Jef Bogaert brengt een ode aan de Veldegemse volkscafés

Wat authentiek tastbaar is uit die vooroorlogse jaren, blijft Jef Bogaert koesteren: een houten tapkraan en jeneverglas, alsook het smeedwerk van de voordeur van 't Burgerwelzijn waarin de initialen B.S. verwerkt zitten: de beginletters van de familienamen van zijn grootouders Bogaert en Standaert. © foto HV
Redactie KW

“Ik vertel u van een tijd die tieners niet kunnen kennen”, zingt Aznavour in ‘La Bohème’. In elk Vlaams dorp of gehucht speelde generaties lang het onbekommerd sociaal leven zich af tussen de kerk en het café. Recent prijkt een naambord op Jef Bogaerts voorgevel. Een ode aan de herberg en de Veldegemse volkscultuur van weleer.

Sanseveria’s voor het raam en sterke verhalen aan de toog. Aan de tapkast de stamgasten met een ‘export’ in de hand, een destijds veel genuttigd biertje. De kroeg van Jefs grootouders heette ‘t Burgerwelzijn en dateert nog uit de tijd waar tapkranen met druk op het vat gemeengoed waren.

“De akte uit 1909 bezegelde de verkoop van ‘woonhuis, herberg ‘t Burgerwelzijn en medegaande erf’ aan Josef-Henri Bogaert en Elodie Standaert. ‘Café houden’ was ook voor hen een bijverdienste. Vier jaar later kochten ze het perceel bouwgrond naast de deur, waar later de werkwinkel van de wagenmakerij verrees. In datzelfde atelier bloeide vanaf de jaren 50 de drankenhandel van mijn vader.”

“Hoe het café er precies moet uitgezien hebben, is me vreemd. Ik herinner me nog vaag waar de dubbele deur van de ‘voorplaats’ naar het achterhuis zat. Door het gekerfd pleisterwerk ontdekten we later waar het vogelpikblok heeft gehangen. De glanzend groene schouwtegels waar ooit de Leuvense kachel gloeide, blijven onze woonkamer kleuren”, vertelt Jef Bogaert.

Baken van volksaard

‘De Congoster’, ‘Plastron’ en ‘Zamba’ zijn ronkende namen die de tijdsgeest van onversneden volksamusement weerspiegelden. Zoals ‘t Burgerwelzijn sierden tal van café’s en feestzalen het Veldegems straatbeeld, van de schaduw van de kerktoren tot aan de gemeentegrenzen. Voor een Davidsfonds-lezing bracht Jefs buur Wilfried Allemeersch er 85 in kaart, waaronder meer dan één naam op dezelfde locatie, en bestaande zaken inbegrepen.

“Je kunt er het dorpsleven van toen en nu in aanvoelen. In cafés vond men gezonde ontspanning, als lid van de schuttersgilde of bolderclubs, met gelegenheid tot dansen. Bepaalde volkscafés heten in de volksmond simpelweg ‘bij Albert Decock’ of ‘bij Maria De Cloedt’, eerder dan ‘Sportlokaal’ of ‘Gildenhuis.’ Op de markt zat het bij Albert tijdens dorpsfeesten afgeladen vol, als thuishaven van FC Veldegem en gevierd renner Gabriël Borra. Bij Maria werden de duiven ingekorfd en liep men na de hoogmis even langs.”

“Toen de treinen nog in Veldegem halt hielden, telde alleen al die buurt zes cafés, waaronder, uiteraard, ‘Wachtzaal’, en ‘Madrid’ waar vooral met ‘statiekermis’ over de dansvloer gewalst werd.”

Vervlogen tijden

Waar een hoofdstuk afsluit voor de een, begint het verhaal van de ander. Vaak hielden kroegbazen ermee op of verdwenen bars onder de sloophamer. De concurrentie op de markt van de vrije tijd is een onmiskenbare evolutie. De weinige Veldegemse herbergen die de tand des tijds doorstaan, kennen niettemin een trouwe aanhang. Op een boogscheut van het kerkplein treft men ‘Boldershof’, stamlokaal van De Vrijschutters en De Veldvink, en doorheen de jaren ook van bolders en vogelpikkers, kaarters en biljarters.

Op de wijk ‘Fruthoek’ is ‘t Strooyhof van Jozef Van Daele en echtgenote Henriette zowat een halve eeuw een thuishaven voor onder meer Velosport Veldegem en de Cerclevrienden. Een onvervalst gezellig dorpscafé met een bescheiden feestzaal waar rust en authenticiteit regeren.

“Eigenlijk zouden alle anekdotes en beeldmateriaal die ik in mijn lijvige map bijeenbracht in boekvorm moeten worden gebundeld”, hoopt Wilfried heimelijk. “Ze getuigen van een volks tijdperk waarvan aankomende generaties geen weet meer zullen hebben.”

(Hendrik Verplancke)