“West-Vlamingen zijn erg creatief in het distilleren van gin”

© Tom Brinckman
Bert Vanden Berghe

In het hartje van onze hoofdstad runt Edward Vanhoutte (44) de Brugse Gin Club. Hij mag gerust dé specialist in onze provincie én daarbuiten genoemd worden. “West-Vlamingen houden van authenticiteit én het verhaal dat achter de gin schuilt.”

Velen zullen gin ongetwijfeld bestempelen als een typisch Brits product, maar de oorsprong van de droge drank ligt in Brugge. De middeleeuwse dichter, auteur en koster Jacob Van Maerlant schreef in 1286 in Damme ‘Der naturen bloeme’, de allereerste natuurencyclopedie in de volkstaal. Door de omschrijving van de jeneverbes als krachtig medicijn werd er geëxperimenteerd met de bes, waardoor jenever ontstond. In de 17de eeuw werd de drank uitgesproken als gin-niver (dat in ons dialect nog steeds zo wordt uitgesproken, red.), verkasten de distilleerders naar Groot-Brittannië en werd de gin geboren.

“Over smaak valt te twisten, maar niet over kwaliteit”

In hetzelfde Brugge waar Jacob Van Maerlant bijna 750 jaar geleden de geneeskundige krachten van de jeneverbes in de verf zette, runt Edward Vanhoutte de Brugse Gin Club. Elk weekend, van vrijdag- tot zondagavond, kan je in de Jozef Suvéestraat, proeven van maar liefst 290 verschillende soorten gins uit binnen- en buitenland. Daarnaast heeft hij er ook een 250-tal in stock om te verkopen. Ook online heeft Edward een afzetmarkt gevonden.

Gastdocent in Londen

Edward kwam na zijn studies Germaanse talen terecht in de academische wereld. Zo was hij 17 jaar lang directeur onderzoek en publicaties aan de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde in Gent. Maar toen zijn team door besparingen werd teruggeschroefd en hij naar eigen zeggen zowat alles had geschreven wat hij wilde schrijven, maakte Edward een carrièreswitch. “Die heeft al bij al een tweetal jaar geduurd”, aldus Edward.

Ik ben altijd bezig geweest met koken en schrijven. Vijftien jaar lang gaf ik kookles in avondschool in onder meer Bornem en Strombeek.” Als freelancer in de foodbusiness schreef hij ook recensies van kookboeken. “Op een gegeven moment kwamen er zo’n 350 kookboeken per jaar binnen. Ik wilde het echt benaderen als een genre op zich. Ik las ze van cover tot cover op een technische manier. Voor veel uitgeverijen waren mijn recensies een vorm van kwaliteitscontrole. Dat ligt nu even stil, maar ik blijf ondertussen schrijven.”

Zo verzorgt hij onder meer de webteksten van Dominique Persoone en de Zoo van Antwerpen. Als ghostwriter schreef hij enkele boeken van Claudia Allemeersch uit Roeselare. En alsof dat niet genoeg was, is hij verder nog steeds gastdocent aan de University College London, waar hij studenten en ervaren mensen begeleid inzake digital humanities, dat de wereld van informatica en humane wetenschappen omhelst. Verder is hij hoofdredacteur van een wetenschappelijk vakblad in die richting.

Uitvalsbasis

“Op een gegeven moment kwam alles samen. Ik zocht en vond een uitvalsbasis voor mijn kookworkshops in een eigen kookstudio waar ik ook fotoshoots kon organiseren. Ik moest zo niet langer zeulen met kookmateriaal naar de andere kant van het land. Maar in de zomer is het kalm als copywriter en lesgever, dus bracht ik mijn gins mee van thuis, kocht ik er nog een aantal extra en begon ik in het weekend een ginclub. Ik ben twee jaar geleden gestart met een 65-tal flessen, maar eigenlijk was het nooit de bedoeling om een bar te beginnen. Het is eerder zo gegroeid.”

“Waarom gin? Ik heb gin altijd lekker gevonden, al sinds mijn zestiende. Ik hield wel van die bittere smaak van gin en het verfrissende van de tonic. Toen vond je meestal enkel een Gordon’s met Schweppes en een citroentje op de menukaart. Dat zeg ik overigens niet op een neerbuigende manier, want Gordon’s is een correcte London Dry Gin’s. Speaking of which, door mijn academisch werk ontdekte ik in Groot-Brittannië en ver daarbuiten vele nieuwe gins. Ik heb er mij door de jaren heen steeds meer in verdiept. Tijdens de week stel ik bijvoorbeeld ginkaarten samen voor horecazaken, of leid ik personeel op om die gins op een zo correct mogelijke manier te schenken.”

“Regelmatig geef ik ook advies aan distilleerders, maar omdat ik niet gebonden ben aan een merk, kan ik altijd objectief en eerlijk beoordelen. Ik ben streng, ja. Als iemand langskomt met een gin op basis van aardbeienessence staat die meteen weer buiten. Over smaak valt te twisten, maar niet over kwaliteit. En dat is al heel snel duidelijk. Ik kan 500 gins op de kaart zetten in plaats van de 290 die er nu op staan, maar de smaak én het verhaal erachter moet kloppen. Mijn motto is dan ook: ‘if we don’t have it, you don’t want it’.

Op KW.be brengen we een zomer lang de gins in West-Vlaanderen in kaart. Volg de reeks op www.kw.be/gin