Karl schrijft een brief naar elke toevallige passant: “Jij kan iemands dag maken met een klein gebaar. Velen zullen je dankbaar zijn. Ik ook”

(foto Getty) © Getty Images/iStockphoto
Karl Vannieuwkerke
Karl Vannieuwkerke schrijft elke week een brief

Karl Vannieuwkerke schrijft elke week een brief. Deze keer richt hij zich tot de toevallige voorbijganger. Wie zich geroepen voelt, mag altijd antwoorden: karl@kw.be.

Beste toevallige passant,

Er moet me iets van het hart. Ik was vorige zondag in Brussel om er vanuit het omroepgebouw samen met José De Cauwer commentaar te leveren bij het EK wielrennen in Drenthe. En jij was er ook. Tijdens het anderhalf uur dat ik voor de start van de uitzending op de VRT aanwezig was, kwam ik je in de verlaten gangen aan de Reyerslaan een keer of acht tegen.

Op zondag werken er niet zoveel mensen bij de openbare omroep en dan waan je je er wel eens in een Berlijns staatsgebouw van voor De Muur is gevallen. Gezelligheid hoef je er dus niet te zoeken. Op donkere winteravonden doemt zelfs af en toe het spookbeeld op dat je er Siegfried Bracke nog tegen het lijf kan lopen. Zo erg is het gelukkig ook niet.

Iemand begroeten en straal genegeerd worden. Ik heb het nooit begrepen

Alle gekheid op een stokje. Ik richt me tot jou, toevallige passant. Acht keer kwam ik je zondag tegen. Acht keer in een andere gedaante. Mannen en vrouwen die ik nooit eerder zag. Jong, minder jong, groot en klein. We kruisten mekaar in de gangen rond het middaguur. Ik probeerde oogcontact te zoeken om een simpel knikje uit te lokken of zei luidop goedemiddag in de hoop dat jij hetzelfde zou doen. Evenveel keer kreeg ik nul op het rekest. Ik lieg, want bij een laatste poging hoorde ik een schuchtere Bonjour. Een RTBF-medewerker van middelbare leeftijd keek even op van de smartphone en mompelde iets terug.

De rode draad: zenuwachtig getokkel op een schermpje, jij angstvallig in gedachten verzonken. Geen tijd voor de simpele dingen die nochtans voor een geluksprikkel zorgen. Ik moet eerlijk bekennen dat het me vroeger – toen ik nog vaak fietste – vaak moedeloos maakte. Het handje even van het stuur lichten om een tegenligger te begroeten en straal genegeerd worden. Ik heb het nooit begrepen.

Zeggen dat het me ongelukkig maakt, is misschien overdreven. Maar het goede gevoel dat je overhoudt aan een wederzijdse begroeting tussen twee voor mekaar onbekende mensen plaats ik ver bovenaan op de lijst van genot van kleine dingen. Ik kan het iedereen aanraden. Vriendelijk zijn kost niets. Integendeel, het levert alleen maar een goed gevoel op. Toen de 15-jarige Zarra Neirynck vier jaar geleden in Brugge haar Knikjesstraat lanceerde, probeerde ze nectar van verbinding door de straten van de provinciehoofdstad te laten vloeien. Ik begrijp helemaal wat ze toen bedoelde en ongetwijfeld nog altijd doet. We zijn vier jaar verder. Zarra is negentien jaar en studeert toegepaste psychologie aan Howest.

Ik zou graag eens weten of er in Brugge ondertussen meer wordt geknikt. Ik hoop het. Niet alleen voor Zarra, maar voor de hele samenleving. Daarom is dit meer dan een brief, beste toevallige passant. Het is een oproep, een hele warme en goedbedoelde. Treed wat meer uit je eigen leefwereld en probeer wat meer te connecteren met andere mensen. Ook al ken je die van toeten noch blazen.

Probeer het gewoon eens. Een simpele knik, een rustige goedendag, een korte babbel in de lift, op de trein of bus. Je zal snel merken dat het je horizon verruimt, andere mensen zichtbaar gelukkig maakt en bovendien bijdraagt aan je eigen mentale welzijn. Beste toevallige passant, jij kan iemands dag maken met een klein gebaar. Velen zullen je dankbaar zijn. Ik ook.

Met warme groet,