Jimmy De Wulf is assistent-trainer van Cercle Brugge: “De munt valt voorlopig nog niet op de juiste kant”

Voor zijn aanstelling als assistent-trainer coachte Jimmy De Wulf (links) samen met Wouter Artz (rechts) de U21 van Cercle Brugge. (foto ACR)
Redactie KW

Jimmy De Wulf heeft zijn Pro License-diploma op zak en fungeert als assistent-trainer. Een functie die hij langer ambieerde bij groen-zwart. “Ik sta ter beschikking van de spelers. Om hen beter te maken. Hoe beter zij het doen in een wedstrijd, hoe leuker het is om tot een goed resultaat te komen.”

Jimmy De Wulf (41) werd in 2014 jeugdtrainer bij groen-zwart en werkte zich via de U17 en de beloften op tot assistent-trainer binnen de A-kern. “Op Cercle weet men wat ik mijn mars heb. In vergelijking met het verleden is dat Wouter Artz en ik net voor de aanstelling van Yves Vanderhaeghe als hoofdtrainer die bekermatch deden op OHL, in heel hectische omstandigheden. Een aantal mensen heeft dan kunnen zien hoe wij werken en het aanpakken. Dit heeft er wellicht toe bijgedragen dat ik nu assistent ben. Plus: we behaalden een goed resultaat en dan zie je dat een aantal jongens in de eerste ploeg gebleven zijn.”

Op Genk volgde ongeveer éénzelfde scenario?

“Intern met Yves hebben Miron Muslic en ikzelf besloten om die taak op ons te nemen. We stonden allebei op dezelfde voet. Alles gebeurde in nauw overleg en contact met Yves, zoals het bij een assistent hoort. Yves gaf ons tijdens de match het volste vertrouwen. Voor de wedstrijd werd alles met hem doorgenomen, wat het plan van aanpak was. Tijdens de rust legden we contact: dat hebben wij opgemerkt, zijn er zaken die jou zijn opgevallen. Dat hebben we dan samengevoegd. Na de match werd alles in de groep besproken.”

De jongeren binnen de A-kern waren bijzonder enthousiast om je terug te zien?

“Ik ben een open boek, eerlijk en respectvol. Is dat nu binnen de A-kern of tegen de gasten in opleiding, want daar zijn we uiteindelijk mee bezig. Het is de taak van een coach om de jongens beter te maken, om hen tot hun hoogst mogelijke capaciteiten te doen acteren. Ik ben een tool, die ze ook mogen gebruiken. Om hen te helpen, ondanks dat ik ook mijn mening geef. Op die manier creëer je een bepaalde band. De spelers moeten heel goed beseffen: dit was echt niet goed. Ik ben streng op het veld, maar probeer er ook te zijn wanneer het minder gaat.”

Het is belangrijk dat jongeren een kans krijgen binnen de A-kern?

“Dat is voor mij een logische stap. Ik ben altijd een voortrekker geweest om hen aan een stage te laten meedoen. Om die ervaring op te doen. In de competitie U21 zit je bijvoorbeeld met tweedejaars. Er is dan de toestroom van de U16, U18. Zij steken bij de U21 nog maar hun neus aan het venster en dan moet je als trainer kiezen: ga je mee met die ouderen of probeer je met die jongeren een niveau te halen. De betere U21-spelers moeten dan op sommige trainingsmomenten minder inboeten op bijvoorbeeld intensiteit. Daarom is het zeer belangrijk dat gasten met een hoog potentieel echt wel die stap naar een training van de A-kern zetten. Dan moeten zij weer uitgedaagd worden, staan zij op de toppen van hun tenen. Plus: je ziet welke jeugdvoetballers je in huis hebt.”

Ben je nu als trainer eenzelfde persoon dan dat je als speler was?

“Ik ken mijn sterktes en mijn zwaktes. Dat is de rode draad doorheen mijn verhaal. Als speler wist ik heel goed wat ik kon en niet kon. Ik ging altijd met mijn positieve punten aan de slag, om mijn mindere zaken te verdoezelen. Als coach moet je keihard werken, word je constant beoordeeld of veroordeeld. Men weet niet altijd wat er gebeurt. Maar het engagement blijft. De spelers weten perfect wat mijn minimum is. Daar mogen ze totaal niet onder gaan, want dan ben ik op het veld niet te pruimen. Ik ben niet snel tevreden. Een perfectionist. Als ik voel dat iemand een goede groeimarge heeft en plots stopt of denkt: hier is het gedaan. Neen, dan ben ik daar om hem erop te wijzen dat de stap verder nog moet komen. En die limiet is eindeloos. Daar ben ik wel streng in.”

Op training worden de pijnpunten blootgelegd?

“Het scoringsvermogen moet omhoog. Ook defensief, zoals wat te doen bij stilstaande fasen. We gaan vaker in groepen opsplitsen: verdedigend en aanvallend. Om elk zijn specifieke taken daarin te geven. Daarnaast willen we voornamelijk de spelprincipes naar voor krijgen. Durven uitgaan van onze eigen sterktes. Als de spelers zich in gelijk welke situatie aan die bepaalde spelstijl vasthouden, gaat dit zeker en vast lukken. De munt valt voorlopig nog niet op de juiste kant. Wij blijven dagelijks op dezelfde principes werken en we zien goede evoluties.”

Is nodig, want de komende weken moet er gewonnen worden?

“Het is een groepsgebeuren. Ik ben een coach die kijkt naar de aanval, want daar begint je verdediging en vice versa. Ik geloof nogal vrij in samenhorigheid. In de analyses die we maken is het ook vaak van net niet. Discutabele fasen die er voor ons niet komen, zoals die penaltyfouten in Genk die niet zijn gefloten. Dat kunnen wij niet veranderen. Wij hebben daar geen invloed op. Steek daar dan ook geen energie in. Niet dat je het moet opgeven. Maar wat hebben wij om beter te doen, om groeimarge te hebben. Daar moeten wij ons dagelijks op focussen. De jongens moeten daar in mee.”

In Genk was er veel animatie in de kleedkamer?

“Omdat iedereen met hetzelfde gevoel zat. Iedereen was realistisch over wat er gebeurd was. Er werden ook harde woorden gebruikt. Dat moet kunnen. Het is goed dat zoiets na de match op gang komen. Dat wijst op bepaalde verantwoordelijkheden. Hoe jong de groep ook is, ze zullen daarmee moeten omgaan. Er zijn ook tijden geweest waar het volkomen stil was na een wedstrijd.”

Je gelooft steevast in een goede afloop?

“Ik heb vertrouwen in de groep, in de manier van werken. Mochten we nu geen enkele kans creëren, elke week zwaar verliezen, dan zit hier misschien een andere coach. Hoe dan ook, ik ben geen opgever. In het verleden waren er die geen cent meer gaven voor de redding van Cercle, uiteindelijk spelen we nog in eerste nationale. Het moet beter en anders. Dat klopt, maar als het geloof verdwijnt, dan moeten we er mee stoppen. En mijn geloof is nog altijd bijzonder groot.” (ACR)