Dirk Clement is een van de stemmen van ‘Het Bankje’

Redactie KW

Dirk Clement is een van de veertig stemmen die te horen zijn in het project ‘Het Bankje’, maar de naar Ieper uitgeweken Poperingenaar is ook bezig met Richten en zijn muzikaal project ‘Op z’n Frans’. “Wat ik vooral meeneem uit de coronacrisis, is het besef van wat ik allemaal al had.”

Dirk Clement (66) kwam van Poperinge in Ieper terecht om les te geven. Tot zijn 45 jaar was hij leerkracht Engels en Nederlands in het Atheneum. “Ik heb goede herinneringen aan mijn oud-leerlingen. Ik kom ze soms tegen op de Grote Markt: Rudi Declercq van Den Anker, Chris Bevernage van Les Halles… Maar ik zag me toch niet blijven lesgeven tot aan mijn pensioen. Ik had het gevoel dat ik uitverteld was.”

Je werd therapeut.

“Ik werkte veel met mannen. Mannen kwamen meestal mee naar de therapie omdat ze moesten van hun vrouw, maar ze hadden het ook moeilijk. En een man moest altijd hard zijn, maar er zat ook veel woede en verdriet in. Dat was wel een succes. Dan sloten we af in een Indiaanse zweethut, waar de emoties nog meer oplaaiden. Ik denk dat we toen heel wat pionierswerk gedaan hebben in Vlaanderen, rond het mentaal welzijn van mannen. Maar of dat ook mijn bezieling was…?”

Wat was je bezieling?

“Mijn bezieling was altijd: schrijven en theater, maar ik kon daarmee geen geld verdienen. Bij alles wat ik deed vond ik het belangrijk om tijd te kunnen kopen om te kunnen schrijven, spelen, toneel te maken… Ik wilde tijd hebben om dingen te doen waar ik echt deugd van heb.”

Zoals de roman ‘Bizarr’ schrijven?

“Ik heb één boek geschreven en dan heb ik gezegd: nooit meer. Dat was veel te veel werk. Maar ik wou weten of ik dat zou kunnen, een roman schrijven. Het antwoord was ja. Ik zou het zelfs nog kunnen verbeteren, maar ik ga dat niet doen. Het is te eenzaam. Ik wil wel schrijven, maar ik wil ook iets tonen aan het publiek.”

Zo komen we bij theater terecht.

“Rond mijn veertigste heb ik een toneelgroepje opgericht met de naam Cro-Magnon, omdat we het heel primitief willen houden. Zo kwam ik steeds meer tot het besef dat ik graag op een podium stond. Een mooi soloproject was ‘Onder de Blauwe Maan’, in 2015. Dat waren een stuk of acht dialoogjes van vijf minuutjes, en daarnaast enkele liedjes die ik in het dialect had geschreven. Mijn vrienden maakten daar dan muziek op. Dat was zo’n groot succes, dat we in de kortste keren een tournee hadden. Vooral in West-Vlaanderen, maar ook twee keer in Antwerpen. Van de liedjes zullen ze daar niet veel gesnapt hebben.”

Met wat ben je nu bezig?

“Vooral met de gastoptredens van Richten. Met mijn eigen programma ‘Op zijn Frans’ heb ik ondertussen al drie keer opgetreden. Dat is in het kader van ‘Regisseurs op de Planken’, waarbij we regisseurs met wie we vaak werken eens zelf laten spelen. Daarvoor zitten we in het Sint-Jozefsschooltje, buiten op het speelplein onder een afdakje, heel gezellig.”

Je bent ook een van de acteurs die meedoen aan ‘Het Bankje’.

“Ik ben wel preus dat ik daaraan mocht meedoen. Ze hadden driehonderd stemmen overwogen, waarvan ze er veertig geselecteerd hebben en ik was erbij. Voor een West-Vlaming vind ik dat niet slecht. Veel was het niet, maar wel leuk en uitdagend. Het was een zeer leuke regisseuse om mee te werken, die me echt uitdaagde. Ik moet zeggen dat ik me graag laat regisseren, en bij Richten hebben we goede regisseurs. Ik heb al veel geleerd, niet alleen om een betere acteur te zijn, maar ook een betere schrijver.”

Wat heb je het meeste gemist tijdens de lockdowns?

“De cafeetjes, de koffies met mensen, mensen tegenkomen met wie je vrijuit kan praten, het zingen, mensen thuis ontvangen, het spelen, het naar toneel gaan kijken… Ik heb dan maar van de nood een deugd gemaakt, en ben zelf beginnen te schrijven. Ondertussen heb ik weer een hoop tekstjes waarmee ik ooit iets zal doen. Wat ik vooral meeneem uit de coronacrisis, is het besef van wat ik allemaal al had. Ik miste het uit eten gaan niet, maar wel het gezelschap.”

Heb je een bucketlist?

“Nee. Ik jaag niets na. Maar ik heb wel een passie. Ik merk dat ik daar altijd stapjes in gezet heb. In het begin was ik een schuchtere, introverte mens. Door les te geven moest ik een extraverte rol spelen en nu kan ik spelen met de twee. Ik heb een paar goeie dichtbundels, een roman geschreven, ik heb goeie vrienden, een fantastisch kleinkind… Meer moet dat niet zijn.”

Heb je iets met de Menenpoort?

“Ik heb hier nog zitten vrijen. (lacht) Dit was de plek waar we in het middelbaar kwamen om in een hoekje te kruipen. Nu vind ik de Menenpoort een fantastisch monument, al is het ook wel het symbool van de overwinnaar. Als je de namen ziet, wil je daarover zwijgen, maar moet het zo pompeus? Er hebben veel oorlogsdichters geschreven dat ze het een monstrueus monument vonden. Je kan het ook soberder houden. Het doet me wel iets, maar misschien vroeger meer dan nu, omdat er nu veel show rond gemaakt wordt. Toen ik ooit op een mistige novemberavond de drie klaroenblazers alleen onder de poort zag staan spelen, zonder publiek, had dat op mij een grotere impact.” (TG)