Voor oudere lezers zal hij wellicht vooral de zoon van kapitein Zeppos zijn, de held van de legendarische jeugdserie uit de jaren 60. Maar zelf is Vincent Rouffaer (71) – de zoon van Senne – regisseur van succesvolle tv-series als ‘De Collega’s’, ‘Alfa Papa Tango’, ‘Kongo’, ‘Witse’ en ‘Aspe’. En bovendien: hij is getrouwd met een Leffingse en woont sinds een negental jaar met haar in Oostende.
En of hij de Mercator kent. Hij draaide er een documentaire over pater Damiaan, van wie het lichaam destijds met de driemaster werd gerepatrieerd. De liefde voor Oostende is met de jaren gegroeid. “Mijn vrouw is hier geboren en liep hier school. We leerden elkaar kennen op de BRT, waar ze als regieassistente werkte. Toch dacht lange tijd geen haar op ons hoofd eraan om naar Oostende terug te keren. Maar toch, 18 jaar geleden kochten we hier een appartement met de bedoeling er ooit te gaan wonen. En acht, negen jaar terug kwamen we definitief naar hier. Ik woonde 50 jaar in Brussel, maar zag de stad serieus verloederen. Oostende vind ik veel verzorgder.”
Brusselaars voelen zich doorgaans thuis in Oostende, niet?
“Dat heeft te maken met Leopold II, die zowel in Brussel als hier een grote signatuur achterliet. Architecturaal zijn beide steden onlosmakelijk met elkaar verbonden. De brede lanen, de parken, de grandeur… Toch vond ik het hier 20 jaar geleden nog een gat, om het zo te zeggen. Maar de vele culturele activiteiten hebben er echt een stad van gemaakt. We wonen hier nu zielsgraag en werden echte Oostendenaars.”
Jouw vader, Senne Rouffaer, was in de jaren 60 al een BV. Hoe heb jij dat als kind ervaren?
“Soms was het angstaanjagend. Wij mochten geen speeltuin bezoeken zonder dat hij een pet en een zonnebril opzette. En dan nog werd hij herkend en stonden mensen in de rij voor een handtekening. Maar voor ons was het ook wel plezant. Ik had chance dat kapitein Zeppos bij ons thuis kwam. Maar voor mij was hij gewoon mijn vader. Leuk was ook dat ik mee mocht naar de set en zag hoe het eraan toeging. Daar groeide mijn liefde voor film en tv. Vader was verbonden aan de Brusselse KVS, de Koninklijke Vlaamse Schouwburg. Ik kende er alle acteurs en actrices en werd door hen vertroeteld.”
Was het podium niets voor jou?
“Nee. In mijn jeugd moest ik deelnemen aan ABN-tornooien. Daar werd wel wat verwacht van een zoon van Senne Rouffaer. Mijn broer Peter (acteur, red.) haalde de finale, maar ik stond er doodsangsten uit. Achter de scène zeggen hoe het moet: dat wel. Maar het zelf doen? Niets voor mij.”
Loodste je pa je de BRT binnen?
“Nee, dat was via filmjournalist Jo Röpcke. Hij was onze docent aan het RITCS en vroeg me eens mee te werken aan een radioproject. Zo raakte ik binnen op de BRT. Die bekende vader, dat werkt tegen en dat werkt mee. Aan de ene kant ken je iedereen en gaan veel deuren open. Aan de andere kant wordt ook veel van je verwacht.”
Eind jaren 70-begin jaren 80 regisseerde je de enorm populaire serie ‘De Collega’s’.
“Die serie sloeg inderdaad geweldig aan. Er werd ook vaak meewarig over gedaan, maar langzaamaan zijn De Collega’s cult geworden. Het was een tragikomische serie, in tegenstelling tot Het Eiland, een serie uit 2004-2005 die zich ook op kantoor afspeelde, maar puur comedy was. Het is volgens mij de reden waarom de film De Collega’s 2.0 van Jan Verheyen mislukte. Ze hebben er een comedy van gemaakt, terwijl het eigenlijk geen comedy was, maar een tranche de vie.”
Vind je dat in Vlaanderen goede series worden gemaakt?
“Ik ben een grote fan van de Scandinavische series. Van hen kunnen wij nog veel leren. In Vlaanderen hebben we wel waanzinnig veel goede acteurs. Maar daar wordt minder belang aan gehecht dan vroeger. Vaak worden de beste amateurs gecast, en dat om de prijs te drukken. Ook het aantal draaidagen daalde fors: in mijn beginjaren spendeerden we 21 draaidagen aan een aflevering, op het einde nog acht. Dat haalt het niveau naar beneden. Als regisseur heb je minder tijd voor details. Het moet snel gaan. Veel wordt gedelegeerd naar de montage, die vaak zonder regisseur gebeurt. Er is veel minder ruimte voor een persoonlijke touch. Toch worden er nog heel mooie series gemaakt. Tabula Rasa vond ik een van de mooiste reeksen ooit.”
Wat opvalt aan oude tv-series, is dat alles zo traag gaat.
“Je had vaak ook maar één decor en dus slechts vier camerastandpunten in te nemen. Dat was gewoon trager. Het heeft ook met de manier van monteren te maken. En het leven is nu ook veel sneller. Reclame en internet hebben de manier van tv-maken sterk beïnvloed. Heel wat van mijn vroegere series zou ik nu herdraaien. Niet meer van deze tijd. Maar dat geldt ook voor werk van de grootste cineasten. Je moet eens naar oude films van Woody Allen kijken. Niet meer om aan te zien. Maar vandaag regisseer ik geen hele tv-series meer, wel nog kleinere projecten.”
Wat vond je je mooiste serie?
“Zonder twijfel Kongo, een fictiereeks tegen de achtergrond van de dekolonisatie, uit 1997. Ook omdat ik altijd al een grote liefde voor Afrika had. We filmden in Zimbabwe, omdat het daar het meest op de Kivu-streek leek. We werkten samen met mensen van ter plaatse, maar de decors en kostuums werden van hieruit overgebracht. Een megaproductie. Met de ploeg en de acteurs leefden we zes maanden op elkaars lip en werden zowat familie. Wie erbij betrokken was, spreekt vandaag nog altijd over Kongo. Dat was een zalige tijd.”
Bio
Privé: geboren in Antwerpen op 26 april 1951. Groeide op en woonde in en rond Brussel, getrouwd met Hilde Muyllaert, die in Oostende geboren werd en in Leffinge opgroeide. Drie kinderen van 47, 45 en 34 jaar, vijf kleinkinderen. Woont sinds een negental jaar in Oostende.
Opleiding en loopbaan: studeerde regie aan het RITCS in Brussel. Startte in 1974 als regisseur bij de toenmalige BRT, nu VRT, eerst van muziekprogramma’s, later van fictie. Sinds 1990 zelfstandig freelanceregisseur. Was ook 20 jaar docent aan het RITCS.
Vrije tijd: bergbeklimmen, stappen, op reis met zijn vrouw.
Het beste van KW
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier