De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Marie-Jeanne Soetaert runt al 70 jaar kruidenierszaak van haar grootmoeder

Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Toen Marie-Jeanne Soetaert onlangs haar 88ste verjaardag vierde, deed ze dat op dezelfde plek als de voorbije 70 jaar: in haar winkeltje in de Kortrijksestraat in Harelbeke. Eerder runden haar moeder Elza en haar grootmoeder Bertha de kruidenierswinkel waar de tijd bleef stilstaan sinds 1919. Aan stoppen denkt Marie-Jeanne nog niet. “Ik moet bezig zijn, stilzitten is niks voor mij.”

“Hoelang zit dat winkeltje hier eigenlijk al?” Ze antwoordt niet, maar loopt door de keuken naar de koer en komt terug met een plastic zak. Onder de groene krans die erop afgebeeld staat, prijkt haar naam in grote letters: Marie-Jeanne. Daarboven staat het herkenbare geveltje van haar winkel met de naam van haar grootmoeder erbij: Bertha Seynaeve. En daaronder: Sinds 1919. Ze wijst naar het jaartal: “De mensen blijven zeggen: We gaan naar Bertha Seynaeve’s. Sommigen noemen mij Bertha. En dat mag”, lacht ze. “Mijn grootmoeder trok met paard en kar naar Nazareth om boter te halen. Grote stukken boter. De tijden zijn veranderd.” Kan best zijn, maar het winkeltje is wel hetzelfde gebleven.

Zelf is Marie-Jeanne van het jaar 1933. Nu 88 dus. “Van haar 17de stond ze in de winkel”, vertelt haar zoon Carl later op de middag. “Haar twee broers mochten studeren aan de universiteit, maar zij moest als meisje thuisblijven.” Van #metoo was toen nog lang geen sprake. “Dat was zo in die tijd”, zegt Marie-Jeanne. Je hoort tussen de regels door dat ze er wel gemengde gevoelens bij had. “Mijn moeder commandeerde graag. Doe eens dit en doe eens dat. Ik heb dat nooit gedaan. Later heb ik voor haar en voor mijn vader moeten zorgen.” En zorgen is ze altijd blijven doen. Voor haar man Luc Bourry. Hij kwam uit een gezin met drie jongens. En hij zou Marie-Jeanne ook drie jongens schenken.

Een van de broers van Luc was Marc Bourry, de befaamde socialistische burgemeester en volksvertegenwoordiger van Harelbeke. “Maar hij had geen kleur”, zegt Marie-Jeanne. “Als de belastingformulieren moesten ingediend worden, stonden de mensen drie straten ver aan te schuiven om ze door hem te laten invullen.” Drie straten? Zo ver geraakt Marie-Jeanne niet meer. Ze komt haast niet meer buiten. Zelfs de grote werken op de markt heeft ze nog niet gezien. “Jawel, op het schermpje van Carl. Voor de rest loop ik niet ver meer. Op donderdag naar de kapster, hier om de hoek. Of anders eens naar de bakker of de slager, de buren dus”, lacht ze.” Het is pas wanneer onze fotograaf Christophe binnenstapt dat we die mooie lach van haar te zien krijgen. Voor hem wil ze wel even dat mondmasker uitdoen. Ineens is ze vijftien jaar jonger.

Vrouwen aan de drank

Het is maandagmorgen en er is nog maar weinig passage. Heimelijk drank inslaan, lukt hier beter dan in een warenhuis waar iedereen kan zien wat er op de band bij de kassa voorbij rolt. Verbazend genoeg zijn de meeste grootverbruikers hier vrouwen. “Sommigen komen hier dagelijks drie, vier literflessen wijn halen”, zegt Marie-Jeanne. “Ik vraag me af of ze er zich mee wassen. Mocht ik één glas drinken, ik zou al wankelen… Onlangs was er een vrouw die achteroverviel met haar hoofd tussen de bierblikjes. Gelukkig geraakte ze nog zelf recht.” Eventjes valt ze stil en zegt dan plots vanuit het niets: “Ik kan met iedereen overweg. Dat moet ook. Soms moet je een vuist in je zak maken.”

Ik moet bezig zijn, stilzitten is niets voor mij

Marie-Jeanne is niet al te best meer te been. Verre terten goa nie mjè, zegt ze. Gelukkig is haar winkeltje niet groot en vindt ze overal steunpunten om op te leunen. Toch denkt ze nog niet aan stoppen. “Ik moet bezig zijn, stilzitten is niets voor mij. Mijn papa’s zus was een kloosterzuster. Toen ze op een gegeven moment haar activiteiten staakte, was er in de kortste keren niets dat nog lukte. Ze moest haar bril afzetten met een breinaald. Zo verlamd was ze. Ik zou het niet willen meemaken. Ik zal me ook altijd de woorden herinneren van een verpleegster uit Harelbeke die ooit mijn vader aan tafel zag zitten: Alsjeblieft, mijnheer Soetaert. Al loop je maar rond de tafel, beweeg. Beter dan te blijven zitten.”

Zonder smaak

De bejaarde kruidenierster is inmiddels zeventien jaar weduwe. Maar ook toen haar man overleed, overwoog ze niet om ermee te stoppen. “Nee, ik was juist blij dat ik nog volk zag. Rond de jaren ’90 heb ik kanker gehad. Lymfeklierkanker. Ik was in behandeling in Brugge. Na iedere raadpleging in het ziekenhuis in Brugge moest ik veertien pillen slikken. Die had ik binnen tegen dat we weer in Harelbeke aankwamen. Op een gegeven moment was ik al mijn haar en mijn tanden kwijt, maar ik gaf geen krimp. Het is de courage die me recht heeft gehouden. Ik ben nooit bij de pakken blijven zitten. Mijn man leefde toen nog. We vertrokken ’s morgens om half zeven en als we terug waren, trok ik onmiddellijk de rolluiken weer op en ging de winkel open. In die tijd gingen we elke week eten in het Gemeentehuis in Kuurne en zodra ik een hap binnen had, stond de kelner daar al: Smaakt het, madame? Ik had kunnen doodvallen. Nu hoor ik mensen die hun smaak kwijt zijn door corona. Wel, ik heb het bijna twee jaar zonder smaak moeten stellen. Lastig hoor. Vooral als je moet koken. Je smaakt niet of je gerechten genoeg gekruid zijn. Ik ben toen twintig kilo vermagerd.” Terwijl ze het zegt, vult ze de sigaretten aan. Waarop allemaal akelige afbeeldingen prijken van de vieze ziekten die je kan krijgen door het roken. “Sigaretten blijven verkopen. Ze mogen kosten wat ze willen, wie rookt zal daardoor niet stoppen. Nee, er wordt niet minder gerookt dan vroeger. Contrarie. Veel meer.”

Luiheid

Met haar levenseinde is ze nog niet bezig. “Ik ben daar gerust in”, lacht ze. “Ouderen die in rusthuizen vertoeven en hele dagen samen zitten te drinken in de cafetaria’s van de residenties met serviceflats, zijn hele dagen met hun dood en die van anderen bezig. Maar zolang ik ze nog allemaal op een rijtje heb, krijg je mij daar niet binnen.”

Het is de courage die me recht heeft gehouden. Ik ben nooit bij de pakken blijven zitten

Ze loopt met enkele tomaten, aardappelen en een paar kroppen sla naar de keuken en ondertussen vertelt ze dat ze nog weinig fruit en groenten verkoopt. “De mensen doen geen moeite meer. Ze zitten dan wel hele dagen naar kookprogramma’s te kijken, maar ze koken nog nauwelijks zelf. Ik zie ze hier ’s middags in de buurt aanschuiven voor een belegd broodje. Dat is hun eten voor de dag. Mensen zijn lui geworden. De tijd is voorbij dat ze in hun potten stonden te roeren. Als ze soep eten, is het er uit pakjes of blik.”

Dagelijks koken

Bij Marie-Jeanne was het anders. Ze stond dan wel hele dagen in de winkel, tussendoor kookte ze ook nog voor haar gezin. Dat doet ze nu nog altijd voor haar jongste zoon, Carl (55), die boven de winkel en in het huis ernaast woont. Hij heeft het bedrijf van zijn vader overgenomen dat in verpakkingen doet, Bovan in Deerlijk. “Hij is wellicht nog nooit naar huis gekomen dat er geen eten was. En pas op, het moet in orde zijn, want hij heeft bijna 15 jaar kooklessen gevolgd in avondschool op Spermalie in Brugge, dus ik moet niet zomaar wat in de pot gooien.” Carl is haar dankbaar. “Voor mij is dat een groot gemak. We eten en we drinken daarna nog een koffietje en dan ga ik naar mijn eigen huis en doet zij een dutje. Mijn andere broer Kurt (57) woont nog bij haar, aan het einde van de tuin. Daar staat haar huis. Hij woont ook deels in Rio de Janeiro, maar nu met corona is hij al de hele tijd hier. Ze doet nog de was en de strijk voor ons.”

Dat had ze al verklapt. “Vorige week heb ik nog vijftien hemden gestreken”, zei ze. “Ik heb twee wasmachines en twee droogkasten om alle was te kunnen doen. En het is al zeven weken dat ik geen poetsvrouw meer heb. Ze werkt in de zorg en natuurlijk kunnen ze daar nu niet zonder haar.” Marie-Jeanne heeft intussen ook haar boosterprik gekregen en ook tegen griep is ze gevaccineerd. En het masker gaat zelden af. “Ik doe af en toe eens zoals de vissen”, zegt ze. “Zoals zij naar boven komen om naar lucht te happen, schuif ik mijn neus nu en dan boven het masker om adem te halen.”

Uit nostalgie

Veel mensen komen nog bij Marie-Jeanne omdat ze dat al hun hele leven doen. “Uit nostalgie”, zegt een man die er 40 jaar geleden als kind zijn snoepjes kocht. Nu koopt hij er sigaretten. “Ik kom hier de sfeer van vroeger opsnuiven”, zegt hij. Buurman Gino Desmet is 60 en heeft het winkeltje altijd gekend. Het mag er dan uitzien als een museum en Marie-Jeanne zelf mag er dan de attractie zijn. “Je zou niet geloven hoe goed dat hier nog draait”, zegt hij. “Als het overal elders gesloten is, is het hier open. De mentaliteit van vroeger, hé.”

“Alles doet ze zelf”, zegt buurvrouw Inga Messiaen die altijd een oogje in het zeil houdt. “Mijn zoon Emre is de chouchou van Marie-Jeanne. Ze fleurt op als ze hem ziet. Als er iets zwaars versleept moet worden en er is geen van de zonen in de buurt, dan komt hij een handje toesteken. Ze doet zelf genoeg voor de mensen. Marie-Jeanne heeft een gouden hart. Altijd klaar om iedereen te helpen.”

haar leven

Carl helpt haar wat met de boekhouding, maar voor de rest trekt ze nog haar plan. Hij weet niet hoe lang ze er nog mee doorgaat. “Het grappige is dat mijn oudste broer Tom (62) in mei met pensioen gaat. Hij werkt bij Beaulieu. Wie kan er op die leeftijd zeggen dat zijn ma nog werkt? Het is haar leven, haar sociaal contact. Haar geheugen blijft goed, net als haar manier van redeneren. En tellen heeft ze altijd gekund. Toen ze 65 werd, kwam er plots een brief van de pensioendienst: jij moet met pensioen. Toen hebben we moeten kijken voor een oplossing. Bij de invoering van de euro hebben we haar de nieuwe kassa uitgelegd en die hindernis heeft ze genomen. De volgende stap wordt het verplicht elektronisch betalend verkeer. Die stap zal ze niet meer zetten, denk ik. Ze moeten haar maar een boete geven en in de bak steken”, schatert hij.