Annick Vandenbilcke is wetenschappelijk medewerker in het IFFM in Ieper: “Ik ben hier begonnen met knikkende knieën”

Annick Vandenbilcke: “Mijn grootste talent is niet wetenschappelijk onderzoek ik heb collega’s die dat beter kunnen dan ik – maar wel om families die schenkingen doen persoonlijk te benaderen.” © Tom Gheeraert
Tom Gheeraert
Tom Gheeraert Medewerker KW

Als wetenschappelijk medewerker in het In Flanders Fields Museum in Ieper vormde Annick Vandenbilcke (59) jarenlang een tandem met haar partner Piet Chielens. Nu Piet met pensioen is, blijft ze zich volop engageren in het museale werk. “Het is fantastisch als je werk je passie wordt.”

Het overlijden van haar papa eind vorig jaar was voor Annick Vandenbilcke het moment om eens stil te staan bij haar jeugd. “Mijn papa was arbeider bij Picanol en mijn mama huisvrouw. We groeiden op in een sociale woonwijk, de Acacialaan bij de Kalfvaart, voor galg en rad. Ik ben eigenlijk op straat opgegroeid, maar ik ben zeker dat dat ons voor een deel heeft gevormd tot wie we nu zijn. Mijn ouders gaven ons wel veel cultuur mee. Ik denk dat ik de enige in de wijk was die verder studeerde.”

Je koos om geschiedenis te studeren. Hoe kwam je in het IFFM terecht?

“Geschiedenis studeren was een roeping. Na mijn studies mocht ik beginnen bij Het Laatste Nieuws in Gent, maar ik wilde dat niet en ben teruggekeerd naar Ieper. Ik heb dan anderhalf jaar les gegeven bij de beroepsleerlingen in het KTA. Dat was heftig, maar ik deed dat enorm graag. Octaaf Mus heeft mij dan gevraagd om het stadsarchief van Ieper uit te bouwen. Maar ik zag mezelf niet als stadsarchivaris en ik ben dan deels in de bibliotheek gaan werken, tot er in 1999 een examen uitgeschreven werd voor wetenschappelijk medewerker in het In Flanders Fields Museum. Ik nam deel en was geslaagd, maar het was toch met knikkende knieën dat ik hier begon.”

Waarom met knikkende knieën?

“Piet (Chielens, red.) had al een reputatie van zo slim te zijn… Iedereen zei ook dat ik keihard mijn best zou moeten doen om te tippen aan zijn eruditie. Ik had ook twee kleine kinderen met wie ik de handen vol had. Het was Frans Lignel die zei: je moet dat doen. Zo ben ik in 2000 begonnen en al snel bleek dat de vrees totaal ongegrond was. De eerste keer dat Piet mij rondleidde in het museum was fantastisch. Ik was eigenlijk zijn dichtste medewerker.”

Jullie werden ook een koppel.

“Piet werd weduwnaar in 2006 en daarna is de vonk overgeslagen.”

Wat houdt jouw functie in?

“Heel veel van mijn tijd gaat naar de bemanning van het kenniscentrum, onder andere het begeleiden en ontvangen van mensen die schenkingen willen doen. Mijn grootste talent is niet wetenschappelijk onderzoek ik heb collega’s die dat beter kunnen dan ik – maar wel om families die schenkingen doen persoonlijk te benaderen. Ze zijn geen nummer voor ons en dat weten ze. Iedere keer is dat anders. Dat is een ander verhaal, andere stukken, een andere motivatie om het te schenken… Die mensen maken een pelgrimstocht om die stukken af te geven. Voor mij is daar een belangrijke rol weggelegd, denk ik.”

Zijn er schenkingen die je altijd zullen bij blijven?

“Een van de eerste grote schenkingen waar ik bij betrokken was en die ik dan ook helemaal heb kunnen afhandelen was rond Karel Lauwers, een Antwerpse jongen die gesneuveld was op het einde van de oorlog en die echt een kunstenaar in spe was. Die jongen had echt talent en door er een tentoonstelling en een boek aan te wijden hielpen we hem uit de vergetelheid. Eigenlijk is iedere schenking even belangrijk.

“Families die schenkingen doen, zijn bij ons geen nummer”

Zaterdag kregen we 250 brieven die geschreven werden tussen twee Franse broers. De ene is gesneuveld, de andere werd gevangengenomen bij Wijtschate. Hij vocht daar amper twee weken. Eigenlijk zou dat naar een Frans museum moeten zijn gegaan, maar de kleindochter vond dat het naar hier moest komen omdat wat wij doen met die persoonlijke collecties zo uniek is.”

Heb je het gevoel dat het museum onder druk staat?

“Dat gevoel heb ik wel. Je kunt niet een stad zijn van én rally’s én een stad van WO I. Een punt die me nauw aan het hart ligt is de mobiliteit in de stad. Het ene heeft misschien niets met het andere te maken, maar ik voel aan dat toeristen zich meer en meer vragen stellen: hoe kan het dat er hier zoveel auto’s rondrijden en geparkeerd zijn in het centrum? Dat is toch niet meer van deze tijd. Geef toch ruimte aan toeristen en aan openheid en groen in het centrum. Ik ben zo trots op mijn stad, maar eerlijk gezegd: ik begin het een beetje benauwd te krijgen als ik zie hoe de voetganger in de verdrukking raakt.”

Wat betekende het pensioen van Piet voor jou?

“Dat was een belangrijke stap voor mij en emotioneel moeilijk. Je moet een nieuwe modus vivendi vinden met nieuwe mensen, die het trouwens schitterend doen. Piet en ik waren een tandem, zowel thuis als op het werk… We werkten met zoveel passie en engagement dat er veel mensen met wie we gewerkt hebben vrienden geworden zijn. Dat vind ik fantastisch, maar ook wel zwaar, want waar ligt de scheiding tussen werk en privé? Er was geen scheiding. Het liep allemaal door elkaar”

Tel je nu ook af naar je eigen pensioen?

“Het is nog vijf jaar, dus nog een tijdje. Op het moment dat Piet met pensioen ging, dacht ik even: het is tijd dat ik ook kan stoppen. Maar ik ben daar nu wel weer over. Ik heb een nieuw elan gevonden en we gaan er het beste van maken. Nog een beetje gas geven want er staat veel in de steigers: binnenkort opent de nieuwe tentoonstelling ‘Forever More’ over de begraafplaatsen en het herdenkingslandschap en in het weekend van 13 en 14 mei vieren we onze 25ste verjaardag door de deuren van het kenniscentrum en het museum wagenwijd open te zwaaien. En ook 2028, wanneer het museum voor de derde keer helemaal vernieuwd wordt, zal snel naderen. Het is wel pittig, maar ik doe het enorm graag.”

Privé

Annick werd geboren in Ieper op 5 juni 1963. Ze woont samen met Piet Chielens in de Lange Torhoutstraat. Ze heeft twee kinderen uit een vorige relatie: Margot (27) en Matteo (24).

Loopbaan

Na haar studies geschiedenis werkte ze eerst als leerkracht, vervolgens in het stadsarchief, daarna voor de bibliotheek en in 2000 werd ze wetenschappelijk medewerker voor het In Flanders Fields Museum.

Vrije tijd

Vroeger liep ze veel, maar nu is ze in haar vrije tijd vooral bezig met wandelen en tuinieren.