Bertje Vermeire: “Als het hard waait, is Van Aert in het voordeel”
Zolder. Apeldoorn. Vera de Bidasoa. Melchnau. Hannover. Vijf regenboogtruien in het veld bij de liefhebbers. Vijf tweede plaatsen ook op het BK bij de profs, na Roland Liboton. En vijf jaar bondscoach. Maar anno 2021 oogt Bertje Vermeire (76) nog altijd kwiek. Wij trokken met het ‘slijkcrossertje’ – de woorden van zijn Christa – naar het WK-parcours in Oostende en blikten vooruit en achteruit. “Ik zeg al jaren dat ze meer op interval moeten trainen.”
Een icoon. Zegt Van Dale: een persoon die een bepaalde periode als het ware belichaamt. Bertje Vermeire is dus een icoon. Een icoon van de cross zoals wij die niet meer kennen. Of toch? Een maand geleden in Dendermonde, op 27 december om precies te zijn. U herinnert zich ongetwijfeld de beelden nog. De beelden van Wout van Aert die ploeterend door de modder liep en de concurrentie vele minuten aan de broek smeerde. Bertje Vermeire zat die namiddag op zijn appartement in Beernem naar het televisiescherm te staren, glunderend met zijn gedachten bij hoe het ooit was.
Zesenzeventig is hij intussen, maar zijn geheugen staat nog altijd op punt. “Vroeger hadden we niets anders dan dat soort crossen. Het waren de beginjaren van de Superprestige. Zillebeke, Diegem, Overijse en Asper-Gavere. Dat waren de vier belangrijkste wedstrijden van het seizoen, buiten de kampioenschappen. Vier zware moddercrossen waarin veel moest worden gelopen en dat lag mij. Pas op, ook lichte omlopen kon ik aan. Ik moet spontaan terugdenken aan de wereldkampioenschappen in Crystal Palace en Chazay-d’Azergues, waar ik telkens tweede werd na Klaus-Peter Thaler. Ik trok op alle omlopen mijn plan. Maar als er gelopen moest worden, was ik echt in het voordeel. Ik demarreerde en liep gewoon weg van de rest.” Zijn Christa noemt hem het slijkcrossertje . Vermeire glimlacht. “Nu zoeken ze net het tegenovergestelde op. Ik noem dat het moderne veldrijden. En dat vind ik jammer.”
Vandaag zou Vermeire het moeilijker hebben om zich te profileren. “Misschien is dat wel zo. Ik liep elke dag. Vanaf 1 mei deed ik dagelijks hetzelfde: opstaan en op mijn nuchtere maag lopen rond de voetbalterreinen van Beernem. Met fiets. Zonder fiets. En sprinten met de fiets op mijn schouder. De voetballers die aan het trainen waren, keken nogal. Ik was op dat vlak een echte maniak. Maar ik wist dat het zou renderen.”
Werken in boomkwekerij
Bertje Vermeire werd in de jaren zeventig vijf keer wereldkampioen en acht keer Belgisch kampioen bij de liefhebbers, nu bekend als de elite zonder contract. Dat combineerde hij met een job in de boomkwekerij van zijn oom. Op zijn 35ste, in 1979, werd hij noodgedwongen prof, omdat een reglement van de Belgische wielerbond hem verplichtte om op die leeftijd te kiezen tussen profs en veteranen. Vermeire bleef acht jaar prof, werd vijf keer tweede op het BK na Roland Liboton en behaalde één keer WK-brons. “Een maand voor de kampioenschappen stopte ik met werken, maar eigenlijk was een maand niet genoeg. (stilte) Het was moeilijk. Men vraagt mij geregeld: waarom ben je zolang liefhebber gebleven? Ten eerste: niemand moest me hebben. Ten tweede: ik werd liever vijf keer wereldkampioen bij de amateurs dan veertien keer tweede bij de profs. Ik heb alleen spijt dat ik nooit Belgisch kampioen bij de profs werd. Ik stootte steeds op Liboton. Uniek ben ik daarin niet. De cross leeft van de duels. Dat is altijd zo geweest.”
Duels van alle tijden
Het woord is gevallen: duels. Zoals er nu een duel tussen Van Aert en Van der Poel is, was er in de tijd van Vermeire ook altijd een clash tussen de groten. “Eerst had je Albert Van Damme tegen Eric De Vlaeminck. Daarna had je Roland Liboton tegen Hennie Stamsnijder. Als Liboton naar Zwitserland ging, moest hij het opnemen tegen Albert Zweifel en in België was ik er. Of ik gelijkenissen met de toppers van nu zie? Het is een heel andere generatie, maar ik vind dat Van Aert goed lijkt op Stamsnijder, die ook een lange foulée (manier van voortbewegen, red.) had om te lopen. In Van der Poel zie ik dan weer trekken van Liboton, omdat hij ook meester in de interval is. Ik herinner me een EK in Rosmalen, waar we Van der Poel op een recht stuk voortdurend op de pedalen zagen staan, waardoor Van Aert eraf moest. Ik las recent in een boek dat Eli Iserbyt gestopt is met lange duurtrainingen en meer op interval traint. Twee weken geleden zag ik ook Denise Betsema bezig in Mol. Ze nam de binnenbocht en dat was verkeerd. Ze kon beter de buitenbocht nemen en zichzelf op die manier lanceren. Maar om dat te kunnen, moet je meer intervallen trainen. Liboton en ik zeggen dat nog altijd als we elkaar zien.”
Vermeire is nu helemaal op dreef. “Ik was acht jaar prof, maar reed nooit een koers op de weg. Nooit trainde ik langer dan anderhalf uur op de weg. Maar ik deed wel voortdurend intervallen. Tegenwind, na elke bocht, bergop, op elke brug… Alles geven! (grijnst) En je weet: er liggen genoeg bruggen in Beernem, hé.” Vergelijken doet hij zichzelf met Toon Aerts. “Dat heb ik een paar jaar geleden al eens gezegd. Toon is een goeie loper en houdt van moddercrossen. En hij zit ook wat gevangen. Nu zijn Iserbyt en Vanthourenhout hem voorbijgestoken, maar eigenlijk was Toon de man achter Van Aert. De man die hij moest bekampen.”
Na zijn carrière werd Vermeire bondscoach, maar in 1989 werd hij na vijf jaar aan de kant geschoven voor Eric De Vlaeminck. “Blijkbaar zou Roger De Vlaeminck daarvoor gezorgd hebben. Eric had het geluk dat Sven Nys en Bart Wellens in zijn periode doorbraken. Dat is hetzelfde met een trainer van een voetbalploeg. Als je goeie spelers hebt, heb je een goeie ploeg en ben je een goeie trainer. Het is soms doodsimpel.”
Heel opmerkelijk: dertig jaar later staat met Sven Vanthourenhout zowaar opnieuw een Beernemnaar aan het roer van de Belgische veldritsport. “Heel leuk om te zien. Toen Sven in Tabor beloftewereldkampioen werd, was ik erbij toen hij in zijn supporterslokaal gevierd werd. Ik woonde daar maar honderd meter vandaan, dus vroegen ze: ga jij ook achter je trui ? Dan kunnen we een mooie foto van onze twee wereldkampioenen maken . Een mooie herinnering. Toen ik als liefhebber nog in de boomkwekerij werkte, stond er daar een grote caravan met varkensstallen. Die werden onderhouden door de broers Danny en Ronny Vanthourenhout, de vaders van Michael en Sven. Ik trainde ook in dat bos. Danny en Ronny zagen dat en begonnen vervolgens met een gewone vrouwenfiets mee te rijden. (lacht) Je kan dus gerust zeggen dat Sven via mij in de crosswereld is beland.”
Trieste situatie
Terug naar het heden: het WK van zondag in Oostende. Vermeire en zijn Christa zullen er zelf, net zoals duizenden anderen, niet bij kunnen zijn. “Dat is heel moeilijk voor ons. We missen die sfeer. Maar we volgen de cross nu al een hele winter vanuit onze zetel. Met een tas koffie en een stukje taart. (grijnst) Dan toch één voordeel van corona. We kunnen niet anders. Het is een trieste situatie. Een wereldkampioenschap in Oostende zonder toeschouwers. Normaal zou er hier een mensenzee de renners op het strand opwachten als ze de brug afrijden. Nu zal daar praktisch niemand staan. Voor de renners is het niet plezant en voor de organisatoren nog veel minder. Maar het WK zal toch verreden moeten worden.”
Vermeire kijkt uit naar de tweestrijd tussen Van Aert en Van der Poel. “Het parcours kan ik met geen enkele andere cross vergelijken, ook niet uit mijn eigen periode. Veel hangt af van het weer. Gaat het regenen? Wat met de wind? Aan de kust waait het altijd, wat een invloed op de staat van het zand kan hebben. Als het mul wordt, zal er gelopen moeten worden en dan is Van Aert in het voordeel. Aan de andere kant van het parcours wordt het drassig als het regent. Dat is volgens mij in het voordeel van Van der Poel. Hij rijdt een tand groter. Het zou wel eens spannend kunnen worden.” Ook Michael Vanthourenhout komt ter sprake. “Hij is een outsider. Maar ik blijf erbij: als hij in Meulebeke niet achterop was geraakt, zouden we een ander BK gekregen hebben. Ik zeg zeker niet dat hij zou hebben gewonnen, maar het zou wel spannend geweest zijn.”
Het gesprek met de winnaar van 247 crossen loopt op zijn eind. We vragen hem prompt of Wout van Aert en Mathieu van der Poel wel weten wie Bertje Vermeire is. Hij denkt even na. “Misschien. Mijn naam alleszins wel. En Adrie van der Poel kent mij zeker. Hij zal op de cross altijd een praatje komen slaan.” Vermeire verwijst naar Roland Liboton. “Hij is tien jaar na elkaar Belgisch kampioen geworden. Ik werd vijf keer tweede en twee keer derde. Als ik dat tegen mensen zeg, kijken ze vreemd op. Het is simpel: de eerste plaats telt, de rest niet.”
Voor alle duidelijkheid: Vermeire is niet verbitterd. Integendeel. “Weet je wat ik fijn vond? Toen ik op de ploegvoorstelling van het boek Van Thys tot Nys aan Sven Nys vroeg of ik een handtekening van hem mocht hebben, antwoordde hij meteen: oké, als ik er ook één van jou krijg . En in het Italiaanse Treviso in 2008 kwam ik de dag voor het WK Lars Boom langs het parcours tegen. Ik wilde hem ook een handtekening vragen, maar hij reageerde meteen: is het niet ik die dat aan jou moet vragen? Een dag later werd Boom wereldkampioen. Fantastisch toch?”
Het beste van KW
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier