Gerenommeerd natuurfotograaf Misjel Decleer: “Ik werd altijd maar verliefd”

Natuurfotograaf Misjel Decleer: “Ik ben een man van extremen.” © Davy Coghe
Hannes Hosten

Natuurfotograaf Misjel Decleer (72) is de ambassadeur van de nieuwe Westtoer-campagne ‘Adembenemende plekken’, waarbij 47 fotografen de schoonheid van de kust in beeld brachten. De geboren Oostendenaar was in zijn jeugd een hippie die een tijd met Arno samenwoonde, maar trekt nu het liefst met het fototoestel de rust van de natuur in. Soms wekenlang.

Misjel Decleer woont in Assebroek en is te vroeg aangekomen met de trein. Hij heeft nog even door zijn geboortestad Oostende gewandeld. “Ik hou van de mengelmoes en de drukte van de stad, maar ik heb ook rustpunten nodig. Ik ben een man van extremen”, zegt Misjel, die arriveert op sandalen, maar met dikke trui. Ook al is de lente is in ’t land, warm voelt het nog niet.

De zoektocht naar extremen blijkt ook uit Misjels levensloop. De broer van de vorig jaar overleden Hubert Decleer – de leraar zedenleer en mentor van Arno, die later naar Nepal trok en er een autoriteit werd in het Tibetaans boeddhisme – stond destijds in Oostende bekend als ‘Misjel de hippie’. Hij woonde 15 jaar lang afwisselend in India en in een bunker in het Zwin.

Heb je ook iets met boten?

“Heel veel zelfs. Vroeger wou ik een jacht kopen en er gaan wonen, maar toen leerde ik mijn vrouw kennen en die werd altijd zeeziek. We probeerden een tijd op een jacht te wonen, maar het lukte niet. Als huisfotograaf van het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) ging ik ook dikwijls mee op hun onderzoeksschip. De beestjes die we opvisten, nam ik mee voor het zeewateraquarium in ons huis. Dat is mijn televisie.”

Hoe word je natuurfotograaf?

“Ik was 15 jaar natuurgids in het Zwin, maar na een tijd was ik het beu om alleen maar babbelmachine te zijn en wou ik iets anders doen. Ik legde me toe op natuurfotografie en schreef zowel mijn vrouw als mezelf in voor een wedstrijd, maar allebei met mijn foto’s. Mijn vrouw haalde vijf prijzen en ik ook nog enkele. Zo is het begonnen. We zijn nu 50 jaar later en ik ben er niet meer mee gestopt. Het is al zo’n 35 jaar dat ik voltijds natuurfotograaf ben.”

Zijn er zo veel in België?

“Die ervan leven? Nauwelijks. Ik zet telkens weer projecten op, meestal in het buitenland, en als er drie grote magazines interesse tonen, ga ik ervoor. Mijn eerste grote opdracht was op het Isle of May, een Schots eilandje. Ik mocht mee met een visser, die me na twee weken zou komen halen. Ik sliep in een oude vuurtoren, waar de muizen aan mijn muesli knaagden. Ik had eten mee voor twee weken, maar het weer sloeg om en het ging stormen. Tienduizenden trekvogels, roofvogels, uilen… schuilden op het eiland. Prachtig. Die visser kon me pas na vier weken weer oppikken. Ik zat door mijn voedselvoorraad, maar overleefde op zeewieren en mosselen die ik er vond.”

Je moet er toch enorm veel geduld voor hebben?

“Ik heb geen geduld! Maar ik ben erg passioneel. Daardoor heb ik nooit het gevoel dat ik aan het wachten ben. Soms zit ik acht of negen uur in het water, in mijn dry suit. Ik heb ook een drijftentje. Je moet de dieren eerst observeren voor je mooie foto’s kan maken. Getijden, windkracht, maanstanden… spelen allemaal een rol. Daar gaat heel veel tijd in. Maar het is fascinerend.”

Is het een speciaal talent?

“Ik noem het geen talent, maar het is de tijd die ik erin stop. Mijn voelhorens zitten altijd uit. Een fotograaf is een opportunist. Je moet op het goede moment op de goede plaats zijn, niet vroeger of later. In Zweden zat ik eens anderhalve maand alleen in de natuur, om foto’s van de kuifduiker te maken. Dat is een soort fuut. Ik sliep in mijn busje met zonnepanelen, maar elke ochtend om vier uur was ik daar. Eerst moest ik het vertrouwen van de vogeltjes winnen, maar na een tijdje kwamen ze dichter en nog wat later paarden ze voor mijn neus. Als ze iemand anders zagen komen, vlogen ze weg.”

Je hebt een groot stuk van de wereld gezien. Wat bezielt je dan nog om ambassadeur te worden van een fotoproject rond onze kust, toch niet meteen de mooiste ter wereld?

“Vroeger zocht ik enkel het heel mooie, maar nu vind ik ook in achterbuurten dingen die de moeite waard zijn. Die hebben vaak iets authentieks, zoals oude scheepswerven en zo. Trouwens, als ik op mijn buik lig om één bloem te fotograferen, zie ik de rest van de wereld niet. Als je in Afrika tussen de leeuwen, giraffen en jachtluipaarden zit, let je niet meer op de kleine dingen. Maar hier is het een andere wereld.”

Word je rijk van die job?

“Nee. Nochtans leefde het hele gezin ervan, mijn vrouw en twee kinderen. Maar het was ook de manier waarop we leefden. Elk jaar gingen we zes maanden weg, ergens op de wereld. ’s Morgens vroeg en ’s avonds werkte ik, overdag deden we leuke dingen met de familie. Ons leven was één lange vakantie.”

Bijna drie jaar terug overleed je zoon Hannes op zijn 34ste bij een vliegtuigcrash.

“Het is het grote verdriet van mijn leven. Mijn zoon was mijn beste vriend. Hij was piloot en woonde in Botswana, waar hij toeristen naar lodges bracht die enkel per vliegtuig bereikbaar zijn. Ik vloog dikwijls met hem mee om foto’s te maken. We verstonden elkaar zonder woorden. Hemels was dat. Bij een vlucht met een reclamespandoek voor Waregem Koerse raakte hij uit koers door een parachute die voorbijkwam en stortte neer. (zwijgt) Het is niet normaal dat een vader zijn zoon begraaft. Dat is nog erger dan een partner verliezen, hoe graag je elkaar ook ziet. Maar een zoon… Dat is een stuk van je ziel.”

Hoe vond je de drive om toch weer aan het werk te gaan?

“Ik dacht eerst dat het gedaan was met me. Enkele weken was er niets dat me interesseerde. Ik lag te lang in bed, zat te wenen aan tafel… Tot ik op een bepaald moment dacht: ik moet vooruit. Het is de natuur die me gered heeft. Ik zag de metselbijtjes hun holletjes maken en de interesse kwam terug. Ik kwam stilaan tot mezelf door in de natuur te vertoeven.”

In augustus vorig jaar stierf je broer Hubert in Kathmandu.

“Dat was toch iets anders. Hij was 81 jaar en zwaar ziek, kanker. Maar ook al woonde hij ver hier vandaan, er bestond geen afstand tussen ons. Hij was tien jaar ouder dan ik, maar hij was het die me de liefde voor de natuur bijbracht. Bij ons thuis stonden aquariums, met salamanders en zo. Hij haalde een druppel water uit het aquarium en stak die onder de microscoop. We zagen raderdiertjes, trompetdiertjes… Als er al zoveel in één druppel zit, dacht ik, hoe fantastisch moet de wereld niet zijn. Mijn broer was heel goed in het stimuleren van mensen, zonder te zeggen wat ze moeten doen. Kijk naar Arno. Wat ik ook knap vond, was dat Hubert zijn zin deed, zonder opstandig te zijn. Hij wou weg en hij ging weg. Mijn zoon was ook zo.”

Ben je ook boeddhist, zoals hij?

“Mijn broer was een kenner van het Tibetaans Dodenboek, over de stadia tussen twee levens. Hij vertaalde het zelfs in het Nederlands. Mij komt het allemaal soms wat vreemd over, al vind ik de uitgangspunten en de symboliek van het boeddhisme heel mooi. Respect voor de natuur, voor de mens, voor alles.”

Was je erbij toen hij stierf?

“Ik maakte zijn laatste tien dagen mee. Hij was erg ziek en kon bijna niets meer zeggen. Dat vond ik jammer, want ik wou hem nog van alles vragen en vertellen. Maar ik ben blij dat ik geweest ben. We maakten ook het Tibetaanse overgangsritueel van de ene wereld naar de andere mee. Dat vond ik vreemd, voor mijn broer die anders altijd zo nuchter en helder was. In de eerste nacht dat we weer thuis waren, hoorden mijn vrouw en ik in bed plots een bosuil heel luid roepen. Het was net alsof hij in onze oren riep. Mijn vrouw werd wakker en riep: ‘Hubert!’ Achteraf bleek dat hij net op dat uur gestorven is. Ik ben absoluut niet met zulke zaken bezig, maar dat was toch héél bijzonder. Ik denk dat hij niet wou sterven terwijl we er waren.”

Jij hebt zelf ook een speciale band met India en Nepal. Hoe komt dat?

(twijfelt even) “Ik zal het je vertellen. Mijn broer was destijds kunstcriticus in Oostende. Op zijn 19de woonde hij alleen en iedereen kwam er over de vloer, ook veel kunstenaars. Ik liep er eens langs, ik was een jaar of 13. Iemand draaide een grote sigaret met kruiden in. Die werd doorgegeven, ook aan mij. Mijn broer zette raga op, Indische klassieke muziek. Ik was in één klap compleet weg en wou ook naar India. Door de muziek, want de inhoud van die sigaret kende ik niet. Al zal het er ook mee te maken hebben gehad.” (glimlacht)

Je woonde een tijd samen met Arno. Kwam dat door je broer, die zijn leraar was geweest?

“Nee. Ik wist eerst zelfs niet dat hij mijn broer kende. We ontmoetten elkaar in de legendarische muziekclub Folk & Blues in Oostende. Twee langharigen, terwijl iedereen toen kort geknipt was…. We moesten elkaar wel opmerken. Als het volle maan was, gingen we de hele lacht weg (gniffelt). Op een dag vroeg ik hem: ‘Zit jij hier elke dag?’ En zo werden we vrienden.”

“De kuifduikers vertrouwden me zo dat ze paarden voor mijn neus”

Jullie waren echte hippies.

“Het was een maffe wereld. Iedere dag met een ander meisje naar bed… of zelfs met twee verschillende (lacht). Er bestond toen nog geen aids hé. Ik werd altijd maar verliefd. En Arno niet minder, zeker niet. We woonden twee jaar samen, op vijf verschillende adressen. Maar op een bepaald moment had ik toch het gevoel dat ik beter weg ging, voor het zou ontploffen. Dan ben ik naar India vertrokken, met enkel een adres dat mijn broer me had gegeven. Ik ontdekte er een fantastisch natuurgebied, wellicht het meest intense ter wereld. Op iedere boom zaten 30 ooievaars, kraanvogels, lepelaars, roofvogels… 15 jaar lang verbleef ik er van het najaar tot het voorjaar. De rest van de tijd woonde ik in een bunker in het Zwin.”

Heb je nog contact met Arno?

“We bellen elkaar wel eens. Ik was ook nog bij hem thuis in Brussel, maar daar zou ik niet kunnen wonen. Dat is pure chaos. Het is geen gast die thuis kan zitten hé. Arno is ook eens naar het Zwin gekomen, voor enkele uren. Hij vond het heel tof, ook omdat het donderde en bliksemde. Maar dan moest hij plots weg. ‘Van een vogel kom ik niet klaar’”, zei hij. Het is heel moeilijk hem te kennen, ook al heb ik met hem samengeleefd. Maar ik heb Arno altijd geapprecieerd. Hij maakte mooie dingen en deed nooit zijn hoed af om ergens te geraken.”

Hoorde je hem recent nog?

“Enkele weken terug heb ik hem gebeld en ook eens met hem afgesproken. Toen ging het heel slecht met hem. Natuurlijk raakt het me hoe ziek hij is. Maar ik denk dat hij nu vooral rust nodig heeft. Ik wil zeker niet in de weg lopen omdat hij een figuur is.”

En je blijft intussen bezig.

“De natuur is mijn biotoop, dat is duidelijk. Ik zit nu veel achter de computer voor een project dat af moet, maar ik voel dat ik weer de natuur in moet. De hele wereld is één energie waar alles doorheen loopt. Dat noem ik ‘God’. Niet alleen de micronatuur, ook de macronatuur interesseert me. De sterren, het heelal dat uitdijt… Veel mensen lopen hun hele leven de wonderen voorbij. We moeten meer stilstaan.”

Bio

Privé: geboren in Oostende op 21 april 1950. Woonde 15 jaar afwisselend in India en in het Zwin, vestigde zich later in Assebroek met zijn vrouw Martine. Twee kinderen: Marjolijn, die lang in Maleisië woonde, maar nu in Zwitserland woonde, en wijlen Hannes. Vier kleinkinderen.

Opleiding en loopbaan: autodidact. Natuurgids, sinds 35 jaar voltijds natuurfotograaf. Reisde de wereld rond, vandaag ambassadeur van de Westtoer-fotocampagne ‘Adembenemende plekken’ over onze kust.