Johan Lisabeth haalde 25 jaar geleden halve finale op Olympische Spelen in Atlanta: “Hoe ouder, hoe trotser ik op die prestatie ben”
Nu het olympisch atletiektornooi in Tokio in alle hevigheid losbarst, gaat het sporthart van Johan Lisabeth weer wat sneller slaan. Zeker dit jaar, exact een kwarteeuw nadat hij op de Olympische Spelen van Atlanta de halve finale op de 110 meter horden haalde, het hoogtepunt uit de carrière van de naar Ruiselede uitgeweken Tieltenaar.
Voor Johan Lisabeth is het ophalen van herinneringen aan zijn atletiekavonturen in Atlanta vaste prik als er zich weer eens Olympische Spelen aankondigen. “Afgelopen lente was ik nog in de Tieltse freinetschool (Het Reuzenhuis, red.) voor een vraaggesprek over het thema. Toen onze kinderen – nu twintigers – er nog school liepen, gaf ik ook eens een atletieksessie. Ik vind het altijd leuk om kinderen te zien wegdromen bij de gedachte dat ze ook ooit een topatleet kunnen worden.”
Hoe ben jij in de atletiek gerold?
Johan Lisabeth: “Als ik me het goed herinner, keek ik vooral op naar de prestaties van een neef die in het Gentse woonde. Hij is ruim tien jaar ouder en scoorde in de halve fond sterk op provinciaal en nationaal niveau. Aangezien we in een appartement boven het huidige horecapand van Koken en later in de Europawijk woonden, waren de sportvelden niet ver. Ik moet een jaar of negen geweest zijn toen ik me wou aansluiten bij AV Molenland, al moesten we wat aandringen. Misschien zagen ze niet direct het grote talent in mij.” (lacht)
Dat is precies wat toenmalig AVMO-secretaris Frans Vanluchene 25 jaar geleden in deze krant liet optekenen.
“Ik kan dat wel plaatsen, omdat AVMO in die tijd gespecialiseerd was in de lange afstand. Ik liep in mijn beginjaren vooral 800 meter en crossen in de winter en merkte dat ik, als ik aansluiting kon houden met het pak, de laatste 100 meter een fraaie eindsprint in huis had. Door die sprintsnelheid was ik ook geen slechte verspringer. Bij de pupillen en miniemen stelde ik de clubrecords in die discipline scherper.”
Wanneer was je je voor het eerst echt bewust van je talent op de hoge horden?
“Als scholier kostte het me weinig moeite om provinciaal kampioen te worden. De volgende jaren werd ik uitgenodigd voor stages met de nationale ploeg.”
Je koos voor universiteitsstudies industrieel ingenieur. Niet de gemakkelijkste richting om met topsport te combineren.
“Zowel op school als op de atletiekpiste kon ik teren op redelijk wat talent. Ik zat op kot in Gent en kon er ’s winters blijven trainen in een hal van Flanders Expo die als atletiekzaal werd ingericht. Omdat ik geen beroep deed op een topsportstatuut voelde ik nooit de druk van het moeten presteren. Aan de universiteit was ik ook altijd in eerste zit geslaagd, waardoor ik telkens mooie, lange zomers had om te trainen.”
Echtgenote An: “Ik schrok er soms zelf van hoe vlot het allemaal wel ging voor hem. Ik herinner me dat we aan de vooravond van een VK naar een trouwfeest moesten. Meneer vond het niet nodig om rond middernacht naar huis te gaan. Uiteindelijk vertrokken we na amper anderhalf uur slaap naar de meeting in Tessenderlo, waar hij al om 9 uur aan de start moest staan. Ik kroop achter het stuur, zodat hij nog wat kon bijslapen. Hij plaatste zich vlot voor de finale. Toen die echt wel begon te naderen, moest ik hem gaan zoeken en vond ik hem slapend achter een bord. Maar amper de slaap uit de ogen geveegd, won hij wel, hé.” (lacht)
Johan: “In mijn topjaren wezen testen aan het Sportkot in Leuven uit dat van de Belgische topatleten alleen Vincent Rousseau een lager vetpercentage had. Nochtans liet ik frietjes, snoep of een glaasje alcohol niet achterwege.”
Je verscheen met een aantal grote kampioenschappen in de benen aan de start in Atlanta. Wat was je ambitie?
“Ik droomde van de halve finale door mijn besttijd te verbeteren. In Atlanta bewees ik een echte kampioenschapsloper te zijn. In de reeksen liep het niet zo vlot, maar werd ik met een van de snelste verliezende tijden nog opgevist. In een sterke kwartfinale verbeterde ik echter mijn persoonlijk record naar 13’53”.”
In de halve finale verspeelde je meteen je kansen.
“Mijn reactiesnelheid bij de start was te traag. Op Belgisch niveau kon ik dan nog veel compenseren, maar op internationaal niveau moet je dan risico’s nemen met het gevaar om te struikelen. Zo zat mijn wedstrijd er al na twee, drie horden op. Maar de balans van het tornooi was natuurlijk heel positief.”
Wat zal je bijblijven van Atlanta?
“Het immense atletiekstadion. Mijn eerste loopdag zaten er 99.000 toeschouwers, de volgende dag ruim boven de 100.000. Het moeilijkste is dan om je daar niet te veel op te richten, want je hebt maar één kans om in iets meer dan 13 seconden tien hoge horden te bedwingen.”
Waar we je al in Sydney zagen, hield je het een jaar na je eerste Olympische Spelen al voor bekeken. Waarom?
“Ik kreeg door overbelasting te veel last van peesblessures. We kregen ook een dochter en dan was er nog mijn werk bij Deceuninck Plastics waarvoor ik vaak naar Oost-Europa moest.”
Ga je het olympisch atletiektornooi de komende dagen volgen?
“Zeker, al zal ik alleen opstaan voor de 110 meter horden.”
Dochter Flore: “Als hij dan in de zetel zit te kijken, zie je zijn been meebewegen bij elke horde.” (lacht)
Johan: “Wie in de buurt van mijn persoonlijk record loopt, zal dicht bij de halve finale uitkomen. Hoe ouder ik word, hoe trotser ik op die prestatie ben.” (TVW)
Johan Lisabeth
Privé: Johan Lisabeth, op 25 juni 50 geworden, en zijn vrouw An Muys (49) hebben twee kinderen: Flore (23) en Jasper (22). Het gezin woont al twintig jaar in Ruiselede, maar Johan groeide op in de stationsomgeving en later in de Europawijk in Tielt.
Loopbaan: Productmanager schrijnwerk bij Winsol, de Izegemse fabrikant van ramen en deuren in zowel aluminium als PVC.
Vrije tijd: Joggen, fietsen, tuinieren en fotografie.
Belfortbabbel
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier