Zo haal je het beste uit Yves Lampaert: “Ik wil winnen,daar zie ik graag voor af”
Valse bescheidenheid is aan Yves Lampaert niet besteed. Hij is trots op wat hij nu al verwezenlijkte als wielrenner maar zijn fiets hangt nog lang niet aan de haak. Hij noemt zichzelf een subtopper, maar wel een goeie: “Ik wil gewoon mijn hele leven al winnen.” Een gesprek over goed zijn, beter dan de anderen, en liefst nog de beste. Ideale gesprekspartner voor ons magazine ‘Het Beste van West-Vlaanderen’.
Nog een jaar of vier hoopt Yves Lampaert (33) aan zijn wielrennerscarrière toe te voegen. Zo lang zijn lijf mee wil en zijn contract vernieuwd wordt, klinkt het in zijn gekende nuchtere stijl. En ja, hij staat er wel eens bij stil: dat niets oneindig is, zeker niet voor wie leeft van een sport. Maar wat hem na die sportjaren te wachten staat, heeft hij nog lang niet uitgemaakt. Ook of hij later liefst in het wielrennersmilieu aan de slag blijft of iets op zijn eigen opstart, kan hij nu nog niet beslissen. Hij heeft een bachelor agro-industrie op zak en de voeling met de sector is er als landbouwerszoon nog altijd, maar een echt realistische optie lijkt hem dat ook niet. Kortom, zijn hoofd staat er bijlange nog niet naar, naar dat leven na de koers.
Het zag er nochtans niet meteen naar uit dat in jou een professioneel wielrenner school?
Yves: “Ik ben er pas op mijn zeventiende mee begonnen zelfs. Eerder toevallig, omdat ik mijn broer die al langer fietste volgde en het bleek me goed af te gaan. Voordien was judo mijn sport. Pas toen ik al studeerde aan de hogeschool verliep het wielrennen steeds beter en kreeg ik mijn eerste profcontract.”
Je staat sindsdien bekend als een gedreven wielrenner. Wanneer ontdekte je eigenlijk het competitiebeestje in jezelf?
“Al heel vroeg! Zo ver ik me kan herinneren, al van toen ik met judo begon, wilde ik me meten met anderen. En liefst winnen uiteraard. Winnen was toen het enige wat telde voor mij. (lacht) Het is allicht goed dat ik eerst judo heb gedaan, want daar heb ik ook leren verliezen. Dat heeft me deugd gedaan. Ik was elf jaar lang judoka. Ik werd Belgisch kampioen, behaalde een zwarte gordel en kreeg zelfs een uitnodiging voor de topsportschool in Merksem. Maar ik boekte uiteindelijk geen progressie meer en besloot over te stappen op de fiets. Eigenlijk begint die competitiedrang voor mij bij graag trainen en graag afzien. Ik geniet daarvan, in het vooruitzicht dat ik daardoor kan winnen. Ik ben altijd nogal een nijdigaard geweest. Zo werd ik ook razend kwaad als mijn ouders me door hun werk op de boerderij eens een keer niet naar een training konden brengen. Sport was alles voor me. Op school was het de enige les waar ik naar uitkeek.”
Goed in judo, goed in wielrennen. Nooit getwijfeld aan je capaciteiten onderweg?
“Als je deelneemt aan wedstrijden en niet wint, is er altijd wel dat stemmetje in je achterhoofd: kán ik het wel? Maar ik denk dat het eigen is aan wie topsport beoefent om die gedachte ook snel weer los te laten en een nieuw doel voorop te stellen. Het lukt niet als je blijft hangen in het verlies. Die klik heb ik altijd wel snel kunnen maken.”
“Het is goed dat ik eerst judo deed, want daar heb ik ook leren verliezen”
Met talent alleen redt een topsporter het niet. Wat heb jij ervoor over gehad om bij het kruim van onze wielrenners te horen?
“Ik vind het leven als topsporter helemaal niet zo moeilijk. Ik sta ‘s morgens op, ga trainen en van al de rest hoef ik me niets aan te trekken, want het wordt voor mij gedaan. Ons land is wielergek en onze ploegen hebben veel ervaring. Dat maakt dat wielrenners hier toch wel gepamperd worden. Maar het klopt natuurlijk dat de jaren die aan het leven als topsporter vooraf gingen veel minder vanzelfsprekend waren. De trainingen in combinatie met studeren, niet uitgaan met je vrienden in het weekend… Maar hoewel ik er graag bij was en me dan smeet net als de rest, vond ik het niet erg als ik niet kon uitgaan. Ik zat in de studentenvereniging in Roeselare, maar na een bijeenkomst of twee had ik daar ook weer genoeg van. Ik sportte gewoon zo graag dat dat allemaal niet als een opoffering voelde. Ik was echt wel hard voor mezelf, als ik er nu op terugblik: trainen om zes uur ‘s morgens, naar school gaan en nadien weer trainen… Ik zie het mij nu niet meer doen. Maar dat heeft wel het verschil gemaakt voor wat volgde.”
Topsport vraagt om de juiste mindset, gedisciplineerd trainen en dan is er ook nog zoiets als aangepaste voeding?
“Ja, maar ook dat is iets waarvan het belang de jongste jaren enorm is toegenomen. Ik kan wel stellen dat ik, met de kennis en toepassingen van voeding vandaag, in mijn beginjaren nog beter had kunnen presteren. Die kennis verspreidt zich ook veel sneller vandaag. Via sociale media zijn jonge renners van elke nieuwe ontwikkeling meteen op de hoogte. Naast elk jong talent staat vandaag een trainer, een diëtist… Ik heb het gevoel dat de slinger een beetje doorslaat op dat vlak, maar denk tegelijk dat het evenwicht zich ook wel weer zal herstellen. Niet álles is in wetenschappelijke tabellen te vatten.”
Ben jij vandaag ook maniakaal met hoeveelheden koolhydraten in de weer?
“In periodes met wedstrijden wel. Doorgaans let ik er op evenwichtig te eten, zodat mijn lichaam niet uit reserves moet putten maar er ook geen opslaat.”
Maar je vrienden hoeven je niet uit te nodigen voor een zomerse barbecue?
“De weken vóór de Tour de France niet, nadien wel. (lacht) De boog het hele jaar door gespannen houden, lukt niemand.”
(Lees verder onder de foto)
Welke overwinning tot nu toe deed je het meest deugd?
“Belgisch kampioen op de weg worden, dat vond ik op emotioneel vlak het schoonste wat ik al bereikte. Een jaar met die trui mogen rijden, overal herkend worden, dat vond ik fantastisch. Maar mijn overwinning in de Tour de France, met de gele trui erbij, was dan weer indrukwekkender.”
Voel je trots over de voorbije twaalf jaar als prof?
“O ja! Ik ben niet de grootste coureur aller tijden, maar ben wel altijd een goeie subtopper geweest. Ik reken mezelf toch wel bij de besten, ja. Met intussen een mooie reeks titels. Natuurlijk zal ik wel eens iets laten liggen hebben, maar het is altijd gemakkelijk klappen achteraf. Ik wens elke beginnende wielrenner een carrière als de mijne toe. Niet per se die van Remco Evenepoel, neen. Daar ben ik verre van jaloers op. De kritiek die hij, zo jong bovendien, te verwerken krijgt, is buiten alle proportie. Daar moet je toch maar mee om kunnen gaan. Het leven van een échte topper lijkt me moeilijk. Ik vond het altijd aangenamer om mezelf te mogen blijven en me overal aanvaard te voelen.”
Wat zal je altijd bijblijven uit je carrière?
“Dan ben ik toch vooral dankbaar voor de mooie vriendschap met Tim Declercq die ik eraan overhoud. We ontmoetten elkaar bij Soenens-Construkt Glas en ons pad loopt zo’n beetje gelijk sindsdien: veel samen onderweg, veel lachen en discussiëren. Ik denk niet dat onze band ooit nog verbroken kan worden.”
Ben jij naast de fiets even gedreven als erop?
“Als iets niet helemaal mijn interesse wegdraagt, is die gedrevenheid al veel minder, vrees ik. Maar het is ook eigen aan koersen: we zijn het grootste deel van het jaar weg van huis, er blijft nauwelijks tijd voor iets anders. Gelukkig neemt Astrid de zorg voor ons gezin op zich. Ze heeft er sowieso een pittig jaar op zitten: ze maakte zelf promotie op haar job, er is onze zoon Aloïs en de bouw van ons nieuwe huis heeft ook heel wat voeten in de aarde gehad… En daar stond ze grotendeels alleen voor. Maar dat neemt niet weg dat ik er zo veel mogelijk bij betrokken probeer te zijn.”
Hoe hou je die balans overeind?
“De periodes waarin we elkaar nauwelijks zien zijn best lang. Je kan elkaar daarin gemakkelijk verliezen, inderdaad. Maar we nemen bewust tijd voor elkaar van zodra dat wel weer kan.”
Zien jullie je gezin nog groeien?
“Er mag altijd eentje bij. Twee ook. Als ons dat gegund is tenminste, en de tijd er rijp voor is.”
En op welke hobby wil je je wel storten, als de tijd daar rijp voor is?
“Ik heb eerder wel eens gezegd dat ik mijn koerstalent meteen zou inwisselen om te kunnen dansen of zingen. Het moet prachtig zijn om mensen te kunnen raken met je stem of dans. Met zo’n talent laat je iets achter voor anderen, een koersoverwinning blijft toch eerder iets tijdelijks. Maar ik vrees dat het voor mij bij zoiets als paddel of zaalvoetbal zal blijven.”
Dit interview is een van de coververhalen van Het Beste van West-Vlaanderen, gratis special bij De Krant van West-Vlaanderen van donderdag 14 november 2024.
Het beste van KW
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier