Ivonne Stragier (85), bijna 35 jaar ‘kantinière’ van SV Wevelgem City: “Het kerkhof ligt vol met zogezegde onmisbaren”

Ivonne Stragier: “Toen ik 19 of 20 was, heb ik een keer Martini gedronken en dat is mij heel slecht bevallen. Sindsdien heb ik geen alcohol meer gedronken.” © JOKE COUVREUR
Christian Vandenabeele
Christian Vandenabeele Sportjournalist

Eind april werd Ivonne Stragier (85) door SV Wevelgem City in de bloemetjes gezet: na bijna 35 jaar dienst als kantinehoudster van de club hield ze er definitief mee op. “Maar dat wil niet zeggen dat ik niet meer zal helpen om spaghetti te maken voor 150 man”, zegt ze. “Of om tijdens de paasstage te koken voor 120 kinderen.” Het verhaal van ‘Vonneke’.

Het is vrijdagnamiddag en in haar woonkamer staat de televisie aan. Ivonne is aan het wachten op het begin van de tenniswedstrijd tussen Novak Djokovic en Carlos Alcaraz in de halve finale van Roland Garros. “Ik zie dat graag”, zegt ze. “Ik kijk naar alle sporten. Zeker naar voetbal natuurlijk, maar ook naar basketbal. Koers zie ik minder graag. Mijn broer Daniël heeft hier altijd gevoetbald. Net als zijn zoon Marnix. Miere noemden ze hem. Hij was niet groot, maar wel een hele goeie speler. Mijn kleinzoon David Vanneste is nu hulptrainer bij de eerste ploeg, mijn andere kleinzoon Kenny Vanneste speelt bij de Reserven B en mijn achterkleinzoon Tuur zit bij de U11.”

Geen druppel alcohol

“Ik heb twintig jaar café gehouden. Eerst tien jaar in café-feestzaal Ter Wijngaard, dan in ’t Zonneke en daarna ook in ’t Brouwerijtje. Maar ik heb al die tijd nooit een druppel alcohol gedronken. In mijn jonge jaren, toen ik negentien of twintig was, heb ik een keer Martini gedronken en dat is mij heel slecht bevallen. Ik heb toen gezegd: Ik ga nooit meer drinken. En dat heb ik ook gedaan! Het voordeel daarvan is dat je dan alles ziet, hé. (lacht) Toen ik gestopt was, vroeg iemand van het bestuur van Wevelgem City of ik de kantine niet zou willen openhouden. Ik heb ja gezegd en het heeft mij nooit gespeten. Ik heb het altijd graag gedaan. Dat is heel iets anders dan café houden. In een café zijn het altijd dezelfde klanten, onder wie ook dronkaards. Terwijl het in de kantine van een voetbalclub iedere keer weer andere groepen én veel moeders met kinderen zijn.”

“Sommige spelertjes moet je tegenwoordig goeie manieren leren. Bijvoorbeeld jongens die hun geld op de toog gooien en zeggen: Een coka! Dan doe ik alsof ik het niet gehoord heb, tot ze vragen: Mag ik alstublieft een coka hebben? Gasten die met hun glas op de toog tikken, om eerst besteld te worden, laat ik ook wachten. Het is elk om beurt. Ik was er elke dag. Ik stond niet alleen achter de toog, ik deed ook de was en de plas. Mijn man is vroeg met pensioen gegaan en was hele dagen thuis. Ik was van ’s ochtends in de kantine, ik kwam ’s middags naar huis om te eten en ’s avonds was ik weer weg naar de kantine. In het weekend waren het vaak lange dagen. De zaterdag van zeven uur ’s ochtends tot twaalf of één uur ’s nachts. En de zondag stond ik om zeven uur alweer koffie te maken voor de B-ploeg. Het was mijn leven.”

Memorial

In haar woonkamer hangt een mooie grote familiefoto. “Met mijn zoon, zijn kinderen en zijn kleinkinderen”, zegt Ivonne. “Alleen mijn man staat er niet op. Hij is al acht jaar dood. Mijn man heeft achttien jaar leukemie gehad. Hij is nog even beter geweest, met nieuwe medicijnen uit Zwitserland, maar hij wist dat er geen hoop meer was. Op het einde heeft hij nog tegen de voorzitter gezegd: Ze mag de kantine nooit laten, want anders zal ze in een zwart gat vallen en ook niet lang meer leven. Zo’n brave man.”

Ze haalt er zijn fotoboek bij. “Dit was zijn laatste oudejaarsavond. Op 31 januari is hij overleden. Zijn bureau ligt er nog altijd bij zoals hij hier is weggegaan. Ik kan daar niets van wegdoen. Mijn man heeft hier in Wevelgem 45 jaar lang Wijnberg Koerse georganiseerd. De wielerwedstrijd draagt nu zijn naam: Memorial Frans Vanneste. Ik geef nog altijd het boeket voor de winnaar en ik help ook sponsors zoeken. Na zijn dood heb ik tegen mijn zoon gezegd: Ik ga stoppen in de kantine. Maar hij zei: Wat heeft pa gezegd? Ik ben blij dat ik het uiteindelijk ben blijven doen. Je bent in het volk, hé. Dat is iets heel anders dan alleen zijn. Ik was daar graag. De kantine was mijn tweede thuis.”

Videoboodschappen

Vijf jaar geleden, toen ze tachtig was, is ze gestopt, maar dat bleek slechts tijdelijk. “Ik heb toen zelfs een groot afscheidsfeest gegeven. Maar de maandag daarop kon ik het niet gewoon worden en ben ik gewoon teruggekeerd.” (lacht)

Intussen is ze 85 en werd ze eind april in de bloemetjes gezet naar aanleiding van haar definitieve afscheid. “Ik wist van niets, ik kwam kijken naar mijn achterkleinzoon en werd verrast. Ik ben blij dat ik door iedereen zo graag gezien ben. Daar kan ik mij soms echt aan optrekken.” Ze toont ons op haar gsm enkele videoberichtjes die ze van ex-spelers van SV Wevelgem City kreeg. “Vonneke, dikke chapeau voor hetgeen jij voor het voetbal in Wevelgem gedaan hebt”, zien we Fanny Schamp daarop zeggen. “We konden je alles vragen, nooit was er iets te veel. Je bent met voorsprong de beste kantinière van het land.

“Wij waren thuis met elf. Enkel mijn zus en ik schieten nog over. Tijdens corona zijn er vijf broers gestorven”

Chapeau voor alles wat je gedaan hebt”, aldus Jeroen Blancke in zijn videoboodschap. “En mocht je je nog bedenken, dan moet je daar niet mee inzitten: dan gaan we wel een ander filmpje maken.” Het zal niet nodig zijn, denkt ze. “Natuurlijk, nu er geen voetbal is, denk je daar niet aan. Maar eens het weer begint, zal het wel kriebelen. Het zal raar doen. Want ik ben nog goed, ik kàn het nog. Maar bijna 35 jaar, dat is toch al mooi, niet? Ik heb 33 trainers en vier voorzitters meegemaakt. De donderdag na de training kaartte ik in de kantine altijd met mijn kleinzoon, de ploegafgevaardigde en een van de spelers. Kingen, van negen tot twaalf uur. Nu komen die de donderdag naar hier om te kaarten. Ik ga nog wel eens gaan kijken naar een mooie wedstrijd van mijn jongens, maar ik heb geen verplichtingen meer. Wat niet wil zeggen dat ik niet meer zal helpen om bij de start van het seizoen spaghetti te maken voor 150 man of om tijdens de paasstage te koken voor 120 kinderen. Ze hebben het mij al gevraagd. Ik deed dat allemaal graag. Maar ja… oud worden, hé. Er zijn er die zeggen dat ze mij al missen. Maar het kerkhof ligt vol met zogezegde onmisbaren.”

Gouden kinderen

Naast ons op tafel ligt een breiwerk. “Ik ben bezig met een trui te breien. En ik heb een groot huis om te onderhouden. Ik doe nog al mijn werk zelf – koken, kuisen, wassen en strijken. Eigenlijk is dit huis veel te groot voor mij alleen, maar ik zie ertegenop om te verhuizen. Anders was ik al lang weggeweest naar een appartement. Dit is mijn ouderlijk huis. Ik heb in mijn hele leven nooit elders gewoond. Ik ben de jongste van elf en alleen mijn zus en ik schieten nog over. Eén zus overleed toen ze nog maar 52 was en één broer toen hij 54 was. Tijdens corona zijn er vijf broers gestorven. We moeten ons sterk houden, hé. Ik ben blij dat ik een gouden zoon en schoondochter en gouden kleinkinderen en achterkleinkinderen heb. Ik heb een mooie tijd gehad en ben content dat ik op mijn 85ste nog zo goed ben. En voor de rest… het zal zijn wat het is, hé.”