Gedeputeerde Sabien Lahaye-Battheu over het belang van 11 november: “Ik vind het zinvol om op zo’n dag het werk neer te leggen”

Sabien Lahaye-Battheu op het Lijssenthoek Military Cemetery in Poperinge. “Wij zijn fier op de soldaten die hun leven hebben gegeven voor onze vrijheid.” © Christophe De Muynck
Paul Cobbaert
Paul Cobbaert journalist

Of 11 november beter geschrapt wordt als vrije dag? Néén, zegt West-Vlaams gedeputeerde Sabien Lahaye-Battheu klaar en duidelijk. En dat zegt ze niet (alleen) omdat Wapenstilstand een belangrijke dag is voor het herdenkingstoerisme in de Westhoek. Ze zegt het vooral omdat ze geboren en getogen is in Poperinge, waar de oorlog eeuwige littekens aanbracht. De Open VLD-politica is tevreden dat het herdenkingstoerisme weer opveert na twee dramatische coronajaren, al blijft het wachten op de terugkeer van de Britten…

“Ik mis geen enkele 11 november. Als kind ging ik al mee met mijn ouders naar de Menenpoort in Ieper. Later trokken we daarnaartoe met onze klas. Toen ik in het federaal parlement zat, is het meermaals gebeurd dat ik de voorzitter vertegenwoordigde op de plechtigheid. En uiteraard laat ik ook als provinciaal gedeputeerde geen enkele herdenking aan mij voorbijgaan.” Het is een overtuigde Sabien Lahaye-Battheu die spreekt. De 55-jarige liberale politica is als deputé bevoegd voor onder meer erfgoed en toerisme, maar heeft vooral andere redenen om Wapenstilstand in de verf te zetten. “De oorlog zit in het DNA van elke Poperingenaar. Wij kregen deze herdenking met de paplepel mee. In de dagen voor of na 11 november bezoeken we met het gezin ook een begraafplaats. Dat is meestal Lijssenthoek in Poperinge of Tyne Cot in Zonnebeke. Dat is eigenlijk de evidentie zelve. Wij zijn fier op de soldaten die hun leven hebben gegeven voor onze vrijheid.”

Ik vrees dat veel mensen niet weten wat we exact herdenken op 11 november.

“Wapenstilstand, toch? De leerlingen krijgen dat ook mee op school, dacht ik. Oké, het zal voor sommige mensen misschien vooral een vrije dag zijn, maar in onze provincie wordt echt wel stilgestaan bij de diepere betekenis daarvan. Het gaat over nooit meer oorlog voeren, een boodschap die heel actueel is door wat er in Oekraïne gebeurt. En net zoals toen zien we hoezeer een oorlog ingrijpt op het dagelijkse leven. Families worden uit elkaar gerukt, duizenden mensen slaan op de vlucht. Dat zijn tragedies.”

Is ook uw familie uit elkaar gerukt?

“Neen, dat niet. Maar ik heb als klein meisje wel veel trieste verhalen gehoord, vooral over de Tweede Wereldoorlog. Mijn schoonmoeder is trouwens in Frankrijk geboren, in 1940. Haar moeder was daarheen gevlucht, toen hier de oorlog uitbrak. Zonder haar man. Dat zijn hartverscheurende verhalen. Hun huis in Poperinge was plat gebombardeerd. Gelukkig is alles goed gekomen. Na de oorlog kon ze in alle veiligheid terug naar huis. Ze werd ook goed opgevangen in Frankrijk. Dat toont hoe belangrijk het is dat wij vandaag Oekraïense vluchtelingen een warme opvang bieden.”

En uw ouders?

“Mijn vader is in 1937 geboren. Veel herinnert hij zich niet van de oorlog, maar wel dat de Duitse soldaten hier op straat liepen. Dat is een beeld dat in zijn geheugen gegrift staat. De Duitsers hebben toen Talbot House bezet, wat in de Eerste Wereldoorlog een belangrijke ontspanningsplek was voor de soldaten. Het is trouwens dankzij de familie van mijn man dat de inboedel van Talbot House niet in Duitse handen is gevallen. Mijn moeder is in 1946 geboren, vlak na de oorlog.”

Gemaakt in de euforie van de vrede?

“Wel, ze is van februari, dus het antwoord is wellicht ja.” (lacht)

Zou deze vrije dag niet beter geschrapt worden en vervangen door oorlogseducatie op school en zelfs op het werk? Dat kan een bezoek aan een museum zijn.

(denkt na) “Dat hoeft geen of-of-verhaal te zijn. Ik vind het zinvol om het werk neer te leggen op een dag zoals 11 november. Maar het is zeker even zinvol om een herdenkingssite te bezoeken. Dat kan ook op een andere dag. De provincie ondersteunt trouwens scholen en verenigingen die erfgoedlocaties bezoeken. We komen tussen in enkele kosten die gemaakt worden.”

Is 11 november een belangrijke dag voor het herdenkingstoerisme?

“Jawel, dat is ook logisch. Het is een absolute piekdag als je kijkt naar de bezoekersaantallen. Tyne Cot bijvoorbeeld kreeg in pre-coronatijden elk jaar 2.500 tot 3.000 bezoekers over de vloer op deze dag. Dat is gigantisch veel. Zelfs in de coronajaren waren dat er nog 2.000. Ook de dagen voor en na 11 november zijn goed. Daarna valt het wel wat stil. Op maandbasis is oktober een betere maand dan november. Dat zal ook met het weer te maken hebben.”

Is het herdenkingstoerisme al hersteld van de stevige klap die het kreeg door het virus?

“Neen. Het herstel is ingezet, maar verloopt relatief traag. We baseren onze analyse op de gegevens van zeven musea en vier begraafplaatsen. Ik zal u enkele cijfers tonen. (haalt haar papieren boven) In 2019, het laatste jaar vóór corona, waren er ruim 415.000 herdenkingsbezoekers in de West-hoek. In 2020 waren dat er amper nog 137.000. Dat is een terugval met 67 procent. In 2021 waren er opnieuw 216.000 bezoekers. Iets beter dus, maar nog niet genoeg. Voor dit jaar voorspellen we opnieuw een toename in de eerste acht maanden bedroeg de stijging 26 procent wat hoopgevend is. Al blijven we nog altijd ver onder de cijfers van 2019. Het zijn vooral de Britten die wegblijven. Het goede nieuws is wel dat er de voorbije jaren meer Belgen de weg vonden naar de Westhoek.”

Zullen de Britten nog terugkeren, denkt u? Of zijn die tijden voorbij?

“Dat is een moeilijke vraag. Het zal anders worden, volgens mij. Vóór corona kwam 33 procent van de herdenkingsbezoekers uit Groot-Brittannië. Dat is maar liefst één op drie! In 2021 is dat teruggevallen naar amper één procent. Dat heeft te maken met het virus, maar ook met de Brexit. Voor dit jaar zitten we opnieuw op een aandeel van 17 procent. Ze zijn dus wel aan het terugkomen, maar het gebeurt op een andere manier. Het zijn niet meer de grote aantallen die onze regio overspoelen. Het zijn kleinere groepen die ook later boeken. (even stil) We moeten er vanuit gaan dat de grote massa niet meer terugkeert, vrees ik.”

Kan u iets doen als gedeputeerde?

“Jawel, we werken in twee richtingen. Enerzijds nodigen we hier graag Britse en andere touroperators uit om onze regio te verkennen. Als zij naar hier komen, dan zorg ik ervoor dat ik hen ook persoonlijk kan spreken. Anderzijds maken we ons ook kenbaar in Groot-Brittannië zelf, vaak in samenwerking met Toerisme Vlaanderen. Zo was er onlangs een belangrijke beurs in Londen waar wij aanwezig waren om onze troeven in de verf te zetten.”

Anderzijds: de Eerste Wereldoorlog is al meer dan honderd jaar achter de rug. Is het geen tijd om deze bladzijde om te slaan?

“Het hangt ervan af wat u daarmee bedoelt. De Westhoek mag niet afhankelijk zijn van het herdenkingstoerisme. De oorlog is een deel van ons leven, een belangrijk deel, maar het is niet zo dat wij daar elke dag mee opstaan. We hebben ook andere troeven te bieden. Culinair bijvoorbeeld: onze unieke cafeetjes, restaurants en wijndomeinen. Of sportief: de groene fiets- en wandelpaden. Met de provincie waken we erover dat we een brede waaier aan toeristische mogelijkhedenin the picture zetten. We slagen daar ook in. Desalniettemin blijft het herdenkingstoerisme goed voor één derde van de totale toeristische bestedingen. Je kan dit niet negeren.”

Is de oorlogsindustrie niet te ver doorgeslagen, zoals Willem Vermandere regelmatig zingt? De toeristen kunnen zelfs bier, paté en pralines kopen over de oorlog. Dat is niet de essentie.

(aarzelend) “Dat is eigen aan herdenkingstoerisme. Dat is ook in andere landen het geval. Maar de bezoekers komen niet naar hier voor die paté of dat bier. Ze willen in eerste instantie de herdenkingssites bezoeken en dat is wel de essentie. Ik vind trouwens niet dat het echt overdreven is.”

Wat is eigenlijk de populairste site?

“We meten de bezoekersaantallen op elf plaatsen: In Flanders Fields Museum, Memorial Museum Passchendaele 1917, Talbot House, Museum a/d IJzer, De Dodengang, Bayernwald, Westfront, Tyne Cot Cemetery, Lijssenthoek Cemetery en de Duitse begraafplaatsen in Langemark en Vladslo. De populairste plek is Tyne Cot, de indrukwekkende begraafplaats in Zonnebeke waar veel jonge mensen begraven liggen. Al hoort hierbij één bedenking. Volgens onze inschattingen krijgt de Menenpoort in Ieper nog meer bezoekers over de vloer, maar aangezien dat een openbare plek is, worden hier geen aantallen geteld.”

“Ja. Gelukkig dat het zo niet gelopen is.” (lacht)

Twee jaar geleden werd door Westtoer Feniks 2020 georganiseerd, om de wederopbouw na de oorlog in de verf te zetten. Komt daar nog een vervolg op?

“Ja. We plannen in 2023 de campagne Het Landschap Getuigt. Dat zal de focus leggen op het herstel van het landschap na de oorlog. Want ook het landschap was zwaar aangetast, denk alleen al aan de oorlogsmunitie die opgeruimd moest worden. Opnieuw zullen er veel evenementen georganiseerd worden.”

“In 2027 bestaat de Menenpoort honderd jaar. Misschien wordt dat de laatste belangrijke herdenking van de Eerste Wereldoorlog”

Hoe lang moet deze oorlog herdacht worden, volgens u?

“In 2027 zal de Menenpoort honderd jaar bestaan. Dat wordt opnieuw een belangrijk herdenkingsjaar, zeker omdat de site binnenkort gerestaureerd wordt. Misschien wordt dat de laatste belangrijke herdenking over de Eerste Wereldoorlog. Maar ook daarna moeten onze herdenkingsplaatsen belangrijke troeven blijven. We mogen het verleden nooit vergeten.”

Een laatste punt. Bent u niet bevreesd dat de herdenkingssites meer en meer gekaapt worden door extreemrechts? Zie het muziekfestival Frontnacht waar neonazistische groepen op het podium zouden staan.

“De stad Ieper heeft uiteindelijk de vergunning van dat muziekfestival ingetrokken. Dat was een goede beslissing. Maar ben ik bevreesd? Neen. Ik heb alvast geen redenen om bevreesd te zijn. Ik zie geen andere linken tussen extreemrechts en de herdenkingssites.”

Wordt soms niet geprobeerd om ook de IJzertoren te kapen?

“Dat weet ik niet. Daar kan ik weinig over zeggen.”

HERDENKINGSTOERISME IN WESTHOEK HERSTELT TRAAG IN WESTHOEK

Het herdenkingstoerisme in de Westhoek zit nog steeds een flink stuk onder het niveau van precorona. Tijdens de eerste acht maanden dit jaar lag het aantal WO I-toeristen nog altijd 38 procent lager dan in 2019. Vooral de Britse markt herstelt moeizaam. Het aandeel Britse bezoekers bedraagt nog maar de helft van voor corona.

“Na twee moeilijke jaren door de coronacrisis is het herstel van het herdenkingstoerisme ingezet, maar de hernieuwde belangstelling verloopt eerder traag”, zegt Koen De Four van het kenniscentrum van het provinciaal toerismebedrijf Westtoer. “In 2019 bedroeg het aantal herdenkingsbezoekers in de Westhoek 415.800. Dit cijfer omvat niet alleen de verblijfstoeristen in de Westhoek, maar ook de dagtoeristen en de mensen die in omliggende regio’s verblijven en een uitstap naar het oorlogserfgoed maken. In 2019 kwam de grootste groep van de herdenkingsbezoekers uit eigen land (41 procent), Groot-Brittannië (33 procent) en Nederland (10 procent). In een normaal jaar komt zowat de helft van de bezoekers op individuele basis, de andere helft in groepsverband, waarbij scholen het grootste aandeel hebben. In het eerste coronajaar 2020 viel het aantal herdenkingsbezoekers met 67 procent terug tot 137.000. 8 op de 10 toeristen waren toen Belgen, terwijl het aandeel Britten (7 procent) en Nederlanders (6 procent) sterk slonk. In 2021 noteerden we al een licht herstel. Vorig jaar bedroeg het aantal bezoekers 216.300 of 48 procent van de bezoekers van 2019. Het aandeel binnenlandse bezoekers nam verder toe tot 86 procent, het aandeel Britten zakte tot nauwelijks 1 procent. De reisformaliteiten rond corona maakten het met name voor de Britten uitermate moeilijk om onze regio te bezoeken.”

38 procent minder bezoekers

“Dit jaar zien we dat het herstel zich verder doorzet, zij het relatief traag”, vervolgt Koen De Four. “Op basis van voorlopige cijfers noteerden we bij Westtoer in de eerste acht maanden van 2022 een toename van het aantal WO I-herdenkingsbezoekers met 26 procent ten opzichte van dezelfde periode in 2021. Het niveau van 2019 is echter nog altijd niet in zicht, want het gaat nog steeds om 38 procent minder bezoekers. De buitenlandse markten noteren herstel, al loopt dit voor de Britse markt stroever dan voor de andere buurlanden. Waar het aandeel Britten in 2019 zo’n 33 procent bedroeg, is dit in 2022 voorlopig een aandeel van 17 procent.”

Bij het In Flanders Fields Museum in Ieper herkennen ze zich in de cijfers van Westtoer. “Onze bezoekersaantallen liggen in dezelfde lijn”, vertelt Peter Slosse, zakelijk leider van het museum en hoofd van Toerisme Ieper. “Ons bezoekersaantal in 2022 bedraagt op vandaag 62 procent van het aantal in 2019. Ook wij merken dat het aandeel Belgen een stuk groter is dan voorheen. We mikken niet alleen op herdenkingstoeristen, maar ook op mensen die komen voor de natuur in de regio of om te fietsen of te wandelen. Die inspanningen werpen wel hun vruchten af, dat merkt onder meer ook de hotelsector.”

(Vincent Vanhoorne)