Bart Verhaeghe, tien jaar voorzitter van Club Brugge: “Ik ben bereid alles weg te geven om weer 18 te worden”

Bart Verhaeghe: “Ik zou graag zelf bepalen wanneer ik stop. Maar zolang ik passie voel, doe ik voort. En op passie staat geen leeftijd.” © Christophe De Muynck
Paul Cobbaert
Paul Cobbaert journalist

“Ik hoop ook dat Club voor altijd in Belgische handen kan blijven. Maar dan zal de overheid het voetbal au sérieux moeten nemen.” Aan het woord is Bart Verhaeghe, een machtig man in het Belgisch voetbal. Als hij spreekt, wordt er geluisterd. De flegmatieke ondernemer is tien jaar voorzitter en bijna tien jaar eigenaar van Club Brugge. Tijd voor een diepgaand gesprek over leven en werk, voorbij de waan van de dag.

Wie is Bart Verhaeghe?

Bart Verhaeghe is geboren op 21 maart 1965 in Vilvoorde. Zijn ouders zijn begin jaren zestig verhuisd van Ardooie naar Grimbergen. Verhaeghe was een talentvol voetballer, maar verwierf naam en faam in de vastgoedwereld. Hij studeerde Rechten aan de KU Leuven en behaalde een Master aan de Vlerick Business School. Hij woont met zijn vrouw Ann in Kapelle-op-den-Bos. Hij is vader van drie twintigers. In februari 2011 werd hij voorzitter van Club Brugge, één jaar later werd hij ook eigenaar. In 2006 was hij medeoprichter van de gerenommeerde denktank Itinera.


Westkapelle, het imposante Belfius Basecamp. Het is een druilerige dinsdagvoormiddag. Het fanionteam van Club Brugge oefent op het eerste veld. Wij zitten hoog en droog op de tribune, een beker koffie in de hand. Bart Verhaeghe arriveert stipt op tijd. Hij komt van Kapelle-op-den-Bos aangereden, een kleine gemeente in de Brabantse Kouters, waar hij woont met vrouwlief Ann. Hij houdt ervan naar de training te kijken, zegt hij. Hij wil het voetbal voelen. Zelfs na al die jaren.

De fotograaf wil eerst enkele kiekjes schieten. Wat me opvalt: de eenvoudige kledij van de man: losse schoenen, makkelijke vest, een simpel petje zoals elke doordeweekse supporter zou dragen. Er zijn lieden in de voetbalwereld die het exuberanter willen. Verhaeghe grijnst even als ik dat zeg. Hij is niet gemaakt voor de spotlights, benadrukt hij. Hij pronkt ook nooit met zijn rijkdom. Doe maar gewoon, is wat hij leerde van zijn vader, een ambtenaar bij de btw, en zijn moeder, ooit voorzitster van de plaatselijke Boerinnenbond. Hij heeft een cadeautje mee, vers van de pers: de eerste druk van een nieuw boek over blauw-zwart, met verhalen van spelers en supporters, naar aanleiding van de 130ste verjaardag.

Hoelang is Bart Verhaeghe al supporter?

“Al heel mijn zinnig leven. Zeg maar vijftig jaar dus. De liefde is familiaal. Mijn ouders zijn West-Vlaamse migranten die Ardooie inruilden voor Grimbergen, de noordrand van Brabant. Club Brugge was onze ploeg en is dat gebleven. Eén van mijn eerste herinneringen was de landstitel van 1973. Ik was daar, in het stadion van Anderlecht. Het was Raoul Lambert die de beslissende gelijkmaker scoorde. Ik kon helaas niet veel zien, omdat ik zo klein was. We stonden helemaal vooraan.” (lacht)

Gingen jullie elke week naar Brugge kijken?

“Neen, zelden maar. Wij hadden die middelen niet. Mijn ouders reden niet eens met de wagen. Ik volgde Club op de radio. Ik had gelukkig wel een neef die mij af en toe meenam naar een wedstrijd. Zo kon ik die titel meemaken. De jaren zeventig, de grote jaren onder Happel, waren echt uitzonderlijke tijden voor Clubsupporters. Op de speelplaats werd ik wel omringd door Anderlechtsupporters. Niet dat ik dat erg vond, ik genoot ervan om tegen de anderen op te boksen. (lacht) En af en toe kon ik iemand omdopen.”

Wat is uw mooiste herinnering aan Club?

“De finale van de Beker van België van 1977. (enthousiast) We winnen op de Heizel met 3-4 van Anderlecht, nadat we 3-1 achter komen. Twee keer Roger Davies. Een memorabele dag. Ik was toen twaalf en wellicht op mijn hevigst. Ik herinner me nog de massa volk op de tribune. Het was een warme dag. Wij woonden vlakbij de Heizel. Dat was dus een makkelijke verplaatsing voor mij. De Europese finales tegen Liverpool heb ik helaas niet live kunnen meemaken.”

Wat is uw slechtste herinnering aan het pre-Verhaeghe-tijdperk?

“In 1981 flirtte Club met de degradatie. Dat was vlak na de Happeljaren. Dat was echt geen fijne periode. Geweend dat ik heb. Ik moest mij voortdurend verdedigen op school. Ik kan heel emotioneel zijn.”

Zou u nog wenen als Club verliest?

“Neen, ik weet te veel, vrees ik. Als je zolang een club leidt, ben je meer dan een supporter. Je wordt een professional. Club is nog altijd een passie, maar het voetbal is tegelijk een beroep geworden, een vak. Je probeert zakelijk te analyseren wat goed loopt en wat fout. Het zou ook niet gepast zijn om emoties te tonen op de tribune als het bestuur van de tegenstander naast je zit. Ik vind hoffelijkheid heel belangrijk. Ik probeer vooral om niet op te vallen.”

Waarom wou u tien jaar geleden zelf voorzitter worden?

“Ik wou dat niet, hé. Dat was geen ambitie van mij. Ik werd het jaar voordien gevraagd door de toenmalige voorzitter (Pol Jonckheere, red.) om de club door te lichten. Het liep al enkele jaren minder goed, Club was de passie kwijt. Ik heb toen drie maanden in alle luwte gewerkt aan een grondige studie. Volledig vrijwillig, omdat ik supporter ben. De conclusie was hard: Club Brugge was niet klaar voor de toekomst. Het bestuur heeft mij toen gevraagd om de leiding te nemen van de vernieuwingsoperatie. Ik heb ja gezegd omdat Club mijn passie is. Ik wist dat de sector zou veranderen, exploderen zelfs. Club mocht de boot niet missen.”

© Christophe De Muynck

Met wie overlegt Bart Verhaeghe zoiets?

“Met mijn echtgenote. Zij was aanvankelijk niet zo happy, moet ik toegeven. Ik was al dikwijls uithuizig, opgeslorpt door het werk. Ik heb wel onderschat hoezeer het voorzitterschap je leven verandert. (even stil) Discretie bestaat niet in het voetbal. Ik had gedacht meer in de luwte te kunnen werken, zoals in een normaal bedrijf. Toch proberen we om Club zoveel mogelijk als een normaal bedrijf te runnen. We blijven weg van de waan van de dag. Dat is de belangrijkste factor van ons succes.”

Zijn uw ambities vervuld?

“Neen. Of ja, sommige. (op dreef) We zijn erin geslaagd de passie weer aan te wakkeren. We staan ook weer aan de top van het Belgisch voetbal. Het is nu zaak om daar te blijven. Dat betekent élke dag keihard werken. We hebben ook internationaal stappen gezet. Maar als we die evolutie willen aanhouden, als we écht in de voetsporen van Ajax willen treden, hebben we een nieuw stadion nodig. Dat is de volgende stap. Anders zullen we de Europese rol lossen.”

Mag ik de bouw daarvan een echte lijdensweg noemen?

“Absoluut. Het ís een lijdensweg. Elke mens die een project wil realiseren in Vlaanderen, zal dat zeggen. Ik heb in heel Europa projecten ontwikkeld. Nergens is het zó ingewikkeld als hier. Wij botsen voortdurend op procedures, regelgeving, noem maar op. De media geven ook overdreven veel aandacht aan mensen die tegen iets zijn. Omdat polarisering goed verkoopt, zeker? (windt zich op) De mensen die vandaag beroep aantekenen, hebben deze bezwaren al eens gemaakt. Wij hebben daar toen maximaal rekening mee gehouden. De Vlaamse regering heeft die bezwaren ook beoordeeld in de vergunningsbeslissing. Het systeem laat echter toe dat je dezelfde bezwaren nogmaals kan uiten ná de vergunning. (even stil) Het project wordt nochtans breed gedragen. Er is eensgezindheid in de Brugse gemeenteraad. Álle partijen, en dus álle vertegenwoordigers van het volk, zijn akkoord. Ook de Vlaamse overheid steunt het voluit. En toch kan een tiental mensen het vertragen of tegenhouden. Akkoord dat iedereen een platform moet hebben om bezwaren te uiten, maar er moet toch ook respect zijn voor de besluitvorming van een democratisch verkozen meerderheid?”

Wanneer zal Club in het nieuwe stadion spelen?

(blaast) “Zo snel mogelijk, hoop ik. Dat ligt helaas niet in mijn handen. We kunnen sowieso niet in het huidige Jan Breydel blijven voetballen. Het beton is rot, het stadion zal vroeg of laat afgekeurd worden. Dat zou toch een drama zijn? Onze supporters verdienen beter. Het is in 2006 dat Michel D’Hooghe een eerste keer zijn droom uitsprak van een nieuw stadion. Ik mag hopen dat er twintig jaar later in gevoetbald wordt.”

De lijdensweg duurt al vijftien jaar. Hebt u nooit ‘foert’ willen zeggen?

(stellig) “Neen, omdat ik overtuigd ben van het project. Het zal goed zijn voor Club en voor de hele samenleving.”

En dan, is het nieuwe stadion een eindstation voor u als voorzitter?

“Dat hoeft niet zo te zijn. Ik zou wel graag zelf bepalen wanneer ik stop. Maar zolang ik passie voel, doe ik voort. En op passie staat geen leeftijd, zeker? Het stadion is sowieso een nieuw begin voor Club.”

Met Bart Verhaeghe?

“Waarom niet?” (lacht)

Veel supporters zijn bang dat u Club op een dag zal verkopen aan buitenlanders. Wat kan u hen zeggen?

“Vooral dat Club altijd Club zal blijven. Je kan het DNA van Club Brugge niet veranderen. No sweat, no glory is de perfecte omschrijving daarvan. Of ook: bluvn goan. Wie dat verloochent, zal niet succesvol zijn.”

Maar is het denkbaar dat Club overgenomen wordt door buitenlanders?

(blaast) “Dat kan ik niet zeggen. Voetbal is een internationale business geworden. Ik hoop ook dat Club voor altijd in Belgische handen kan blijven. We hopen dat allemaal. Maar dan zal de overheid het voetbal au sérieux moeten nemen. Dat is vandaag niet het geval. We krijgen vooral de boodschap dat het voetbal zwaarder belast moet worden.”

© Christophe De Muynck

Minister Frank Vandenbroucke (Vooruit) wil dat profvoetballers meer sociale zekerheid betalen.

(onverstoord) “Ik hoor echter nooit zeggen welk maatschappelijk belang voetbal heeft. Het is meer dan een balletje trappen, hé. (op dreef) De impact op de samenleving is gigantisch. Het is zo’n belangrijke uitlaatklep voor mensen. Het wordt niet toevallig dé contentvuller voor de media voor de komende tien jaar. Wij bieden werk aan 170 medewerkers, we hebben onze jeugdwerking, we nemen maatschappelijke verantwoordelijkheid op. Kijk naar onze Foundation (die goede doelen steunt, red.). De politiek vergeet bovendien dat wij in coronatijden iedereen aan boord hebben gehouden, zonder extra steun te vragen. We hebben in 2020, in volle crisis dus, meer dan tien miljoen euro belastingen betaald. We leveren dus zéker onze bijdrage. Helaas is het debat op perceptie gebaseerd, en niet op feiten.”

U doelt op het beeld dat de poetsvrouw meer RSZ betaalt dan doelman Simon Mignolet. Is dat niet zo?

(stellig) “Dat is een karikatuur. Mignolet betaalt meer belastingen dan de doorsnee Vlaming en zal dat heel zijn leven blijven doen. (denkt na) Veel sectoren krijgen een speciaal belastingregime omdat ze anders niet competitief kunnen zijn in een internationale context. Het voetbal is een van die sectoren. Dat heeft ons toegelaten om de nummer één van de wereld te worden. (feller) Men zou daar fier op moeten zijn. Maar wat wil men nu doen? De sector ten grave dragen?”

Is dat niet overdreven? Zou dat echt de doodsteek zijn van het voetbal?

“Absoluut. Als de RSZ-bijdragen stijgen, worden we minder concurrentieel. Dan kunnen we geen Mignolet meer halen. Dat zijn nu eenmaal de feiten. We zitten vandaag in de middenmoot van wat in Europa gangbare tarieven zijn voor voetballers. Weet u wat ook vergeten wordt in het debat? De torenhoge belastingdruk in dit land, gekoppeld aan de inefficiëntie van de overheid. Er is geen enkel land waar burgers zoveel moeten afdragen aan de staat.”

U moet Vandenbroucke en zijn kompanen hier eens uitnodigen.

(grijnst) “Ik vraag één iets aan de politiek: bezint voor ge begint. Laat voor één keer alle emoties achterwege en baseer u op feiten en cijfers. En luister naar de sector.”

Zou u veranderd zijn in die tien jaar?

“Ik denk van niet. Ik denk dat ik altijd dezelfde ben gebleven. Ik sta met mijn twee voeten op de grond. U zou dat eigenlijk aan mijn entourage moeten vragen. (lacht) Mijn rol is wel geëvolueerd. Ik doe nu vooral de strategische lijnen en de lange termijn en minder operationeel werk. Het sportieve blijf ik wel van dichtbij opvolgen. Dat is mijn passie.”

© Christophe De Muynck

U wordt soms een meedogenloos man genoemd. Is dat zo?

(denkt na) “Neen, maar ik begrijp wel vanwaar dat komt. Ik benoem de dingen graag zoals ze zijn. Als ik dit of dat denk, dan draai ik niet rond de pot. Dat kan confronterend zijn. (even stil) Misschien ben ik wel iets te hard, ja. Maar ik doe dat altijd vanuit een positieve insteek om de ander beter te maken. Dat is ook mijn rol hier: anderen stimuleren en vertrouwen geven. Ik hoef zelf geen aandacht.”

Zou kritiek door uw harnas geraken?

“Zelden. Tenzij het mijn familie raakt. Dat is vooral in de beginjaren gebeurd. Dat doet wel pijn. Mijn ouders, mijn kinderen en mijn vrouw zijn niet verantwoordelijk voor mijn keuzes. Mijn moeder is trouwens grote fan van De Krant van West-Vlaanderen. Ik vind het zelf ook een fantastische krant. Of mag ik dat niet zeggen? Jawel, zeker? (lacht) Als je deze krant leest, ben je helemaal mee met het leven in je dorp. Mijn moeder woont al tientallen jaren in Vlaams-Brabant, maar wil nog altijd weten wat er gebeurt in West-Vlaanderen.”

Bent u een gelukkig man?

“Absoluut. Ik word oprecht blij van wat ik doe. Ik mag elke dag opstaan en bezig zijn met de toekomst. Dat is wat ik graag doe. Eigenlijk blik ik niet graag terug. Ik heb voor u een uitzondering gemaakt. Als iets mijn leven zin geeft, dan is het wel dingen realiseren. Als ondernemer, als voorzitter. En mijn gezin natuurlijk: dat is mijn voornaamste bron van geluk. Als ik één iets zou mogen kopen, dan is het tijd. Ik ben bereid om alles weg te geven om weer achttien jaar te worden. Ik zou meer tijd willen voor mijn kinderen, voor mijn familie, maar ook voor nieuwe projecten.”


Het gesprek is voorbij. De voorzitter kijkt op zijn horloge. Hij heeft een volgende afspraak, maar wil toch eerst een snelle rondleiding geven in het oefencomplex. Het enthousiasme waarmee hij zelfs over het kleinste detail vertelt, werkt aanstekelijk. “Dit centrum is uniek in de wereld”, zegt hij. “Zelfs Simon Mignolet, die toch van Liverpool komt, trok grote ogen. Het is ook volledig van eigen makelij. De pluimen behoren Roel Vaeyens toe, onze sportieve directeur. Hij heeft dit van naaldje tot draadje uitgetekend. Het complex is de emanatie van het verhaal van Club Brugge. We mogen hier echt fier op zijn.”

© Christophe De Muynck