Wim Lybaert wordt visser: “Je moet durven stoppen met goesting”
Wim Lybaert, moestuinier, programmamaker en levensgenieter pur sang, ruilt straks zijn ‘Columbus’ in voor een heuse vissersboot. Tien jaar nadat hij voor het eerst vóór de schermen te zien was, rijgt de Bruggeling de successen aan elkaar. “Maar ik ben nog steeds geen tafelspringer.”
We zitten in dezelfde tuin als waar hij tien jaar eerder voor het eerst Vlaanderen liet kennismaken met zijn moestuin en ongewild zorgde voor een heuse revival. Met het programma Het Goeie Leven trok hij die (opgelet, vies woord!) authentieke lijn door, wat leidde tot een ode aan de traagheid én het leven. Ook De Columbus excelleerde daarin, door vier seizoenen lang met een omgebouwde bus door Europa te reizen, met enkel een kompas als gids en een bekende Vlaming als gast. Toen de wereld door corona plots óók vertraagde door op de rem te staan, dook Wim opnieuw de moestuin in, deze keer in een indrukwekkend grote kasteelmoestuin in het Limburgse. Het resultaat daarvan ligt, samen met een eigen zaadlijn, nu in de boekhandel. “Dat deed deugd, dat werken in de moestuin”, aldus Wim. “Ik wilde terug naar de basis, met mijn handen in de grond wroeten. Ik had dat erg gemist.”
Heb je de moestuin herontdekt?
“In zekere zin wel. Mijn moestuinboek is tien jaar oud nu en sindsdien is er al een en ander veranderd. Vooral mijn eigen visie daarover. Toen ik begon, zeker als klein gastje, mocht er geen sprietje onkruid in staan. En ik speelde eerder op safe dan te gaan experimenteren. Dat is gaandeweg veranderd. Want in de moestuin kweek je niet alleen groenten, maar ook een gelukkige moestuinier. Het is een plek waar ik geen druk ken, waar ik echt mijn verstand even kan af zetten. Tegenwoordig laat ik het onkruid staan dat niet nadelig is voor mijn oogst. Want dat trekt insecten en bijen aan en je hebt dan al snel een mininatuurreservaat. Hou ik minder oogst over? Ja. Vind ik dat erg? Nee. Met de Columbus was ik elke zomer van huis en was mijn moestuin nadien telkens ontploft. Er waren tijden dat mijn vrouw elke week acht kilo tomaten verwerkte. Ik kon geen meer zien. Nu ben ik content met een halve kilo. (denkt na) Mijn dochter van elf heeft me onlangs geïnterviewd en vroeg me waar ik mezelf zag binnen vijf jaar. Het antwoord was: in mijn tuin. Professioneel wil ik natuurlijk nog programma’s maken en verhalen vertellen, maar het liefst ben ik in de tuin, aan het strand, in het bos. Ik heb met de Columbus zoveel toffe mensen mogen meenemen naar prachtige plaatsen, maar op den duur verlangde ik er ook naar om gewoon weer spinazie te kunnen zaaien.”
Je wilde weer dichter bij huis zijn?
“Het is een beetje schizofreen. Als ik weg ben, verlang ik naar huis. Als ik thuis ben, wil ik eropuit trekken. Maar na 35 reizen wilde ik weer in Brugge zijn, op café gaan met mijn maten, iets gaan eten in ’t Werftje… De Columbus was fantastisch om te doen, maar het was wel heftig. Omdat het laatste seizoen over twee zomers verspreid was, kon ik weer in mijn moestuin duiken. Uiteindelijk heeft dat ook weer een jaar van mijn leven gekost, maar ik ben wel weer blij met dat boek in mijn handen. Het is veel minder abstract dan die kijkcijfers.”
Maar ondertussen had je wel al een nieuw idee voor een programma in je hoofd.
“Ik ben iemand die eerder lang en diep nadenkt. Of het is misschien eerder piekeren. En ik vroeg me af wat er letterlijk en figuurlijk dicht bij mij ligt. De wereld van de vissers kwam daarbij naar boven.”
Waarom? Heb je een persoonlijke band met de visserij?
“Ik ben een echte zeemens. Ik heb mijn zomers op het strand van Zeebrugge doorgebracht. Krabbetjes gevangen op de oude muur van Zeebrugge, ik deed mijn eerste zeilkampje toen ik twaalf was en later was ik ook zes jaar redder. Als ik op reis ga, ga ik ook altijd een bootje huren of spreek ik met de vissers. Meestal in de hoop om vis te scoren, maar vaak is die al verkocht. Sinds augustus vertoef ik regelmatig aan zee, van de vismijn tot de kaai. Nu is daar een redactie bijgekomen, die de visserswereld in kaart brengt. Ik vind dat een heel fascinerend beroep. Je leven riskeren voor een stukje kabeljauw. Ik wil een jaar mee op zee, lijfelijk mee afzien, werken, elke vis herkennen en nieuwe vrienden maken. Die mensen liggen dicht bij mij. Ze hebben geen filter en zijn ook absoluut niet gesloten.”
Ze hebben op dat vlak de perceptie wel tegen.
“Ik ben blij dat je het zegt. Dat betekent dat er ook echt een verhaal te vertellen is. Zelfs mijn redactie, met mensen die niet van de zee of zelfs West-Vlaanderen zijn, voelt dat hier iets in zit. Ik denk ook dat dit soort programma echt past in onze tijdsgeest. Er is veel fake in de wereld, we hebben weer behoefte aan échte mensen. Vissers behoren tot een gemeenschap die zeer dicht bij de natuur leeft. Daar kan je niet anders dan echt zijn. Als het stormt op zee, dan stórmt het ook echt. Als je ligt te maffen, moet je erop vertrouwen dat die gast boven op het dek weet wat hij doet. In elke job zijn er wel eens mensen die er de kantjes van af lopen, maar in hun geval heeft dat serieuze gevolgen.”
Misschien is dat nog een effect van de coronacrisis: dat we die onderlinge connectie wat zijn kwijtgespeeld.
“In het begin dacht ik echt nog het omgekeerde, toen we buiten stonden te klappen voor de zorg. De polarisatie die al heerste in de maatschappij, is nog extremer geworden. Het is een monoloog geworden in plaats van een dialoog. Dat zie je ook zeker in de politiek of als het gaat over maatschappelijke thema’s als vaccinatie. Onlangs zei iemand nog op café dat het gaat om de wet van de sterkste van Charles Darwin. Nee! Darwin zei: wie zich het best kan aanpassen, zal overleven. Daar gaat het over. En dat vaccin geeft ons die optie om met die situatie om te gaan. Maar goed, ik wil daar ook niet meer aandacht aan geven dan nodig. Maar ik merk soms dat we nog altijd dieren zijn, maar dan met een laagje vernis. Als ik hoor hoe fanatiek sommigen zijn, denk ik: jongens toch. (denkt na) Ik heb op de Columbus naast mensen gezeten die heel verschillend waren van mij. Maar je stelt je open en na vier dagen zijn we dikke vrienden. Het kost moeite om je open te stellen, ja. Maar het loont wel. Mensen zijn ook heus niet zo extreem, maar die angst is een echt oergevoel. Maar ik wil daarover niet te veel zagen. Ik heb altijd een positief verhaal proberen te brengen.”
Wat heeft je tot nu toe al het meest verrast bij de vissers?
“De openheid. Hoe ze in het leven staan. We gaan op zee, de tank zit vol, we zorgen voor elkaar, slapen amper, gaan naar huis en gaan daarna weer de zee op. Het is een heel eenvoudig leven. Eén voor allen, allen voor één ook. Je kan perfect een reeks maken zonder mij. Maar ik wil er midden in staan, voelen wat zij voelen. En dat delen met de kijker.”
Je grote sterkte is dat mensen zich kunnen vereenzelvigen met de verwondering en alle emoties die je doormaakt.
“Ik wil niet per se op televisie komen. Dat is heel raar om te zeggen tegen collega’s in het vak, zeker als je op zondagavond meer dan één miljoen mensen hebt bereikt. Ik wil een verhaal kunnen vertellen en dat mensen zien wat ik zie.”
Kan je na al die jaren nog die naïviteit behouden?
“Nog elke dag. Als ik in de winter aan de keukentafel zit, zie ik vogeltjes aan de vetbolletjes hangen. Ik heb het al honderdduizend keer gezien, maar ik blijf kijken. Als ik straks weer ga zaaien, vraag ik me weer af of het gaat lukken of niet. En elke keer weer ben ik verwonderd als dat groen boven de aarde komt. Iemand vroeg me onlangs over De Columbus: hoeveel keer kan je een landschap mooi vinden? Wel, ik vind dat oprecht elke keer mooi. Dat is op zee ook zo. Als je zaait, wéét je wat je oogst. Maar als je je netten in zee gooit, weet je niet wat je bovenhaalt. Zij wel. Dat fascineert mij mateloos.”
Ben je al vaak op zee geweest?
“Voor de reeks nog niet. Een sprinter loopt ook niet zijn beste tijd op training. (grijnst) Ik ben vroeger wel al een paar keer gaan vissen op zee met vrienden. Het heeft iets magisch: ’s morgens vroeg aan de kade staan, twee uur richting Engeland varen, je lijn uitsmijten en thuiskomen om de kabeljauw en makreel op de rooster te leggen. Het is dat oerinstinct van zelf eten te verzamelen.”
Dan voel je dat je leeft.
“Precies! Dat is dezelfde voldoening die je voelt in de moestuin. Als je staat te zweten tijdens het oogsten, is heel je lichaam en ziel content op dat moment.”
Jou kennende doe je daarin ook geen half werk. Denk je dan niet straks op die boot wat je jezelf weer aandoet?
“Op voorhand niet, nee. Dan kan ik er evengoed niet aan beginnen. Na Het Goeie Leven was ik echt uitgeput en ook De Columbus was een uitputtingsslag. Maar mijn goesting is altijd groter dan mijn rationeel vermogen.” (lacht)
Ik moet niet vragen wat de meest gestelde vraag is, zeker?
“Veel mensen vragen het me. Waarom ik stop met De Columbus? Alle respect voor mensen die heel hun leven hetzelfde kunnen doen, maar voor mij is het eerder evident dat ik iets nieuws doe. Als mensen mij aanspreken en zeggen dat ze het spijtig vinden, antwoord ik altijd dat het volgende programma ook heel tof zal zijn. Je moet met goesting stoppen. Dat is met eten ook zo. Je moet bij wijze van spreken met honger van tafel gaan.”
Ik betwijfel of…
“Ik weet wat je gaat zeggen. (lacht) Als we eens naar een chic restaurant gaan, dan is de voldoening veel groter dan als je snel een bak frieten en een frikandel naar binnen speelt, al kan dat ook lekker zijn. Maar toch: dat beetje honger doet veel.”
Je werkte jaren achter de schermen, nu al tien jaar ervoor. Sta je daar vaak bij stil?
“Niet echt. Waar ik wel bij stilsta, is de massa mensen die ik bereik. Ik ben me bewuster geworden van de impact die ik heb. Mensen laten me weten dat ze sinds De Columbus stilstaan bij de manier waarop ze reizen. Of mensen die opeens zelf kippen hielden na Het Goeie Leven. Dat is veel minder abstract dan kijkcijfers. Ik vind die voldoening die je er uithaalt, veel waardevoller. Philippe Geubels heeft dat ook. Taboe heeft echt zijn leven veranderd, zo zegt hij zelf.”
Zou je dezelfde persoon zijn geweest als je achter de schermen was blijven werken?
“Absoluut niet. Ik kon dat heel goed als monteur van tv-programma’s: ten dienste staan van iemand of een ploeg. Het voordeel van nu zelf voor de camera te staan, is dat je onderwerpen kan aanraken die je zelf heel erg interesseren en ook wel verrijken als mens. Ik sta ook veel gemakkelijker dan vroeger op een podium, zoals bij de uitreiking van de Ambassadeur van West-Vlaanderen. Ik ben nog steeds geen geboren tafelspringer, maar mijn kop zit wel nog altijd vol ideeën. Het zorgt ook voor een vreemde dynamiek. Als ik tien jaar geleden op restaurant ging en de chef wilde feliciteren, liep die daar niet altijd warm voor. Als ik dat nu doe, stelt die nu ook vragen, en is dat precies veel gewichtiger. Terwijl ik altijd dezelfde persoon ben gebleven.”
Is dat niet het geheim van je succes? Dat je met je voeten op de grond bent gebleven?
“Mijn jeugdvrienden zijn daarin een goeie barometer. Als we samen op café zitten en er komen mensen praten over tv, zullen die jeugdvrienden mij altijd verdedigen en zeggen dat ik nog steeds krek dezelfde ben als dat klein mannetje, dat achteraan in de klas al een bus aan het tekenen was om mee op reis te gaan. Weet je, succes is een monster, hé. Ik heb in al die jaren naast veel mensen gezeten. Soms zie je mensen die constant op de toppen van hun tenen lopen en zichzelf niet meer zijn. Dat hou je niet vol en dan is de stap klein om te gaan zweven. Vroeg of laat moet je ook even weer op de grond staan. Maar als je dat al de hele tijd doet, heb je geen probleem. Ik ben nooit jaloers geweest, want ik had simpelweg die ambitie niet om voor de camera te staan. Door zolang te werken achter de schermen ken ik heel goed die mechanismes in de media en hoe tijdelijk ze kunnen zijn. In alle eerlijkheid denk ik – hoop ik! – ook niet dat het mij zou overkomen dat ik ga zweven. Ik ben me er altijd bewust van geweest dat het morgen gedaan kan zijn.”
En zou je daarmee kunnen leven?
“Maar Bert, perfect! Er zijn nog zoveel dingen die ik leuk vind of graag doe. Misschien schrijf ik straks alleen maar boeken of word ik woordvoerder voor een overheidsinstelling. In al die jaren zijn er mensen geweest die in mij geloofden, en nog steeds. Zolang dat zo is, doe ik voort. Als ik opeens maar de helft van de kijkers zou bereiken, zou dat niet tof zijn, nee. Maar ik ben niet de persoon om in een hoekje te zitten bleiten. Nee, dan zou ik vooral willen weten wat er niét werkt. Als mijn programma op antenne gaat, lees ik alles op sociale media. Alles, hé! Het is fijn als mensen je een compliment geven, maar ik wil als programmamaker vooral weten wat er goed werkt en wat niet.”
Mocht je kunnen terugkeren, zijn er dan zaken die je anders zou aanpakken?
“Nee. Om de doodeenvoudige reden dat ik niet terugkijk naar slechte herinneringen. Ik ben 53 jaar en natuurlijk zijn er zowel privé als professioneel bumps in the road geweest. Dat is ook zo bij vriendschappen. Soms blijf je vrienden, dan weer niet, of krijg je een mes in de rug.”
Je lijkt me ook niet het type dat alles kapot gaat analyseren.
“Ik kan wel eens lang en diep over iets nadenken. Maar voor de rest is het vooral simpel boerenverstand.”
Dat is misschien de échte sleutel tot je succes: gezond boerenverstand.
“Ik denk dat ook. Vooral omdat veel mensen mij dat zeggen. (lacht) Ik ben een slechte acteur, ik kan het ook niet wegsteken op tv als ik in iets geen goesting heb. Als ik twijfel over iets, denk ik altijd: zou ik het in het echte leven ook zo doen? Dat is nog altijd de beste graadmeter.”
‘In de moestuin’ van Wim Lybaert, 464 pagina’s, uitgegeven bij Manteau, ligt nu in de boekenwinkel. In 130 speciaalzaken, zoals Aveve, vind je ook een zadenlijn.
Het beste van KW
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier