Oud-wielrenner Fernand Tuytens (93) overleden, de Bruggeling die Tom Simpson nog probeerde te redden op de Mont Ventoux
Gewezen profrenner Fernand Tuytens is op 93-jarige leeftijd overleden. Nog meer dan voor zijn profcarrière en zijn fietsenzaak raakte de Bruggeling vooral bekend als de man die in 1967 Tom Simpson nog probeerde te redden op de Mont Ventoux.
Fernand Tuytens overleed op vrijdag 23 augustus in Zoersel op 93-jarige leeftijd. Hij was al enkele jaren uitgeweken naar het Antwerpse. De Bruggeling werd na zijn legerdienst profwielrenner en was dat van 1954 tot 1964. Al tijdens zijn carrière hield hij in de Vossensteert in Assebroek café Derby en fietsenzaak Ferdi-Sport open. Hij was ook stichter en voorzitter van de Belgische Wieler Federatie (BWF), een nevenbond.
De Bruggeling raakte vooral bekend als de man die tijdens de Ronde van Frankrijk in 1967 nog Tom Simpson probeerde te redden van de dood op de flanken van de Mont Ventoux. In 2017, exact vijftig jaar na een van de grootste sportdrama’s ooit, zocht Krant van West-Vlaanderen Fernand Tuytens op om terug te blikken op die fatale dag. Als eerbetoon lees je hieronder het integrale artikel van zeven jaar geleden.
Dertien
“De dertiende juli, om dertien uur, in de dertiende etappe. Tel de twee cijfers van zijn rugnummer 49 samen: ook dertien. Het jaar ’67, ook die twee cijfers vormen samen dertien. Als het noodlot het wil…” Fernand Tuytens zucht en staart naar oude zwart-witfoto’s aan de muur van zijn bureau. Daarop staat hij onder meer naast Lomme Driessens, die de oud-beroepsrenner overtuigde om zijn fietsenzaak achter te laten en zijn vaste mecanicien te worden. Tussen de vele kaders hangt ook een beeld van een klimmende Tom Simpson op de flanken van de Mont Ventoux. “De race naar de dood”, zegt hij met zachte stem. “Die fatale Tourdag zal ik nooit vergeten.”
Snikhete dag
“We verbleven met de Belgische ploeg in hetzelfde hotel als de Britse, bij wie Tom Simpson als gewezen wereldkampioen de absolute kopman was”, keert de Bruggeling terug in de tijd. “De renners in het hotel, wij op de parking. Onze bureau, noemde ik dat. De renners kwamen geregeld tot bij ons. Om te zeggen welk verzet ze op hun fiets wilden. Of, zoals Rik Van Looy, om een sigaretje te vragen.” (lacht)
“Zoals elke rit nam ik die dag plaats achteraan in de auto, met ploegleiders Cois Cools aan het stuur en Lomme Driessens op de passagierszetel. Het was een snikhete dag! Op de Mont Ventoux reden we, samen met de Britse volgwagen, bij het eerste achtervolgend groepje met Jos Huysmans. Die volgde op 300 meter van de twaalfkoppige kopgroep, waar we ook een renner hadden zitten. We zaten dus perfect: we konden alles zien en meteen ingrijpen bij onze twee renners.”
“Op Radio Tour hoorden we dat Tom Simpson moest afhaken in de kopgroep. Eenmaal bij het tweede groepje probeerde hij nog het wiel van Huysmans te volgen, maar ook dat lukte niet. Hij zwalpte naar rechts en liet zich vallen op de flank van de berg. De mecanicien van de Britse ploeg zette hem weer op zijn fiets en duwde hem opnieuw in gang. Simpson doolde echter naar het midden van de baan en viel voor de tweede keer. Weer stak de mecanicien hem in gang. Simpson zwalpte daarna naar de linkerkant van de baan, richting afgrond.”
“Scheer je weg!”
“Ik sprong uit de wagen en verkocht die Britse mecanicien net geen klap. Scheer je weg! Wil je hem vermoorden misschien? Met mijn twee handen greep ik het kader van Toms fiets vast. Zijn ogen zaten bol. Had ik hem niet vast, was hij weer gevallen of in het ravijn gereden. Tom, maintenant c’est fini, zei ik tegen hem. Ik hielp hem van de fiets en legde hem zachtjes op de grond.”
“Met een wuifgebaar maakte ik zijn mecanicien opnieuw duidelijk dat hij weg moest. Kort daarop snelden een verpleegster en arts Dumas ter plaatse. Zij probeerden hem te reanimeren. Toen zat ik alweer in de auto, want Cools en Driessens schreeuwden me toe dat we naar onze renners vooraan in de wedstrijd moesten. De koers ging voort…”
“Als ze Tom hadden geholpen toen hij zich de eerste keer liet vallen, had hij nog geleefd!”
Pas ‘s avonds in het hotel hoorde Fernand dat Tom Simpson overleden was. “Ik ben er zeker van: als ze Tom hadden geholpen toen hij zich de eerste keer liet vallen, had hij nog geleefd! ‘s Anderdaags was er een minuut stilte voor de départ. Dan zag je bij al die stoere mannen een traantje langs de wangen glijden. Een start à pied. Vin Denson en Barry Hoban kregen een vrijgeleide om als eerste over de streep te rijden als eerbetoon aan hun vriend. Hoban won de rit. Twee jaar later huwde hij met de weduwe van Tom…”
“De familie van Simpson heb ik nooit gehoord of gezien. Ik had gehoopt dat het verhaal ooit via mijn nicht, de kapster van zijn weduwe, ter sprake zou komen, maar helaas. Ik ben er toch de laatste momenten bij geweest. Zoiets kun je nooit vergeten.”
Amfetamines
Een combinatie van de verzengende hitte, totale uitputting, alcohol – onderweg had hij een fles cognac gedronken – en amfetamines – die staken nog in de zakjes van zijn koerstrui – bleek uiteindelijk de doodsoorzaak. “Een journalist vroeg me of ik er niet aan gedacht had om de producten uit zijn zakken te halen. Waarom zou ik dat doen? Ik moest maar die grijpbeweging doen en ‘s anderdaags had in alle kranten gestaan dat ik er iets in had gestoken. Ik ben niet gek, hoor.”
“Bij de aankomst werden de wagens van de Britse en de Belgische ploeg meteen aan de kant gezet door de Franse politie. Twee uur hebben we in het commissariaat gezeten, terwijl ze de wagens volledig doorzochten. Zonder resultaat.”
Irene vermoord
Twaalf jaar later trof het noodlot Fernand Tuytens zelf. Na een banaal verkeersongeval verloor hij zijn echtgenote Irene. “Mijn dochter en mijn vrouw werden in Sint-Pieters aangereden door een dronken chauffeur. Ze waren volledig in hun recht.”
“Mijn vrouw brak bij het ongeval haar been en werd naar het ziekenhuis gebracht. Om haar te opereren, brachten ze haar in slaap. Ze is nooit meer wakker geworden… Vermoord, noem ik het. Blijkt dat ze een product hadden toegediend dat ze niet meer mochten gebruiken. Mijn vrouw was amper 50 en in de fleur van haar leven.” (stilte)
“Irene… Een nonnetje vertelde me ooit dat Irène koningin van de vrede betekent. Ja, dat was ze ook. (stilte) Mijn dochter Ann is ‘t beste kind van de wereld. Mijn oogappel. Maar je zult het nooit geloven, ik heb haar al 32 jaar niet gezien. Elke ochtend wrijf ik over alle foto’s van haar op mijn koelkast. Kom nog eens naar papa, fluister ik dan…”
Andalusië
“Daar zit je dan, alleen in de fietsenwinkel. Anderhalf jaar na haar overlijden belde een kennis. Hij verkocht woningen in Andalusië en vroeg of ik eens wilde gaan kijken. Met een bende van 14 mensen stapten we het vliegtuig op. Er was één iemand die kocht: Fernand. Zo zat ik plots in Andalusië, in een villa met mijn twee honden. Daar kwam ik in contact met Anita, die afkomstig is uit Torhout. Met haar woon ik nu op een appartementje in Merksem.”
Geen fotofinish
Met weemoed denkt Fernand terug aan zijn koersjaren en fietsenbusiness in Assebroek. “Dankzij een goed Belgisch kampioenschap en sterke Ronde van België in 1954 bij de onafhankelijken werd ik opgepikt als beroepsrenner.”
“Mijn sterkte? Ik kon de kat uit de boom kijken en bestuderen wie er nog fris zat. Daardoor heb ik veel dichte prijzen gereden. Ik had geen sprint, ik moest alleen finishen. Het was de tijd dat de fotofinish nog niet bestond. Je moest dus geluk hebben dat de begeleider meer dan vijf nummers kon opschrijven op zijn briefje. Zesde of zevende bestond niet, het was allemaal ex aequo.” (lacht)
“De koers is mijn leven. Snij mijn maag open en er zit een koersfiets in”
“In grotere koersen hadden ze een betere tactiek. Ze namen een dikke koord en gingen rond het groepje staan om de nummers af te trekken. Zo herinner ik me de Ronde van Lombardije, toen ik naast Wilfried Salembier over de meet kwam. Scheel van de dorst moet ik iets hebben om te drinken. Ik zocht een dorstlesser, maar intussen hadden ze het touw gespannen. Ik zat er niet in… Weet je als hoeveelste ik genoteerd sta? Als allerlaatste. (lacht) Ik heb er al aan gedacht om hen te schrijven om me de plaats te gunnen die ik verdiende.”
Fietsenzaak
“Nog tijdens mijn fietscarrière hield ik samen met mijn vrouw eerst een café en later een fietsenzaak met benzinepompen open in de Vossensteert. Mijn dochter had een outletfietsenwinkel iets verder in Assebroek. ‘s Avonds belde ze door hoeveel fietsen ze verkocht had. Ik zette die dan in orde.”
“ De combinatie met die winkels maakte het koersen zwaar. Op een moment moesten alle fietsen reflectoren hebben. Daags voor Gent-Wevelgem werkte ik tot ‘s nachts aan die kattenogen. Maar in Wevelgem ging ik wel met de eersten mee naar de meet… Dan denk je: had ik me die dagen maar kunnen soigneren… Later combineerde ik mijn fietsenwinkels met de rol van vaste mecanicien van Lomme Driessens. De koers is mijn leven. Snij mijn maag open en er zit een koersfiets in.”
Het beste van KW
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier