieptepunt toen hij in een cross in Hoogstraten door renners werd gepasseerd die hij normaal ver achter zich liet. Sven reed toen huilend naar huis en dacht aan stoppen. Uiteindelijk bleek dat hij te hard had getraind. Het bleef een van zijn problemen: hij kon niet stilzitten en legde zichzelf te veel druk op.
De laatste jaren van zijn carrière was Vanthourenhout ploegmaat van Sven Nys die voor hem veel respect had. De andere Sven werd hij wel eens genoemd. Dat beiden op hetzelfde moment stopten, was geen toeval. Midden 2017 werd Vanthourenhout bondscoach voor het veldrijden, later ook voor de wegploeg. Hij bloeide in deze job helemaal open.
5. Eli Iserbyt
Eli Iserbyt kroop pas op zijn dertiende op de fiets nadat hij eerst gevoetbald had. Als veldrijder viel hij in de jeugd op door zijn bochtentechniek. Van zijn trainer, Rudi Van de Sompel, kreeg hij de opdracht om op training een omloop af te leggen zonder één keer te remmen. Zo leerde Eli wanneer je je benen moet stilhouden of wanneer je kunt blijven trappen in een bocht.
Het is iets waar Iserbyt nog altijd aan werkt: de grens opzoeken. En soms er voorbij. Het werd voor hem in de loop van de jaren een passie. Een perfect aangesneden bocht, op de juiste snelheid, aanziet Eli als een kunstwerk. Daarom ook rijdt hij graag in Ruddervoorde, door het vele draaien en keren op een vlakke weide. Hij kickt er op om rond die paaltjes te draaien en die net met de schouder te raken.
Iserbyt beleeft een veldrit als een soap van één uur waarin je de toeschouwers moet boeien
Eli werkte wel heel planmatig en gestructureerd. Een overblijfsel van zijn studies: om goed te scoren op een examen heb je een houvast nodig. Hij studeerde rechten en leefde lang tussen het veld en de universiteit. Die studie zette hij na anderhalf jaar stop. Ergens vond Eli dat jammer omdat hij intellectueel niet meer wordt uitgedaagd. Het veldrijden beleeft hij op zijn manier.
(Jacques Sys)
Het beste van KW
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier