Nina Van Rie, een jaar na de dood van haar ‘Leetje’: “Mijn veilige haven is weg”

Nina en haar man Leander. (gf)
Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Hij was een van die figuren die armen te kort kwam om naar mensen te zwaaien. Je zag hem overal waar er iets te beleven viel. En sloeg ergens de sleur of de saaiheid toe, dan veranderde dat als hij in de buurt was. Meestal voorzien van die dartele, vrolijke verschijning, dat zonnetje van een meisje. Maar een jaar geleden kwam de wereld rond dat opgewekte koppel abrupt stil te staan, toen de 29-jarige Leander Cannaert uit het leven stapte. Zijn Nina stond er op haar 27ste plots alleen voor. De zon die ze was verdween achter dikke, donkere wolken. Een jaar later prikken de eerste stralen schuchter door dat wolkendek. “Het heeft zes maanden geduurd vooraleer ik door alle paperassen was. Daarna kwam de klop. En het besef dat ik alleen was”

Zijn echtgenote kende hem al 12 jaar. Ze waren jeugdliefjes. Straks is het de tweede keer sinds zijn overlijden dat ze Allerheiligen meemaakt. “Er zijn andere dagen die veel meer voor me betekenen,” zegt de kinderverzorgster die zelf verrast is door hoe dapper ze in het leven staat.

“Ik was nochtans altijd de eerste die in tranen schoot,” zegt ze lachend. Ze was altijd een zonnekind. “Lachen is de beste remedie,” zegt ze. En wie van niets weet, zal denken dat ze niet veranderd is. Ze blijft een goedlachse en levendige jongedame, maar “soms begin ik uit het niets te snikken. Onlangs nog toen ik een liedje van ons hoorde, toen ik aan het stuur zat. Opeens was ik weer bij die tragische dag.” 3 oktober, een zaterdag.

Een waas

“De dag voordien was hij met vrienden uit geweest. Hij werkte in de bouwsector. En eigenlijk was hij van plan om te gaan werken. Maar ’s morgens voelde hij zich niet lekker en was hij moe. Ik zei: ‘Dat werk kan eens wachten. Doe het gewoon rustig aan vandaag.’ Maar hij wou per se toch even naar zijn atelier. Ik had met vriendinnen afgesproken om in Petit Paris te gaan lunchen. We zaten met zijn vijven aan een tafeltje, toen plots de ene na de andere telefoon kreeg en wegliep van tafel.”

“Ik voelde dat er iets aan de hand was en dus liep ik ook naar buiten. Bleek dat het nieuws van zijn overlijden al de ronde deed. Op de duur waren er al velen op de hoogte, voor ik het wist. Maar hoe je dat ook te weten komt, het komt hard aan. De rest van die dag is een waas. Ik weet wel dat ik dan nog naar de spoeddienst ben geweest. Ik was met de fiets en ik geloofde het niet. Ik zei: “Ik ga naar de spoed, hij zal daar naartoe gebracht worden…” Maar dat was niet het geval. En ik zeg het: ‘De rest is een waas.’ Zelfs die hele week. Je wordt geleefd. Je kunt je dat niet inbeelden. Ik had eerder mijn oma verloren en hoewel me dat ook wel aangreep, kan je dat niet vergelijken. Het is de gang van het leven. Maar iemand van 29 die moet gaan, neen.”

De beste familie en vrienden

“Ik heb veel geluk dat ik de beste familie en vrienden ter wereld heb. Thuis zijn we met drie zussen. Mijn ene zus zei meteen: ‘Kom zondagmiddag bij ons eten.’ Het hele gezin was daar, de zussen met hun mannen erbij en mijn ouders. In zijn voltalligheid waren we altijd met acht. En opeens waren er nog slechts zeven. Ik voelde meteen: er klopt iets niet. Ik was de hele tijd naar de voordeur aan het kijken. Ik dacht: hij komt straks nog. Het gebeurde nog dat hij bezig was en later kwam. Maar het gemis was plots zo sterk dat ik zei: ‘Ik moet naar mijn vriendinnen.’ In Bissegem waren Chiro en KSA altijd gescheiden, meisjes en jongens apart. Ik was vroeger bij de Chiro, Leetje bij de KSA. Daardoor waren we het gewoon om apart te zitten, de vrouwen en de mannen. Daarom wou ik naar de vriendinnen. Daar viel het minder op dat hij er niet was.”

Dat hele jaar heb ik beleefd in de achteruitkijkspiegel

“Die week hebben mijn vriendinnen meteen allemaal vrij genomen. Ongelofelijk eigenlijk. Mijn mama dacht dat ik bij hen zou blijven slapen. Ze zei: ‘Je gaat niet meer thuis willen slapen.’ Maar ik ben direct naar huis gegaan. Ik wist: hoe langer ik het uitstel, hoe moeilijker het wordt. De eerste week bleef mijn beste vriendin bij me slapen en daarna hebben ze afgewisseld. Ik denk dat ik de eerste drie weken iemand bij me had, tot ik zelf aangaf dat het zou gaan. In het weekend bleef er geregeld iemand overnachten, maar in de week moest ik ook weer gaan werken. Want ik ben zelfstandig en ik had anders geen inkomen. Ik had ook nog geen zicht op de financiën. Al was de kans dat ik zou verhongeren klein. De vrienden van de horeca, Petit Paris en Café Fernand, zorgden ervoor dat mijn diepvries altijd vol zat. Hoe zacht en aardig iedereen voor me was, intussen was ik eigenlijk redelijk hard voor mezelf. Ik begon te werken, terwijl ik daar eigenlijk nog niet toe in staat was. Ik sliep hooguit twee uren per nacht. Sommige dagen vroeg ik me af hoe ik op mijn werk was geraakt. Het was eigenlijk onverantwoord. Maar op het moment zelf denk je: dat zal wel lukken, ik zal er deugd van hebben. Wat moet je ook hele dagen thuis zitten doen?”

Het verdriet delen

“Twee weken na de begrafenis ging het land voor de tweede keer in lockdown. Ik ervoer dat als positief. Omdat ik zo niet voortdurend onder de mensen hoefde te komen. Ik zag natuurlijk nog mijn ouders en mijn dichtste vrienden. Soms sloop ik ’s nachts nog over de straat. Officieel mocht het niet, maar had ik strikt de regels gevolgd, ik was gek geworden. Ik had plots ook de handen vol. Omdat er na zo’n voorval financieel en administratief veel te regelen valt. Daar schrik je van. Hannelore Bedert heeft het daar al over gehad. Gelukkig sprong mijn nicht, Billy Buyse, meteen bij. Ze schrok er ook van hoeveel er op me af kwam. Vooral zaken die je op dat moment kunt missen als kiespijn. Die begrafenis moest geregeld zijn. Leetje zijn familie hielp daar wel bij. Omdat ik zijn echtgenote was, had ik in principe in alles het laatste woord, maar doordat hij zo jong was, hield ik uiteraard rekening met zijn familie. We kenden elkaar 12 jaar, terwijl zijn broer, zijn zus en zijn ouders hem al 29 jaren kenden. Hij was niet alleen een echtgenoot, hij was ook een broer, een zoon, hij was voor iedereen iets. Ik snapte snel dat ik hem moest delen, het verdriet ook moest delen. Daar haal je ook troost uit. Het heeft zes maanden geduurd voor ik door alle paperassen was. En dan kwam de klop, het besef dat ik alleen was.”

Nina Van Rie. (foto KDS)
Nina Van Rie. (foto KDS) © Kurt De Schuytener

“Dat hele jaar heb ik beleefd in de achteruitkijkspiegel. Elke dag dacht ik aan wat we diezelfde dag een jaar eerder deden. Maar sinds kort is het anders. Als ik nu een jaar terugkijk, was hij er ook al niet meer. Straks is het niet meer de eerste kerst zonder hem. Dat beseffen was ook weer even slikken. De herinneringen op Facebook en Instagram lijken al van lang geleden. Dat vind ik confronterend. En anderzijds denk ik dan: wauw, je bent al zover. Het is dubbel.”

Het leven is te kort

“Natuurlijk zit ik nog met vragen. Maar je leert te relativeren. Ik weet dat er perioden geweest zijn dat Leetje niet goed in zijn vel zat. Het gevoel dat ik hem dan blijkbaar niet gelukkig kon maken, knaagt wel eens. Het was niet dat we veel ruzie hadden. De laatste maanden ging het juist heel goed. Maar het was een beestje in zijn hoofd. Ik vind dat een ziekte. Om het cru te zeggen, het is een beetje als kanker. Het is iets dat aan je vreet en blijft vreten. Drie jaar geleden verloor hij een goeie vriend met wie hij was opgegroeid. Dat was voor hem een zware klap. Hij voelde zich schuldig dat hij er niet genoeg voor hem was geweest. In die periode kwam alles samen. We waren getrouwd in 2018, we zaten thuis volop in de verbouwingen, het viel gewoon op een heel slecht moment. Maar ik zeg het: de laatste tijd ging het net beter. En dan denk ik wel eens: misschien is het zoals mensen die palliatief zijn, dat ze net voor hun dood nog een opflakkering hebben. We gaan het nooit weten.”

Mijn tijd met ‘Leetje’ zal ik altijd blijven koesteren

“Ik weet niet of mijn persoonlijkheid is veranderd door wat er gebeurd is, maar ik weet wel dat ik onzekerder ben geworden. Misschien door de gedachte dat ik hem niet gelukkig heb kunnen maken. Ik voel me daar niet schuldig over, maar ik heb wel het gevoel dat ik ben tekortgeschoten. Misschien hadden we samen meer moeten doen, in plaats van gewoon na het werk in de zetel voor de tv te gaan zitten om te zien hoeveel miserie er overal in de wereld is. Eigenlijk is mijn veilige haven weg. De persoon die er dag in, dag uit was. Mijn collega’s op het werk zijn super en tonen tonnen begrip. Maar dat is niet hetzelfde. Mijn vriendinnen zijn er altijd en zonder hen stond ik absoluut niet waar ik nu sta, maar dat is anders. Mijn familie is er altijd voor mij, maar ook dat is anders. Soms konden we niet met elkaar, maar we konden vooral niet zonder elkaar. Als je nog maar naar elkaar keek, wist je al wat de ander dacht. Dat dat allemaal is weggevallen, daar heb ik veel moeite mee.”

“Leetje stond altijd klaar voor iedereen. Hij cijferde zichzelf vaak weg. Eén keer heeft hij aan zichzelf gedacht. Met tragische gevolgen. Natuurlijk, als er zoiets gebeurt, zoeken velen een schuldige. Je hoort de meest gemene roddels. En soms is dat hard. Je weet nooit hoe het leven van een ander in elkaar zit. Ik heb trouwens geleerd om ook niet meer over anderen te oordelen. Je weet niet welke rugzak iedereen meedraagt. Gewoon iedereen graag zien, want het leven is te kort. Soms denk ik: ik ben al 28. Maar mijn papa zei me onlangs nog: “Je kan binnen twee, drie jaar nog iemand leren kennen met wie je 40 jaar samen bent.” Ik was 9 jaar samen met Leetje. Dat is veel op een jong leven. Maar als ik ouder zal zijn, zal 9 jaar niet zoveel zijn. Maar het zal wel altijd een periode blijven die ik zal koesteren.”