“Inwonersaantal nooit meer op niveau van 1914 in Heuvelland”

De kerk van Loker, of wat er nog van overbleef. © GF
Redactie KW

Eind 1918 werden in Heuvelland geen bewoners bevrijd, enkel platgebombardeerde dorpen. Zelfs het relatief veilige Westouter, waar veel vluchtelingen zich ophielden, werd in het laatste jaar nog beschoten. Het duurde tot 1925 voor de dorpen weer min of meer waren heropgebouwd, maar ze zouden nooit meer zoveel inwoners hebben als voor de oorlog.

Koen Baert is coördinator cultuur in de gemeente Heuvelland. Hij hielp bij de inhoudelijke samenstelling van de tentoonstelling over het laatste jaar van de oorlog, die gratis te bezichtigen is op de bovenste verdieping van het bezoekerscentrum in Kemmel. “Het jaarthema ‘1918, The Final Offensive’ doen we samen met Zonnebeke en Waregem omdat er in elk van de gemeenten een Amerikaans verhaal te vertellen was. Op 1 september vochten de Amerikanen het eerst in België en dat was in Kemmel en Ieper. De Slag om de Kemmelberg is ook een belangrijk aspect in het verhaal, maar die vond al plaats in april.”

“Tijdens de oorlog woonden plots drie keer zoveel mensen in Westouter”

Aan de landschapsfoto’s in de tentoonstelling zie je de totale verwoesting van alle dorpen in Heuvelland tegen eind 2018. “Tijdens de grote tegenaanval van de Duitsers in april 2018 werden de resterende inwoners geëvacueerd”, vertelt Koen Baert. “Van de grosso modo 10.000 inwoners in de streek was er echt niemand meer. Een aantal inwoners was overleden en de rest vluchtte naar Frankrijk. Voor de aanval van de Duitsers waren er nog inwoners in het uiterste westen van wat nu de gemeente Heuvelland is. Westouter was een soort vluchtelingenkamp. Er woonden drie keer zoveel mensen als normaal. Voor 1914 moet Westouter een dorp van zowat 1.500 à 2.000 inwoners geweest zijn. Tijdens de oorlog waren er meer dan 5.000 mensen in Westouter.”

Cultuurcoördinator Koen Baert bij de kaart die de bevrijding van Heuvelland toont.
Cultuurcoördinator Koen Baert bij de kaart die de bevrijding van Heuvelland toont.© TOGH

“Dat waren vooral vluchtelingen uit de streek die eventjes daar zouden verblijven in afwachting dat de oorlog snel zou gedaan zijn. Maar het duurde veel langer dan iedereen had verwacht. Aanvankelijk kregen de vluchtelingen onderdak in de bestaande bebouwing: schuren, zolders, stallen, bijgebouwen… Later bouwden ze zelf ook barakken om tijdelijk in te wonen. Je zou het kunnen vergelijken met de toestanden die we de laatste jaren nu zien in Calais en Noord-Frankrijk, met dat verschil dat men niet echt tentenkampen bouwde rond het dorp maar effectief in het dorp. Veel mensen in de streek kenden elkaar en ze zochten in eerste instantie een onderkomen bij iemand die ze kenden.”

In Westouter zaten de vluchtelingen aanvankelijk relatief veilig. “De Duitsers zaten achter een dubbele bergengordel: de Rodeberg en de Kemmelberg. Het is pas helemaal op het einde van de oorlog dat Westouter ook beschoten werd. In april 1918 moest Westouter dan ook geëvacueerd worden als gevolg van het grote tegenoffensief van de Duitsers. Heel de streek was toen leeg, tot zelfs in Poperinge.”

Boom

“De echte terugkeer van bewoners begon pas in de lente van 1919. Dat was niet evident om in de chaos iets nieuws op te starten. Er waren geen huizen, dus ze moesten echt beginnen van nul. In eerste instantie moesten ze uit oorlogsmateriaal en boomstronken zelf een kot in elkaar timmeren. Pas één of twee jaar later kwam de overheid met middelen om effectief huizen te bouwen.”

“Het bewonersaantal heeft nooit meer het niveau gehaald als voor de oorlog. Aanvankelijk kwamen er wel nog veel mensen omdat er ook veel werk was om het puin te ruimen, wat grotendeels manueel werk was”, klinkt het. “Maar eenmaal dat gedaan was, gingen er weer weg omdat er geen werk was. Pas tegen 1925 was de heropbouw van de dorpen een feit.”

De oorlog zorgde er bovendien voor dat in het voordien zo bosrijke Heuvelland amper nog een boom stond. “Er zijn hier en daar wel nog bomen van meer dan 100 jaar oud, maar ze zijn een zeldzaamheid. De bekendste is een boom in de Noordstraat tussen De Klijte en Kemmel. Die boom was kapotgeschoten, maar een stuk ervan begon weer te groeien na de oorlog. Er staat een foto van op de tentoonstelling in het bezoekerscentrum”, besluit Koen. (Tom Gheeraert)

Feiten:

“Na de Mijnenslag in 1917 konden de geallieerden het front opschuiven tot voorbij Wijtschate en Mesen. Maar toen was er in april de Duitse opmars waardoor heel het gebied opnieuw werd veroverd en zelfs nog voorbij de Kemmel en tot vlak voor de Scherpenberg en de Rodeberg. Daardoor werden ook Kemmel, Dranouter, Loker en Voormezele tegen 30 april ingenomen door de Duitsers.”

Heel de zomer blijft de frontlijn daar hangen. “Op 1 september is er een aanval van Britten aan de ene kant van de Kemmelberg en de Amerikanen aan de andere kant. Zij komen op 5 september weer tot vlak voor Wijtschate en Mesen. Het grootste deel van Heuvelland is dan bevrijd: Loker, Dranouter, Kemmel, Nieuwkerke en Wulvergem. Dorpen als De Klijte en Westouter zijn nooit in Duitse handen geweest. Heel september waren er ontzettingsgevechten ter voorbereiding van het bevrijdingsoffensief. Tijdens het bevrijdingsoffensief van 28 en 29 september werden Wijtschate en Mesen dan ook weer bevrijd door de Britten. Dat was samen met de Belgen aan de IJzer.”