“Stad Poperinge is relatief gespaard gebleven”

Het voormalige stadhuis 'A la Maison de Ville', waar nu het monument staat, bleef de hele tijd café. © Repro MD
Redactie KW

“De Hoppestad is tijdens de Eerste Wereldoorlog relatief gespaard gebleven, omdat de stad achter het front lag, en dus nooit bezet is geweest. Dat was ook zo met Veurne. Ieper, Diksmuide en Nieuwpoort lagen net op de frontlijn en zijn helemaal in puin geschoten. In Poperinge brachten gemiddeld een kleine 7.000 van de 12.000 inwoners de oorlog door. Al waren daar ook veel vluchtelingen bij”, vertelt militair specialist Christiaan Depoorter.

“Poperinge werd tijdens de hele Eerste Wereldoorlog nooit bezet. Maar in de loop van die vier jaar verbleven er in deze garnizoensstad meer dan een miljoen soldaten. Eerst Fransen, later vooral Britten. En die kwamen niet alleen uit Engeland, maar ook uit al hun overzeese gebieden”, start Christiaan Depoorter het verhaal.

Drie keer meer betaald

“Vanaf 1915 lag Poperinge in de Britse sector. Het was een rust- en ontspanningsplaats voor de soldaten, die daarna richting front via Ieper moesten trekken. Zowat alle Poperingenaars werkten voor het Britse leger. De meeste vrouwen in de vele wasserijen en blekerijen, waar ze ook uniformen oplapten. Zo ook mijn grootmoeder. Mijn grootvader werkte mee bij de aanleg van wegen, onder meer de Switch Road, een ringlaan rond de stad. Van de Britten kregen ze drie keer meer betaald dan ze gewoon waren. Voor de Poperingenaars waren het dus geen slechte tijden.”

Half and half

“De stad bleef de hele tijd relatief veilig, en daardoor zijn heel wat mensen hier gebleven. Cafeetjes, winkeltjes, restaurants (met chips and eggs voor de Engelsen) en bordelen schoten als paddenstoelen uit de grond. Zowat alle boeren hadden hun eigen brouwerij, waar ze hun streekbiertjes aanlengden met Engelse ‘Stout’, die werd ingevoerd. Dat noemde men ‘half and half’. De meeste soldaten hadden nog weinig levensverwachtingen, en strooiden dan ook kwistig met hun centen in het rond”, aldus nog Christiaan Depoorter.

“De meeste soldaten strooiden kwistig met hun centen in het rond” – Christiaan Depoorter

“In april-mei van 1918 lanceerden de Duitsers een groot eindoffensief. Ze trokken zich immers terug uit het Oostfront, en richtten zich op het westen. Iedereen die binnen de ‘ring’ (Zwijnlandstraat, Switch Road, Diepemeers enz.) woonde, werd huis aan huis bezocht door de gendarmen, met het bevel onmiddellijk de stad te verlaten. Bijna niemand bleef nog over in het stadscentrum. De meeste vluchtten naar Roesbrugge, Watou of Frankrijk, tot aan de Wapenstilstand. Maar omdat mijn grootvader bij drukker Sansen in de Gasthuisstraat werkte, kreeg hij een laissez passer, en mocht hij blijven. Daar lieten de Engelsen immers al hun affiches en ander drukwerk vervaardigen.”

Bombardementen

“Vanaf oktober 1918 volgde dan een groot tegenoffensief door de Geallieerden. Toen zijn er wel nog veel burgerslachtoffers gevallen door bombardementen, en werden heel wat huizen zwaar beschadigd. Maar alles werd dichtgetimmerd, en er was permanent strenge patrouille door de Belgische gendarmes en Engelse politie. Daardoor waren er weinig plunderingen”, vertelt specialist ter zake Christiaan Depoorter.

Christiaan Depoorter.
Christiaan Depoorter.© Foto MD

“Tegen november 1918 was het meeste gevaar geweken en woonden weer 6.000 Poperingenaars in hun stad. De drie kerken, het stadhuis en het college liepen weinig schade op. De gemeentelijke overheid (een aantal notabelen, red.) nam weer haar intrek in het huidige stadhuis. In de jaren ervoor werden daar een achttal Britse soldaten geëxecuteerd (Shot at dawn) door een vuurpeloton van hun eigen wapenbroeders, omwille van desertie, shellshock, of echte misdrijven. Het voormalige stadhuis ‘A la Maison de Ville’ (foto), waar nu het monument staat, bleef de hele tijd café. Bij de bevrijding vielen er geen slachtoffers in Poperinge. Er kan ook geen exacte dag bepaald worden over die ‘bevrijding’ van Poperinge, want de stad is nooit bezet geweest”, besluit Christiaan Depoorter.

Feiten

Gewezen bakker Christiaan Depoorter (78) uit de Pottestraat wordt algemeen beschouwd als een van de grootste militaire specialisten uit de regio. Hij beschikt over ontelbare militaire memorabilia en legeruniformen. Een deel ervan is te zien in het museum boven ‘t Jagershof, Bankelindeweg in Krombeke, waarbij De Lovie, de Sint-Sixtusabdij en ‘t Jagershof tijdens de Eerste Wereldoorlog centraal staan.

“Van een echte ‘Bevrijding’ was er in Poperinge dus geen sprake, want de stad is nooit ‘bezet’ geweest. Tegen november 1918 waren de meeste inwoners, die vanaf april-mei 1918 verplicht waren geëvacueerd, terug in de stad”, zegt Christiaan Depoorter, die medeauteur is van ondermeer ‘1914-1918, De Oorlog achter het Front’ (1987).

(Andres Hollebeke)