Madeleine beleeft heel wat anekdotes in ‘t Schipke: “Ik kan zeker drie encyclopedieën vullen”

Cafébazin Madeleine Dalle (rechts) met enkele vaste stamgasten. (foto IV) © IV
Redactie KW

‘Daar in dat kleine café aan de haven, daar zijn de mensen gelijk en tevree. Daar in dat kleine café aan de haven, daar telt je geld of wie je bent niet meer mee.’ Als je ’t Schipke in Nieuwpoort op de Kaai 31 binnenstapt, stap je dit lied van Vader Abraham binnen. ‘De toog is van koper toch ligt er geen loper, de voetbalclub hangt aan de muur. (…) Een pilsje dat is der niet duur. (…) Maar, ’t glas is gespoeld in het helderste water, ja, ’t is daar een heel goed café’.

Hier in dit volkscafé bij Madeleine (67) is de toog nu wel niet van koper, maar voor de rest klopt het plaatje. Oud en jong, iedereen is welkom, men praat er over de alledaagse dingen en allerlaatste nieuwtjes, over tv-programma’s en voetbal. Een pintje kost er 2 euro en is altijd verzorgd en met liefde getapt. Iedereen kent iedereen, ben je geen vaste klant, toch ben je er welkom. Hier kan je nog lekkere verse garnalen eten met een Rodenbach. “Dit is nostalgie, als kind op vakantie aan zee met mijn ouders deden wij dat vaak”, zegt een vakantieganger op het terras.

Visserscafé

Madeleine staat reeds sinds haar 14 jaar achter de tapkraan. Haar moeder Conny hield café Ster der Zee open in Lombardsijde. “Als kind moesten we meehelpen, het cafeetje was gekuist voor we naar school gingen”, vertelt Madeleine. In 1991 nam ze ’t Schipke over samen met haar man zaliger Freddy Smagge. “Het is hier altijd een visserscafé geweest. Freddy was visser en voer rond vijf uur in de avond uit om in de ochtend met zijn vangst uit zee terug te keren. De vissers kwamen van boord om 6 uur ’s morgens en hij deed dan het café open. Hij heeft heel zijn leven gevaren en de laatste jaren was hij vislosser in de vismijn. Als de vis gelost was, kwamen ze naar het cafeetje hun poester, een koffie met een cognac in, drinken. Hij begon en ik – met mijn kleine kinderen – deed eerst m’n menage en kwam hem rond 9 uur aflossen. We woonden – en nu nog trouwens – in Lombardsijde. Dinsdag was mijn sluitingsdag, maar nu heb ik geen sluitingsdag meer”, zegt ze.

Het was een harde stiel: ondanks de luifel aan de vismijn trotseerden de lossers en sorteerders de gierende kaaie-wind, regen, sneeuw en koude. Ook het ijs waarin de vis bewaard werd, maakte dat ze verkleumd het café binnenkwamen om zich op te warmen aan een poester. “Nu komen er minder vissers en vislossers over de vloer, maar dat is ook logisch want er zijn nu nog maar vier vissersboten en twee garnaalboten in Nieuwpoort”, zegt Madeleine.

Plezante anekdotes heeft Madeleine na 31 achter de tapkraan in ’t Schipke met hopen meegemaakt. “Ik kan zeker drie encyclopedieën vullen met anekdotes, maar wat moet ik nu gaan vertellen, nu vraag je me iets. Er is hier ooit een man doodgevallen. Dat is niet plezant, hé, zegt Willy Deramoudt, vertel liever eens het verhaal van de verzekeringsinspecteur.”

Afgelekt ventje

Madeleine begint haar verhaal: “Toen ik met ’t Schipke begon in 1991 ging ik te rade bij mijn boekhouder Luc Dedecker om de zaak op te starten en de papieren in orde te brengen. Luc en ik zijn van hetzelfde jaar en zaten samen op de schoolbanken in Lombardsijde. Hij zei: je hebt maar twee zaken nodig: een brandverzekering en een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid tegen dat er hier een visser ’s morgens om 6 uur met de nodige poesters en bressac’s ‘de sulle mist’. Om die paperrassen rond te krijgen, moest er eerst een inspecteur van de verzekering langskomen. De verzekeringsmaatschappij Mercator had een afgelekt ventje op pad gestuurd om ter plaatse te komen kijken. ’k Weet nog goed, hij reed met een Audi, mooi gekleed en opgedaan, met een pot gel in zijn haar. De man moest van Antwerpen komen en Luc had met hem afgesproken op de Kaai. Maar Luc was een beetje te laat. Er zaten hier een aantal vissers redelijk in de poesters en de bressac’s en ze kregen dat ventje met zijn boekentasje in de gaten. Die mannen dachten niet beter dat het een of andere controleur was die ambetant kwam doen en die langskwam om mij te koeioneren. Ze gingen dat manneke eens aanpakken. Luc kwam net op tijd om in te grijpen. Toen hij aankwam stonden ze reeds rond dat ventje, klaar om zijn broek uit te trekken. Stel je voor, ze gingen zijn broek uitdoen en in de kaai werpen. Die man was redelijk in paniek en zag al zo wit als zijn mooie witte Audi.”

Geen opvolging

Madeleine heeft vier kinderen, zeven kleinkinderen en vijf achterkleinkinderen, maar niemand van de familie voelt zich geroepen om het cafeetje verder uit te baten. “Mijn zoon Sadik is visser en mijn oudste kleinzoon Jordi vaart ook nog en de derde kleizoon Kenzo vaart nu ook. Enzo is fileerder, mijn jongste is facteur en mijn dochter werkt in school. De dag dat ik hier stop, wordt het cafeetje afgebroken. Het is jammer maar mijn dochter heeft een mooie job in school en zal die niet laten staan”, zegt ze.

Gewone pintjes

’t Schipke is altijd een café geweest, reeds van na de Eerste Wereldoorlog. “Ik weet dat van de oudjes die hier komen. De oude klantjes komen ’s morgens en mijn kleinkinderen, mijn achterkommers, brengen ’s avonds de jonge gasten mee. Ze komen dan vogelpik spelen. Er is maar één cafeetje meer op de Kaai dat gewone pintjes verkoopt. Er was hier recent een verjaardagfeest van een van mijn kleinzonen en ze hebben hier weer in de draai en in de dans gezeten. De volkscafeetjes zullen weldra niet meer bestaan en iedereen zal dan spijt hebben dat ze er niet meer zullen zijn”, besluit Madeleine.

(Peter Germonprez)