Anne-Sophie Ghyselen (30) is taalkundige aan de universiteit en richt zich in haar onderzoek doorgaans op dialecten en hoe die evolueren. Zelf een Langemarkse die in Gent bleef plakken, kan zij zonder twijfel goed inschatten in welke mate al die West-Vlamingen hun dialect willen en kunnen behouden… en wat de impact is van de stille invasie op het Gents.
Voelt de West-Vlaming zich thuis in Gent? Ontdek alle artikels, video- en audioreportages op www.KWkaaptGent.be. p>
Van Anne-Sophie Ghyselen (30) zitten de wortels stevig verankerd in de West-Vlaamse klei. Langemarkse moeder, Pervijzenaar als vader en opgegroeid in Langemark. Maar verankerd of niet: zoals zovelen voor haar en minstens evenveel na haar, kon ook Anne-Sophie als 18-jarige de lokroep van studentenstad Gent niet weerstaan. In 2006 trok ze naar Gent voor de opleiding Taal- en Letterkunde (Nederlands-Engels) aan de Universiteit. “Die rondde ik in 2010 af met een masterscriptie over de taalattitudes van West-Vlamingen”, vertelt Anne-Sophie.
Dat het West-Vlaams komisch wordt gevonden, is omdat West-Vlamingen zelf komisch worden bevonden
Daarna volgde Anne-Sophie het geijkte traject van een wezenlijk deel van de West-Vlaamse studenten: blijven plakken. Ze werkte zes jaar als assistent bij de vakgroep Taalkunde aan de UGent en verdedigde in 2016 haar proefschrift over variatie en verandering in het gesproken Nederlands van Ieperlingen, Gentenaars en Antwerpenaars. “Daarna kon ik beginnen als doctor-assistent bij dezelfde vakgroep”, vertelt Anne-Sophie Ghyselen. “Op dit moment geef ik les in de opleiding Taal- en Letterkunde, waar ik onder meer variatietaalkunde doceer. Ik begeleid ook onderzoek naar taalvariatie en taalattitudes in Vlaanderen en ik werk mee aan een project om dialectopnames uit de jaren ’60 van de vorige eeuw te transcriberen en te ontsluiten voor taalkundig en historisch onderzoek (cf. ‘Stemmen uit het verleden’ op Dialectloket.be).
Uit onze enquête blijkt dat West-Vlamingen niet zozeer kwetsende opmerkingen krijgen over ‘hun taaltje’, maar dat er wel vaak mee gelachen wordt. Hoe komt het dat een dialect eerder als ‘grappig’ ervaren wordt?
“Iedere taal of taalvariëteit is puur objectief gezien evenwaardig. Dat we aan vormen van taal variërende esthetische en sociale oordelen koppelen, heeft doorgaans meer te maken met heersende stereotypes over de sprekers van die taal te maken dan met de taal zelf. Dat het West-Vlaams komisch wordt gevonden, is dus omdat West-Vlamingen zelf komisch worden bevonden (cf. associaties van betrouwbaarheid, maar ook gebrekkige intelligentie). Dat pakweg Antwerps als arrogant wordt geëvalueerd, zegt ook meer over de perceptie die er heerst over de inwoners van de Scheldestad dan over het dialect zelf.”
Vaak proberen Gentenaars hun West-Vlaamse vrienden ook na te bootsen. Met zéér wisselend succes. Vereist waardig West-Vlaams ook een zekere anatomie, of gewoon voldoende oefening?
“Met anatomie heeft het weinig te maken, wel met vertrouwdheid met het dialect. Ook voor West-Vlamingen is het niet evident het traditionele Gentse dialect te imiteren. Ieder dialect vormt een regelsysteempje, met regels over hoe je woorden uitspreekt, vervoegt of verbuigt en hoe je zinnen bouwt. Sommige van die regels zijn vrij eenvoudig. In het West-Vlaams bijvoorbeeld kun je vrij algemeen zeggen dat je je ‘g’ moet uitspreken als ‘h’, of de lange ij als i. Maar andere kenmerken zijn complexer en variëren van woord tot woord. De standaardtalige oo stemt bijvoorbeeld overen met eu in zoon, maar wordt ooë in groot en blijft oo in goot. Probeer daar maar eens aan uit te raken als je niet met het dialect bent opgegroeid. Het is dan ook logisch dat een niet-West-Vlaming die voor de grap West-Vlaams probeert na te bootsen, daar niet altijd in slaagt. Zelfs West-Vlamingen die pas op latere leeftijd dialect leren (omdat ze thuis in standaardtaal of iets dat daarvoor moest doorgaan opgevoed werden en pas op school dialect leerden ‘om erbij te horen’) maken vaak nog ‘fouten’ tegen complexere dialectregels.”
In mijn onderzoek merkte ik dat jonge ‘rasechte’ Gentenaars hun g vaker als h uitspreken dan oudere stadsgenoten
Gemiddeld 1 op de 10 Gentenaars heeft intussen West-Vlaamse roots. Is dit intussen ook merkbaar in het Gentse dialect?
“In mijn doctoraatsonderzoek merkte ik dat jonge ‘rasechte’ Gentenaars (opgegroeid in Gent, net als hun ouders) hun g vaker als h uitspreken dan oudere stadsgenoten met een vergelijkbaar sociaal profiel. Het is natuurlijk verleidelijk om dat fenomeen toe te schrijven aan de vele West-Vlamingen in Gent – een factor die wellicht een rol speelde – maar we mogen niet vergeten dat g-verzwakking ook in veel Oost-Vlaamse plattelandsdialecten voorkomt en dat er dus ook van daaruit beïnvloeding kan zijn geweest.
Bij ‘tweedegeneratiemigranten’, de kinderen van de Gentenaars met West-Vlaamse roots, verdwijnt het West-Vlaams sowieso
Het belangrijkste effect van de West-Vlaamse migratie op het Gentse dialect is ongetwijfeld het verdwijnen ervan. In steden waar sprekers van verschillende dialecten frequent met elkaar in contact komen, ook informeel, worden dialecten sneller dan elders genivelleerd tot taalvormen die voor minder communicatieproblemen zorgen. Een regionaal accent blijft altijd hoorbaar, maar de heel typerende eigenaardigheden van een specifiek dialect verdwijnen snel. Typische woorden, klanken en zinsstructuren gaan verloren, want die zorgen voor communicatieproblemen. Ook West-Vlamingen in Gent zelf schakelen sneller over naar een taalgebruik dat tussen West-Vlaams en standaardtaal in zit, dan West-Vlamingen die in de kustprovincie zijn blijven wonen. Op die manier behouden de Gentenaars met West-Vlaamse roots en de ‘echte’ Gentenaars nog elk hun ‘smoel’, maar groeit hun taalgebruik toch een beetje naar elkaar toe. Bij ‘tweedegeneratiemigranten’, de kinderen van de Gentenaars met West-Vlaamse roots, verdwijnt het West-Vlaams sowieso. Hoezeer ouders ook hun best doen om hun kind West-Vlaams te leren: zodra je kind in Gent schoolloopt, komt het met een Gentse R en andere Gentse kenmerken naar huis. Kinderen van West-Vlamingen zullen wel beter West-Vlaams begrijpen en imiteren, maar het taalgebruik zelf wordt meer bepaald door leeftijdsgenoten dan door de ouders.”
Heel wat van onze respondenten geven aan dat ze (een soort) Algemeen Nederlands spreken in winkels, restaurants, vaak op het werk, maar vrij snel West-Vlaams thuis en onder vrienden.
“Taalaccommodatie, i.e. het fenomeen waarbij we onze taal aanpassen aan de situatie (gesprekspartner, formaliteit, …), vind je overal ter wereld. Wel is het zo dat als we West-Vlamingen, Oost-Vlamingen en Antwerpenaars met elkaar vergelijken (in mijn onderzoek waren dat Ieperlingen, Gentenaars en Antwerpenaars), de West-Vlamingen een breder variatiespectrum bewandelen, van dialect tot iets dicht bij de officiële standaardtaal. Dat heeft alles te maken met de sterke positie van het dialect in West-Vlaanderen.”
Dialect wordt door vele West-Vlamingen geassocieerd met gezelligheid, huiselijkheid en een soort West-Vlaams groepsgevoel
“Doordat West-Vlaanderen lang weinig immigratie van buiten de provincie heeft gekend, is het dialect er langer dan elders in Vlaanderen ‘intact’ kunnen blijven. Meer dan in andere provincies in Vlaanderen vind je in West-Vlaanderen nog een behoorlijke hoeveelheid dialectsprekers. Die kunnen zich met hun taal echter niet overal verstaanbaar maken, en moeten dan ook vaak omschakelen naar een andere vorm van taal, die dichter bij de standaardtaal aanleunt. Veel Gentenaars en Antwerpenaars groeien daarentegen op met een vorm tussen dialect en standaard, die wél – met de nodige goede wil – breed verstaan wordt. Zij voelen dan ook minder snel de nood om – bijvoorbeeld in formele situaties – hun taal aan te passen.”
Veel uitgeweken West-Vlamingen schakelen ook meteen weer over naar dialect als ze ontdekken dat een gesprekspartner ‘ook van daar is’.
“Door het beperkte dialectverlies in West-Vlaanderen zijn de attitudes tegenover West-Vlaams dialect er ook vrij positief. En die attitudes zorgen natuurlijk ook weer voor dialectbehoud. Dialect wordt door vele West-Vlamingen geassocieerd met gezelligheid, huiselijkheid en een soort West-Vlaams groepsgevoel. In die context is het ook normaal dat je met een mede-West-Vlaming snel dialect begint te spreken. Wanneer je daarentegen van kinds af aan dialect hebt leren te associëren met een gebrek aan beschaving en intellect – wat in gebieden met sterker dialectverlies vaak het geval is – zul je die reflex minder snel hebben.”
“Algemeen zien we ook dat de neiging om ‘trouw’ te blijven aan het West-Vlaams sterk samenhangt met identiteitsfactoren: wie trots is op zijn West-Vlaamse roots (wat in de literatuur Ortsloyalität wordt genoemd), zal sneller naar West-Vlaams teruggrijpen dan iemand die West-Vlaanderen bewust of onbewust met een gebrek aan beschaving of moderniteit associeert.”
Zijn er ook straffe mannen en vrouwen, die moeiteloos kunnen ‘zappen’ tussen standaardtaal en meerdere dialecten?
“Mensen die drie, vier dialecten beheersen en zo kunnen zappen, zijn m.i. zeldzaam. Je hebt acteurs die zich daarin trainen, maar zoals ik hierboven al aanhaalde, is het enorm moeilijk om verschillende dialecten tot in de puntjes te beheersen. Je hebt wél taalgebruikers die heel snel geneigd zijn een beperkt aantal kenmerken van andere dialecten over te nemen in gesprekken met niet-streekgenoten. Dit soort ‘positieve’ accommodatie, waarbij we ons taalgebruik meer op dat van onze gesprekspartner willen doen lijke, gebeurt meestal in een onbewuste poging om de gesprekspartner gunstig te stemmen. Veel heeft hier te maken met persoonlijkheid en taalgevoeligheid.”
Spreek je zelf soms nog West-Vlaams?
“Ik spreek zelf nog heel vaak West-Vlaams. Ik ben opgegroeid in de Westhoek, waar dialect in informele situaties toch wel de norm was. Anders werd je snel als ‘omhooggevallen’ gepercipieerd. Tijdens mijn opleiding in Gent groeide ook mijn wetenschappelijke belangstelling in dialect.”
Ik zie mijn Limburgse, Antwerpse, Brabantse en Oost-Vlaamse collega’s even graag!
“Daar ontdekte ik hoe dialect een blik biedt op de geschiedenis van het Nederlands en hoe op het eerste gezicht eigenaardige dialectfenomenen passen in vernuftige regelsystemen. Ik spreek nu nog steeds West-Vlaams met familie en vrienden met West-Vlaamse roots. In informele contacten met niet-West-Vlamingen ‘kuis’ ik mijn taal wat op, maar laat ik nog steeds duidelijk horen dat ik West-Vlaming ben. De laatste jaren merk ik dat ik in die situaties steeds vaker gij en ge begin te gebruiken en verkleinwoorden zoals bloemke en werkske realiseer (hoewel die niet in het Langemarks voorkomen).”
En aan de unief?
“Tijdens het lesgeven, presenteren of vergaderingen spreek ik standaardtaal. Met de collega’s zelf varieert het taalgebruik: bij sommigen is het standaardtaal, bij anderen gebruik ik mijn gij’s en ge’s, en bij de West-Vlaamse collega’s beland ik meestal snel in West-Vlaams dialect of iets wat erbij in de buurt komt. Dat West-Vlaams onder elkaar is gezellig, maar heeft weinig impact op de contacten die ik leg. Ik zie mijn Limburgse, Antwerpse, Brabantse en Oost-Vlaamse collega’s even graag! (lacht)”
KW Kaapt Gent
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier