Belgen, Britten en Fransen bevrijdden 100 jaar geleden West-Vlaanderen van Duitse bezetting

© Bron Stadsarchief Brugge, Beeldbankbrugge.be
Tom Gheeraert
Tom Gheeraert Medewerker KW

Het waren de Belgen die 100 jaar geleden het grootste deel van West-Vlaanderen bevrijdden van de Duitse bezetting tijdens de Eerste Wereldoorlog. Maar de kost was hoog: 3.300 Belgen sneuvelden tijdens het bevrijdingsoffensief. De Duitsers waren niet opgewassen tegen de offensieven. Minder dan een maand na het bevrijdingsoffensief waren ze verdreven uit onze provincie.

Honderd jaar geleden kwam er een einde aan vier jaar geweld en ontbering in West-Vlaanderen. Het offensief van 28 september 1918 betekende het begin van het einde. “In Vlaanderen gebeurde de bevrijding door drie grote onderdelen: het volledige Belgische leger, het Tweede Britse Leger en als reserve enkele Franse divisies”, zegt Rob Troubleyn, die onderzoeker is in het kenniscentrum van het In Flanders Fields Museum in Ieper. “De weg van Ieper naar Zonnebeke was de grens: ten noorden de Belgen, ten zuiden het Tweede Britse Leger. Achter de Belgische en Britse legers lagen Franse divisies in reserve. Het Belgisch leger had de grootste noot om te kraken. De Belgen moesten richting Passendale aanvallen. Daar had in 1917 nog de Derde Slag om Ieper plaatsgevonden. De Britten hadden er toen drie maanden over gedaan om tot in Passendale te geraken. Wij zijn daar in één dag geraakt.”

Waarom was op 28 september de tijd rijp voor zo’n offensief?

“Dat was het gevolg van offensieven in Frankrijk die al in augustus begonnen waren. Op 10 augustus kwam de ommezwaai. Foch, opperbevelhebber van de geallieerden, besliste dan om op 26, 27 en 28 september drie offensieven te starten. Twee in Frankrijk – met de Britten, Amerikanen en de Fransen – en dan een in Vlaanderen.”

“Gedurende drie uur werd de Duitse frontlijn hevig beschoten. Daarna moesten de troepen ‘over the top’ gaan, zoals de Engelsen zeggen”

“De offensieven vonden gelijktijdig plaats om de Duitsers niet de kans te geven om reserves van de ene naar de andere plaats aan te voeren. Als je op een verdedigingslijn op meerdere plaatsen tegelijk begint te boksen, heeft de tegenstander geen mogelijkheid om de gaten te vullen.”

Wat moeten we ons voorstellen bij een offensief? Iedereen die uit de loopgraven springt en richting de loopgraven van de vijand loopt?

“Eigenlijk wel. Maar het Belgische offensief werd vooraf gegaan door hevige artilleriebeschietingen. Om de zeven meter stond er een kanon. Niet alleen Belgische artillerie, er was ook Britse en Franse. Gedurende drie uur werd de Duitse frontlijn hevig beschoten en daarna moesten de troepen over the top gaan, zoals de Engelsen dat zeiden.”

Hoe was de verdediging van de Duitsers? Waren er voorbij het front nog verdedigingslinies in West-Vlaanderen?

“De Duitsers hadden de jaren voordien ruim de kans gekregen om een sterke verdedigingslinie op te bouwen direct achter het front. Je had de Flandern I-Stellung, net voor Roeselare. De Flandern II-Stellung lag meer naar het front toe. De Duitsers begonnen immers te tellen vanaf het binnenland. Die was dan nog eens ingedeeld in meerdere onderstellingen.”

Was het offensief succesvol?

“Ja, want na twee dagen hadden de Belgen en de Britten hun doelen bereikt. Op een gegeven moment begint de opmars toch vast te lopen. Elk offensief stokt. Je moet bevoorraad worden, dus de kapot gebombardeerde wegen moeten een beetje opgelapt worden. Eten en munitie is voor de infanterie heel belangrijk. Ook de artillerie moet bijgetrokken worden om opnieuw beschietingen op de volgende verdedigingsstellingen uit te voeren. Om daarna de volgende sprong te maken. De troepen moeten ook op adem kunnen komen. Daarom werkten de geallieerden in fases, de eerste fase van 28 september tot 4 oktober en de tweede fase van 14 oktober tot 30 oktober.”

Rob Troubleyn:
Rob Troubleyn: “Op een gegeven moment begint de opmars toch vast te lopen. Elk offensief stokt. Je moet bevoorraad worden, dus de kapot gebombardeerde wegen moeten een beetje opgelapt worden. Eten en munitie is voor de infanterie heel belangrijk. Ook de artillerie moet bijgetrokken worden om opnieuw beschietingen op de volgende verdedigingsstellingen uit te voeren.”© TOGH

Hoe ver waren de Belgen in de eerste fase al geraakt?

“De tweede fase is vooral wat men de Slag van Torhout-Tielt noemt. Dan was het de bedoeling om Roeselare als eerste te bevrijden. Op 4 oktober waren ze al tot vlak voor Roeselare geraakt. Ten gevolge van die doorbraak werden vervolgens Torhout en Tielt bevrijd. De inname van Roeselare was een Franse actie. Izegem werd dan weer door de Belgen bevrijd. Ook de bevrijding van Torhout was een actie van de Belgen.”

Liep de bevrijding van West-Vlaanderen in een rechte lijn? Of waren bepaalde eenheden dieper in bezet gebied geïnfiltreerd?

“Een aanval gebeurt altijd in collegialiteit met de buureenheden. Een eenheid kan geen kilometer vooruit gaan in een aanval terwijl de linkse en rechtse buren achter blijven. Want dan hangen uw flanken in de lucht, zoals men zegt. En een tegenaanval in de flank kan je nooit afslaan. Dus je moet allemaal samen vooruit oprukken. De ene vordert al wat sneller dan de andere, maar de ene trekt de andere dan ook weer bij.”

Welke strategische overwinningen waren belangrijk?

“In Oostende is niet gevochten. De Duitsers hadden de stad op tijd verlaten. Het was een havenstad en een paar maanden voordien waren er nog zware gevechten met de mislukte raids op Zeebrugge en Oostende. Dus Oostende had wel een zekere symbolische waarde.”

Was er nog een risico dat het offensief zou mislukken?

“Er bestaat altijd een risico. Er zijn heel wat lokale tegenoffensieven geweest. De eerste fase was de meest cruciale periode, want daar was een vrij goed en stevig verdedigd front. Dat moest opgerold worden.”

Belgen, Britten en Fransen bevrijdden 100 jaar geleden West-Vlaanderen van Duitse bezetting
© Bron Johan Delbecke

“Niet dat Roeselare, Torhout en Tielt wandelingen in het park waren. Het was essentieel om de heuvelrug van Vlaanderen te veroveren. De rug begint in het noorden nabij Esen. Vervolgens loopt hij zuidoostwaarts langs Klerken en Houthulst. In Staden buigt de heuvelrug af naar het zuiden. Via Westrozebeke en Passendale verbreedt hij vervolgens verder richting zuiden. Verder buigt de brede rug in Zonnebeke dan weer af naar het zuidwesten. Op enkele uitlopers ervan liggen de dorpjes Beselare, Geluveld en Zandvoorde. Ten zuiden van Zillebeke gaat de heuvelrug over in de West-Vlaamse Heuvels in de gemeente Heuvelland. De rug was een overheersende positie en moest helemaal veroverd worden. Je kunt stellen dat dat op 29 september al gelukt was.”

Waren er nog bewoners in de dorpen die bevrijd werden?

“In de eerste dorpen niet. Passendale was leeg, in Moorslede woonden waarschijnlijk nog een paar mensen. Maar een beetje verder, zoals in Torhout, Roeselare en Tielt hingen de vlaggen aan vensters, deuren en bomen. Je moet weten: de mensen zaten vier jaar onder de knoet. Dat is een verschil met de Tweede Wereldoorlog. Toen ging het meer om politieke terreur. In de Eerste Wereldoorlog leden de mensen echt honger. Dat was het grote probleem. Je bent niet veel met bewegingsvrijheid en vrijheid van meningsuiting als je iedere dag moeten vechten om niet om te komen van de honger. De mensen waren dus zeer tevreden dat ze bevrijd waren.”

Was er ook sprake van een verzetsbeweging zoals in de Tweede Wereldoorlog?

“In de Eerste Wereldoorlog was er verzet, maar geen gewapend verzet. Het ging meer om spionage ten voordele van de Belgen en de geallieerden. Er werden bijvoorbeeld troepenbewegingen doorgegeven.”

Hoe werden de soldaten onthaald in de bevrijde dorpen?

“Het gaat vlug op bepaalde plaatsen. Om het anekdotisch te zeggen: in sommige dorpen waren de militairen al een kilometer voorbij het dorp vooraleer de dorpsbewoners beseften: tiens, de Duitsers zijn weg. Het is niet zo dat er in elk dorp of elke stad een parade was, zoals in Parijs en Brussel in 1944. Enkel bij de bevrijding van Brugge eind oktober was er sprake van een parade. Koning Albert deed er een officiële intrede.”

Was Brugge dan de laatste stad van de provincie die bevrijd werd?

“Op 17 oktober was Oostende al bevrijd. En op 18 oktober raakten de Belgen tot vlak voor Brugge. De kust tussen Oostende, Brugge en Nederland was veilig, want de Duitsers waren daar al vertrokken. Ze moesten weg want de Belgen waren al volop aan het doorstoten richting Torhout en Tielt. Eens die steden veroverd, konden ze naar boven zwenken en de Duitsers aan de kust helemaal insluiten. Dus de Duitsers zorgden ervoor dat ze weg waren.”

Belgen, Britten en Fransen bevrijdden 100 jaar geleden West-Vlaanderen van Duitse bezetting

Hoe zwaar werd er nog gevochten?

“Voor het Belgische leger was de periode van 28 september tot 4 oktober een van de bloedigste. Op 4 oktober was het leger volledig uitgeput. In die week telde men 1.636 gesneuvelden, onder wie 186 officieren. Dat aandeel officieren is heel hoog. Ik heb het dan niet over de 8.038 gewonden en 3.189 vermisten, grotendeels krijgsgevangen. Dus in totaal verloor het Belgische veldleger 12.863 mannen. We waren begonnen met 162.000 manschappen in het veldleger. Aan het front zelf waren er 140.000 strijders. 12.863 mannen waren niet meer inzetbaar, dat is 9,2 % van het volledige veldleger. Op zeven dagen tijd is dat veel. De meeste Belgische gesneuvelden van het offensief rusten nu op de Belgische militaire begraafplaats in Houthulst.”

Dat is in nominale cijfers toch heel wat minder dan de Britse verliezen na de Slag om Passendale in 1917: 448.614 aan gewonden, zieken, deserteurs, vermisten en krijgsgevangenen. Hoe komt dat? Werden er minder soldaten ingezet?

“Inderdaad. En het Duitse soldaten hadden niet meer de kwaliteit van 1917. Op een bepaald moment gaven ze ook een beetje de strijd op en trokken ze zich georganiseerd terug. Er waren geen ophoudingsdefensieven meer waarbij gezegd werd: hier ben ik en hier blijf ik. Zoals McMahon in 1870: ‘j’y suis, jy reste.'”

Wie bevrijdde Kortrijk?

“De Britten. Zij namen de hele zuidelijke helft van de provincie voor hun rekening. Vanaf 14 oktober komen de Fransen er bij. Zij hebben Roeselare bevrijd. De Belgen namen Rumbeke en Izegem voor hun rekening. Op een bepaald ogenblik zit alles een beetje door elkaar. Want Lendelede is dan weer door de Fransen bevrijd.”

“Zijn er helden in de oorlog of zijn het sukkelaars? Weet je wie de helden waren? Van die 140.000 Belgische strijders waren er 140.000 helden”

“Bij het bevrijdingsoffensief ging het opeens heel vlug. Er was geen tijd om alles mooi te noteren. In de archieven vind je heel weinig grafisch materiaal van het bevrijdingsoffensief. Van 9 en 10 november zijn er bijvoorbeeld geen dagdossiers op het niveau Hoofdkwartier, hoewel er op 10 november nog veel gebeurd is.”

Hoe verliep de communicatie tussen de verscheidene legers?

“Technisch was dat toen moeilijk, maar eigenlijk was het goed georganiseerd. Elke staf had liaisonofficiers van de andere legers. Er zaten meerdere Belgische liaisons in het hoofdkwartier van Foch, dat de codenaam Bacon had. Het waren officieren die de taal van het kamp waar ze als liaison zaten machtig waren. GSM’s en internet bestonden nog niet, dus het was wel met vrij primitieve middelen. Maar dat lukte. De informatie was er niet binnen de vijf minuten, maar het ging toch relatief snel.”

Wat gebeurde er met de krijgsgevangenen?

“Die werden in een soort van kampen ondergebracht waar ze ondervraagd werden. Of ze kregen verzorging in hospitalen. Gemengde hospitalen, er waren geen aparte voor de krijgsgevangenen. Na de oorlog werden de krijgsgevangenen geregistreerd en naar huis gestuurd.”

Zijn er heldenverhalen van tijdens de bevrijding in West-Vlaanderen?

“Zijn er helden in de oorlog of zijn het allemaal sukkelaars? Ik hou niet van heldenverhalen. Weet je wie de helden waren? Van die 140.000 Belgische strijders waren er 140.000 helden. De meesten hebben gewoon hun plicht gedaan, niet meer dan dat. Maar door hun plicht te doen, brachten ze hun eigen leven in gevaar waardoor ze het aureool van held kunnen dragen.”