Alexander Doom, de West-Vlaamse Belgian Tornado

Alexander Doom, hier aan de slag tijdens het voorbije EK voor beloften. "De 400 meter is één van de zwaarste en meest veeleisende disciplines." (foto Belga) © belga
Tom Vandenbussche

Op het WK atletiek in Doha proberen de Belgian Tornados, de Belgische estafetteploeg op de 4×400 meter, om hun dertiende (!) medaille op een internationaal kampioenschap te veroveren. Onder aanvoering van vooral de broers Borlée en de jonge Jonathan Sacoor. Wat weinigen weten, is dat ook een West-Vlaming deel uitmaakt van het zestal: de 22-jarige Alexander Doom uit Moorslede. “Ik hoop ooit onder de magische grens van 46 seconden te gaan.”

1. Alexander, verdiende jij jouw plek in de ploeg voor Doha?

“Ik denk van wel, zeker als je mijn volledig seizoen bekijkt. Ik liep een heel goed EK voor beloften en ook op de Europabeker presteerde ik sterk. Ik ben dan ook heel blij dat ik de vijfde prestatie op de 400 meter heb in een sterk 400 meter-land als België. Het WK is voor mij dan ook zeker een extra motivatie om hard te blijven werken.”

2. Hoe groot is de kans dat je in actie zal komen?

“De kans dat ik loop is natuurlijk iets kleiner. Ik heb de vijfde prestatie waardoor ik vooral mee ga als reserve. Ik kan dus gerust ingezet worden in de reeksen om eventueel andere jongens te sparen voor de finale. Als er iemand afhaakt, stijgt de kans dat ik in actie kom. Alles hangt af van het moment, de reeks waarin we zitten en wat de coach (Jacques Borlée, red.) wil.”

3. Hoe groot is de kans dat jullie zich zonder de geblesseerde Jonathan Borlée voor de Spelen in Tokio kunnen kwalificeren?

“Heel groot, denk ik. Het niveau binnen de ploeg is hoog genoeg om iemand te kunnen vervangen. We zijn vooral heel sterk in de breedte. Er is niemand die 43″50 loopt. We zijn wel met een vijftal atleten die tussen 46″ en 46″50 lopen, wat veel landen niet gegeven is.”

4. De andere Tornados trainen vaak samen. Jij woont in het verre West-Vlaanderen. Is dat niet vervelend?

“Dit is natuurlijk niet zo gemakkelijk. Door mijn studies in Gent train ik tijdens de week dan ook daar. In het weekend doe ik dat in Roeselare. Alleen tijdens stages kan ik wel eens samen trainen met Robin (Vanderbemden, red.) of Julien (Watrin, red.). Op die manier is het makkelijker om je niveau te verhogen. Maar als West-Vlaming ben ik het wel gewoon om hard te werken, ook al gebeurt dat vaak alleen.”

Alexander Doom, de West-Vlaamse Belgian Tornado
© BELGA

5. Op het EK voor beloften liep je deze zomer samen met de twee jaar jongere Jonathan Sacoor, wereldkampioen bij de juniores in 2018. Vergelijk jezelf eens met hem.

“Jonathan is een ander type loper dan mij. Hij weegt een achttal kilo minder. Daardoor ben ik een iets krachtigere loper die meer zijn lichaam moet laten werken om vooruit te gaan. Jonathan is door zijn lager gewicht meer een flyer en moet minder zijn kracht gebruiken. Hij is de allereerste Belg die bij de juniores wereldkampioen is geworden. Zelfs Nafi Thiam slaagde daar nooit in. Jonathan heeft dus wel wat meer aangeboren talent dan mij.”

6. Je bent 22 jaar en verbeterde deze zomer je persoonlijk record op de 400 meter naar 46’43”. Hoeveel zie je jezelf nog verbeteren?

“Het is heel moeilijk om daarop te antwoorden. Ik heb de voorbije jaren telkens een stap vooruit gezet. Ik hoop ooit om zeker onder de 46 seconden te lopen, toch wel een magische grens. Op een nummer als de 400 meter ben je maar op je best als je een jaar of 26 bent. Ik heb dus nog wel enkele jaren om verder te groeien.”

De kans is heel groot dat we ons voor de Spelen kwalificeren. Onze ploeg is heel sterk in de breedte

Alexander Doom, de West-Vlaamse Belgian Tornado
© BELGA

7. Hoe professioneel ben jij momenteel met je sport bezig?

“Ik probeer zo professioneel mogelijk te werken. Ik studeer aan de Arteveldehogeschool en zit in mijn laatste jaar lerarenopleiding voor de vakken techniek en lichamelijke opvoeding. Ik spreid mijn studie over meerdere jaren, zodat ik meer tijd heb om te trainen. In atletiek zit er natuurlijk niet zoveel geld als in voetbal. Daarom ben ik heel blij met de steun van Purasana en mijn club KAVR. Ook voeding is een belangrijk aspect binnen topsport. Samen met Gino Devriendt proberen we dan ook een zo goed mogelijk plan op te stellen.”

8. Klopt het dat de 400 meter één van de zwaarste en meest veeleisende disciplines om op te trainen is?

“Zeker! Je moet voor dit nummer zowel snelheid, weerstand als uithouding trainen. Je probeert je lichaam zo vaak mogelijk tot het uiterste te drijven om aan de inspanning gewoon te worden, vaak met braken tot gevolg. Vooral de weerstandstrainingen zijn het zwaarst.”

Alexander Doom, de West-Vlaamse Belgian Tornado
© BELGA

9. Wat was je lastigste training ooit?

“Dat is soms moeilijk te zeggen, want normaal trainen we één à twee keer per week op weerstand. Na een tijdje word je zoiets gewoon. De allerzwaarste training was voor mij een reeks van 500, 400 en 300 meter maximaal. Hierbij heb je ongeveer twaalf minuten rust tussenin. Dat is natuurlijk niet veel qua afstand, maar het is wel drie keer alles geven wat je kan. Zelf twee uur later voel je de verzuring nog altijd in je oren.”

10. Duurloop of interval?

“Soms doe ik eens een duurloop als ik in de opbouwfase zit. Dat is vooral de periode van december. Verder doe ik dat zelden of nooit. De 400 meter blijft vooral een sprintnummer waarvoor je een bepaalde uithouding nodig hebt, maar niet zoals dat voor een duursporter het geval is.”

11. Veerle Dejaeghere nam al deel aan de Spelen. Hanna Vandenbussche miste in 2016 op een haar na Rio en nu mag jij van Tokio dromen. Net als jij zijn Veerle en Hanne aangesloten bij Atletiekvereniging Roeselare, beter bekend als AVR. Speciale ondergrond daar in Roeselare?

“Blijkbaar! (grijnst) Ook Koen Naert is als kleine jongen trouwens bij AVR begonnen. Ik denk dat we allemaal één iets gemeens hebben: we zijn niet hét supertalent, maar wel harde werkers die houden van onze sport. Het zit vaak in details.”

Alexander Doom, de West-Vlaamse Belgian Tornado
© BELGA

12. Wat is je favoriete zonde op vlak van voeding?

“Sinds dit jaar ben ik echt op mijn voeding beginnen te letten. Maar na het seizoen heb ik twee tot drie weken rust en eet ik als een echte Belg zeker eens een pakje frietjes. Dat is iets wat ik anders zelden eet, dus in mijn rustperiode zondig ik dan wel eens goed.”

13. Wat is de mooiste plaats waar je tijdens je atletiekcarrière al geweest ben?

“Dat was Eskilstuna in Zweden. Ons hotel lag aan een groot meer, waar ook een klein haventje was. Rondom het water zat je meteen in het bos. Met de 4×400 meter-ploeg gingen we vaak loslopen rond het meer, toen de zon aan het ondergaan was. Met voorsprong het mooiste plekje waar ik al geweest ben!”

14. Met welke andere atleet of atlete zou je wel eens op restaurant willen gaan?

“Ik zou graag eens gaan eten met Wayde van Niekerk, de regerende wereld- en olympisch kampioen op de 400 meter. Hij is de eerste atleet die onder de 10 seconden op de 100 meter, onder de 20 seconden op de 200 meter en onder de 44 seconden op de 400 meter heeft gelopen. Spijtig genoeg is hij momenteel geblesseerd, waardoor ik hem op deze wereldkampioenschappen in Doha niet aan het werk zal zien.”

15. Welke vraag zou je Van Niekerk zeker stellen?

“Waar hij zijn 94-jarige trainster heeft leren kennen.”

Alexander Doom, de West-Vlaamse Belgian Tornado

Alexander Doom, de West-Vlaamse Belgian Tornado

Alexander Doom, de West-Vlaamse Belgian Tornado